Publicist en bibliofiel
De functie bij de Belgische delegatie en de vele verplichtingen die daarmee gepaard gingen, beletten Delepierre geenszins om zich te verdiepen in de Engelse literatuur en historische bronnen. Aanvankelijk had hij vooral oog voor feiten die met het vaderland betrekking hadden. Zo vertaalde hij de politieke brieven van de historicus l'abbé Mann (1735-1809) die enige tijd als diplomaat in Brussel verbleef, nadat hij monnik en prior van het Engels Kartuizersklooster in Nieuwpoort was geweest. Voor het Engels lezerspubliek werd Delepierre een uitdrager van de Vlaamse cultuur. Hij introduceerde novellen van Conscience, Ledeganck, Karel Nys en J.A. De Laet. Zijn Sketch of the history of Flemish literature (1860) wordt nog steeds aangezien als het handboek bij uitstek over de Vlaamse literatuurgeschiedenis. Als kenner van de Vlaamse kunst waarover hij menige bijdrage heeft geleverd, werd Delepierre in Londen een invloedrijk lid van The Royal Literary Fund. Hij werd onder meer belast met het artistieke gedeelte in het Belgisch paviljoen op de International Exhibition van 1862. Bij die gelegenheid staken verschillende bekenden uit het vaderland het kanaal over, onder wie Louis Hymans. Laatstgenoemde beschrijft in zijn memoires hoe hij Delepierre mocht vergezellen naar een receptie bij de Duc d'Aumale in Orleans House, Twickenham, dat toen een schatkamer was vol boeken en kunstwerken waaronder een verzameling Vlaamse Primitieven. Samen met Sylvain Van de Weyer behoorde Henri d'Orléans in 1853 tot de stichters van de Philobiblon Society, een exclusieve bibliofielenclub, waarvan Delepierre secretaris was.
Waar Delepierre in Vlaanderen als historiograaf actief was geweest, werd hij in Engeland vooral gefascineerd door de marginale literatuur. In 1852 publiceerde hij Macaronéana, een bloemlezing van burleske, komische literatuur, geschreven in een originele, samengestelde taal, waarvan vele woorden Latijnse uitgangen hebben. In hetzelfde jaar verscheen Bibliothèque Bibliophilo-Facétieuse, met herdrukken van schier onvindbare en uiterst curieuze teksten uit de Italiaanse en Franse literatuur, en van historische satirische chansons aan het Franse Hof. De auteurs ‘les frères Gébéodé’ staan voor de initialen van Gustave Brunet en Octave Delepierre. Pierre-Gustave Brunet (1807-1896) was een befaamd bibliofiel en bibliograaf uit Bordeaux die tijdens de Tweede Republiek lange tijd in Londen verbleef. Hij bracht geregeld verslag uit over Delepierres werken in Franse bibliofiele tijdschriften. L'Histoire Littéraire des Fous uit 1860, werd door Brunet aangevuld met Les Fous Littéraires (1880), als een eresaluut aan een oude geestesgenoot.
Delepierre bracht de laatste levensjaren door in zijn villa, 35 Howley Place, Maida Hill West. Hij stierf in 1879 in Londen, in het huis van zijn enig kind Cornélie, echtgenote van Nicolas Trübner, een van de belangrijkste uitgevers van Paternoster Row en Ludgate Hill. Bij de dood van zijn schoonvader publiceerde Trübner een eervol In Memoriam, For Friends only (1880).
In het cultuurleven van het 19de-eeuwse Brugge betekende Delepierre een typische vertegenwoordiger van een generatie Franstalige Vlamingen die door de ontginning van de plaatselijke geschiedenis en cultuur hebben willen bijdragen tot de Vlaamse bewustwording en het imago van de jonge natie. In Engeland is hij bekend gebleven als bibliofiel en bibliograaf van het eigenaardige boek. Zijn werken verschenen meestal in zeer beperkte oplage en onder onwezenlijke pseudoniemen. Veel daarvan is onvindbaar geworden. Zijn persoonlijke bibliotheek is na de dood van zijn achterkleindochter en enige nakomeling, Claire Christie Crawfurd (1890 - ca. 1950) in het groot aangekocht door de legendarische Londense boekhandelaar E. Joseph om in 1953 uiteindelijk terecht te komen in de Van Pelt Library Special Collections Rare Books van de University of Pennsylvania Library, USA. Daar zal Octave Delepierre wellicht opnieuw ontdekt en bestudeerd worden.