Professor Van Houtte
De belangstelling van professor Jan A. van Houtte gaat vooral uit naar die periode in de geschiedenis waarin zich de overgang van de Middeleeuwen naar de Nieuwe Tijd voltrekt, met daarin speciaal in de Nederlanden de verschuiving van het economisch zwaartepunt van Brugge naar Antwerpen. Hij ligt dan ook aan de basis van de klassieke visie op dit probleem. Zijn onderzoek naar ‘La genèse du grand marché international d'Anvers à la fin du moyen âge’ (in Revue belge de Philologie et d'Histoire, 19 (1940), p. 87-126) wordt ‘zeer baanbrekend en vernieuwend’ genoemd. Het thema is in latere bijdragen (o.a. in ‘Anvers au XVe et XVIe siècles. Expansion et apogée’, in Annales. Economies, sociétés, civilistaions, 16 (1961), p. 248-278 en in ‘The Rise and Decline of the Market of Bruges’, in The Economic History Review. Second Series, 19 (1966), p. 29-47) steeds verder uitgediept en bevraagd.
Ook de Antwerpse zeventiende eeuw boeit Van Houtte. In een nog steeds geciteerde studie ‘Onze zeventiende eeuw, ‘ongelukseeuw’? rekent hij in 1953 af met het sombere sociaal-economisch beeld van de Zuid-Nederlandse zeventiende eeuw dat toen gemeengoed was. Latere historici hebben zijn ideeën ter harte genomen en de invloed van de richtinggevende studie uit 1953 is tot op vandaag aanwijsbaar.
In de jaren '40 en '50 publiceert Jan van Houtte in diverse Belgische en buitenlandse gespecialiseerde tijdschriften. Zijn werk wordt opgemerkt en internationaal gewaardeerd. Zijn naam als economisch historicus is gevestigd.
De geschiedenis van de Brugse en van de Antwerpse handel in de vijftiende en de zestiende eeuw brengt de Leuvense hoogleraar steeds meer in contact met de geschiedenis van alle Nederlandse gewesten. De Nederlanden als geheel zijn voor hem een belangrijk referentiepunt. Van Houtte wordt een van de voornaamste redacteurs van de naoorlogse door Belgische en Nederlandse historici uitgegeven Algemene Geschiedenis der Nederlanden (12 volumes, 1949-1958). Hij schrijft de inleidingen bij de delen 4, 5, 8 en 11 en bijdragen in de delen 4, 5, 7 en 10. In 1964 verschijnt de Economische en sociale geschiedenis van de Lage Landen. In het ‘Voorwoord’ getuigt Van Houtte dat hij zonder veel aarzelen is ingegaan op het voorstel van de uitgever ‘onder de bekoring weer iets te kunnen bijdragen tot een doel waaraan ik gaarne erken sinds jaar en dag mijn hart te hebben verpand, te weten een betere onderlinge kennis van de landen en volkeren van de Oude Nederlanden te bevorderen, en ze daardoor dichter tot elkaar te brengen’.
Intussen verliest Van Houtte geenszins de band met zijn vaderstad. Van 1972 tot 1992 is hij lid van de Raadgevende Commissie voor het Brugse stadsarchief. Hij speelt er een toonaangevende rol die ongetwijfeld heeft bijgedragen tot de opbloei van het Stadsarchief en van het onderzoek over de Brugse stadsgeschiedenis. Van Houttes grote kennis van het Brugse verleden mondt uit in een ‘algemene geschiedenis van Brugge’. Na Bruges. Essai d'histoire urbaine (1967) - de eerste echte wetenschappelijke synthese van de Brugse geschiedenis - komt de Nederlandse versie Brugge vroeger en nu (1969) en uiteindelijk De geschiedenis van Brugge (1982). Het boek wordt ‘een monument voor Brugge’ genoemd, een standaardwerk, een geschiedenis van Brugge die ingebed is in een ruimere Nederlandse en West-Europese context, geschreven door een auteur met een sterke synthetische geest en heldere betoogtrant.
In Leuven heeft professor Van Houtte niet echt ‘school gemaakt’, wel heeft hij er naar eigen zeggen ‘een aantal historici van grote kwaliteit kunnen opleiden’. Zij hebben in hun werk, ieder naar eigen bekwaamheid en mogelijkheden, diverse aspecten van de ruime historische belangstelling van hun leermeester verder ontwikkeld. Voor studenten en promovendi is professor Van Houtte een veilige gids. Geen letter is onder zijn verantwoordelijkheid ingediend die hij niet had gelezen. Wie onder zijn leiding werkt, vindt in Van Houtte een nauwgezet en kritisch lezer. Hij eerbiedigt de persoonlijke inbreng van elke onderzoeker, moedigt jonge vorsers aan, steunt ze en zet ze aan om voor korte of lange tijd in het buitenland te studeren of onderzoek te verrichten. In de mate dat zijn opdracht aan de universiteit het toelaat reist Van Houtte veel en houdt hij zowat overal ter wereld lezingen en gastcolleges. Na zijn emeritaat vielen hem nog enkele belangrijke internationale opdrachten te beurt. Van 1977 tot 1983 is hij directeur van de Academia Belgica in Rome, om daarna, van 1984 tot 1987 het voorzitterschap van het Wetenschappelijk comité van het prestigieuze Insituto Internazionale di Storia Economica ‘Francesco Datini’ in Prato (Italië) op zich te nemen.
De bibliografie van professor Van Houtte getuigt van een zeer veelzijdige en internationaal georiënteerde historische activiteit. Zijn bibliografische kennis is fenomenaal en beter dan welke andere toenmalige Belgische historicus is hij de geschikte persoon om ter gelegenheid van het Internationaal Historisch Congres van Moskou in 1970 de eindredactie van het bibliografisch overzicht van het historisch onderzoek in België tussen 1944 en 1968 op zich te nemen en tot een goed einde te brengen (Un quart de siècle de recherche historique en Belgique, Leuven-Parijs, 1970). Zoals de Brugse kooplieden uit de vijftiende eeuw kent professor Van Houtte de markt en kan hij uit het overvloedige aanbod met kennis van zaken de kwaliteitsproducten aanwijzen.
Professor Van Houtte is een historicus van Europees formaat, maar zijn Brugse wortels verloochent hij nooit. Wie het voorrecht heeft genoten ooit samen met hem door Brugge te wandelen, weet hoezeer zijn geboortestad hem is blijven boeien en intrigeren. Het is een stad met een internationale dimensie. Deze dimensie is ook aanwezig in het werk van professor Van Houtte. Zo slaagt hij er in het Brugse verleden zowel op het Europese als op het internationale historische forum kenbaar maken.