Jozef Suvée, Erminie en de herders. In Rome geschilderd in 1776. Gent, Museum voor Schone Kunsten, olieverfschilderij, 325 × 295 cm
[Foto: Brussel, K.I.K.]
ment met atelier bij de
porte de la colonnade in het Louvre dat hij tot 1801 bewoonde. Zijn groeiende bekendheid werd bevestigd door de publicatie van een karikatuur van zijn grote doek
De verrijzenis van Christus (Brugge, St.-Walburgakerk) dat in 1783 op het Salon in Parijs te zien was. Op de spotprent,
La machine aérostatique (in:
Marlborough au Sallon, Parijs, 1783) werd Christus vervangen door een nieuwerwetse luchtballon, toentertijd een revolutionaire en gewaagde uitvinding! De twee belangrijkste schilderijen uit deze periode zijn toevallig beide nachttaferelen: een preromantische episode uit de Franse nationale geschiedenis
De moord op generaal Coligny (1787, Dijon, Musée des Beaux-Arts) alsook Suvées meesterwerk
De uitvinding van de tekenkunst, een staaltje neoclassicisme van het zuiverste gehalte (1791, Brugge, Groeningemuseum).
Op 20 november 1792 volgde dan de voor een Bruggeling toch wel ongehoorde aanstelling tot directeur van de Académie de France in Rome. De woedende David verklaarde: ‘Mijn voorspelling is werkelijkheid geworden. Wie benoemden ze? Wie? Raad eens... Suvée, de afschuwelijke aristocraat Suvée, dat stuk onbenul Suvée...’. Deze eervolle benoeming werd 5 dagen later na een interventie van dezelfde David prompt vernietigd. Tot overmaat van ramp werd Suvée tijdens de zomer 1794, op het einde van de Terreur, zelfs twee maanden lang in de beruchte gevangenis van St.-Lazare opgesloten. Een eerste herbevestiging van zijn ambt van directeur van de Franse academie in Rome in de herfst van 1795 mag als een rehabilitatie beschouwd worden. Die benoeming werd pas op 11 oktober 1801 door Napoleon Bonaparte bekrachtigd en luidde meteen een nieuwe fase in het leven van de Brugse kunstenaar in.
Maar eerst werd hij nog in 1797 aangesteld tot bestuurslid van het Musée Central des Arts in het Louvre. Dit betekende in feite dat hij één van de conservators werd van het grootste en beroemdste museum ter wereld.
Op het einde van een verblijf van 23 jaar in Parijs, telde Suvées oeuvrecatalogus een 70-tal schilderijen waaronder religieus werk, taferelen uit de nationale (Franse!) geschiedenis, antieke en mythologisch-literaire onderwerpen en, last but not least, psychologisch scherp geobserveerde portretten. Enkele van zijn werken dienden als karton voor wandtapijten. In diezelfde periode onderhield de Brugse academie uitstekende contacten met haar oud-leerling en ze kon steeds op hem rekenen voor de verdere vorming van haar beste studenten. Zo kwamen bv. J. Bernard Duvivier in 1783, Joseph Ducq in 1786, Joseph Odevaere in 1797 François Kinsoen in 1799 en Albert Gregorius in 1801, enz. in de Franse hoofdstad aan. Via zijn leerlingen oefende hij in zijn geboorteland onrechtstreeks invloed uit en introduceerde er aldus mede het neoclassicisme.