Emblemata for ever
Johan van Cauwenberge
Een boekdrinker ben ik altijd geweest. Van kindsbeen af verslond ik al het leesbare wat ik in handen kreeg. Ik schreef verhaaltjes die ik zelf illustreerde en ik verzamelde prentjes over onze vaderlandse geschiedenis; kortom, woord en beeld waren voor mij al heel vroeg onlosmakelijk met elkaar verbonden. De echte emblemata kwamen er pas toen ik rond mijn achttiende oude boeken begon te verzamelen. Jacob Cats was de eerste in rij met een editie uit 1700 van zijn verzamelde werken waarin ondermeer zijn Proteus ofte minne-beelden en de Spiegel van den Ouden ende Nieuwen Tijdt waren opgenomen. Ik had de boeken gekocht omwille van de poëzie en ik kreeg er de prenten zo maar bij. Zonder het te weten was ik binnengedrongen in de boeiende wereld van de emblematiek, het literair genre dat in de zestiende eeuw door de Italiaanse jurist Andrea Alciato was ontwikkeld, ondermeer vanuit de hiëroglifiek.
Emblemata horen perfect thuis in de renaissancesfeer van symbolen en geleerde taalspelletjes, beelden met dubbele bodems en meertaligheid. Het is bovendien een multidisciplinair genre waarbij meerdere kunstenaars waren betrokken. Een auteur bedacht het geleerde motto en schreef het gedicht, waarmee hij meteen ook het beeldprogramma vastlegde dat dan door de tekenaar in beeld werd gebracht en vervolgens door een graveur in koper werd gesneden. In vele gevallen kwamen er ook nog vertalers aan te pas om de motto's en de onderschriften gevat om te zetten in het Latijn, Frans en Italiaans.
De emblemataliteratuur is lange tijd verwaarloosd door de wetenschappers omdat weinigen het genre echt goed konden plaatsen: kunsthistorici zagen de prenten als een vorm van toegepaste kunst, gebruiksgrafiek dus, en keken er wat op neer, maar de literatuurwetenschappers hadden het er dubbel lastig mee: vooral met de plaatjes die de tekst moeten ondersteunen waardoor de poëzie te kort lijkt te schieten in haar uitbeeldingskracht. Het was de beroemde Mario Praz die in de jaren zestig met de publicatie van zijn Studies in Seventeenth-Century Imagery de vernieuwde interesse voor de emblematiek op gang bracht. Bij ons in Vlaanderen heeft vooral de Leuvense hoogleraar Karel Porteman in het begin van de jaren tachtig de aanzet gegeven tot een grondige bestudering van het genre. Leuven is trouwens - o.m. door de organisatie van het internationaal congres voor de emblematiek een paar jaren geleden - een van de belangrijkste studiecentra van het genre geworden.
Emblemataboeken zijn wel altijd gegeerde verzamelobjecten geweest omwille van de vaak luxueuze uitvoering. Collectioneurs van prenten waren de eersten die er oog voor kregen, maar ook literatuurliefhebbers gingen - per taalgebied dan - die werken verzamelen. Oude boeken hebben nu eenmaal iets aparts, niet alleen omdat ze oud zijn, maar ook, omdat ze een uitstraling hebben, iets tactiels om zich hebben wat een nieuw boek - hoe mooi dit ook kan zijn - onmogelijk kan hebben. Vondels vers over de ouderdom kan daar mutatis mutandis ook op worden toegepast: ‘Hoe heeft men het ervaren wijs en simpel: Een hoofd vol kreuken, een geweten zonder rimpel.’
Oude boeken zijn het geheugen van het verleden. Emblematabundels bieden ons en surplus een beeld van een maatschappij waaruit de onze is gegroeid, maar waar wij intussen zo ver van zijn verwijderd dat een interpretatie van het beeldmateriaal al teveel drempels en hinderpalen oplevert om er nog moeiteloos in te kunnen doordringen, laat staan ons erin te vermeien. En toch zijn deze oude emblemata een lust voor het oog en een verrijking voor de geest. Nooit zijn orakels, mysteriën, mythen en poëzie omzichtiger benaderd en liefdevoller geïnterpreteerd dan door de zestiende- en zeventiende-eeuwse emblematici. De eenheid van woord en beeld of de drang naar versmelting van beide genres werd nooit zo sterk gerealiseerd als toen. Zelfs de vorm- en poëzie-experimenten van de Cobragroep en de Vijftigers waren vergeleken bij de emblemata slechts oefeningen in het luchtledige. De grootste dichters binnen ons taalgebied uit de zestiende en de zeventiende eeuw hebben in dit unieke genre hun poëtische sporen verdiend: P.C. Hooft met zijn ‘Emblemata Amatoria’, Cats met zijn al eerder genoemde bundels, Vondel met de ‘Gulden Winkel’, Heinsius met zijn ‘Emblemata van Minne’.
Er zijn meerdere criteria om ze te verzamelen. Het taalgebied of het genre: religieuze of profane emblemata. Ook de auteur of tekenaar. Menig kunstenaar muntte overigens uit in beide disciplines: Jan Luyken, Adriaan van de Venne en Romeyn de Hooghe zijn slechts enkelen die zowel dichtten als etsten. Of omwille van de bundel zelf: sommige verzamelaars zijn jaren op zoek naar diverse - of alle - edities van één werk door de eeuwen heen. Wat je nergens kan consulteren, wil je soms zelf wel verwerven en voor je het weet ben je aan het verzamelen. Maar wie vandaag de dag wil beginnen te verzamelen moet er rekening mee houden dat een emblematabundel al snel enkele honderden euro's kost en de boeken ook vrij zeldzaam zijn geworden. De interesse voor het genre heeft natuurlijk ook de vraag naar originele werken doen toenemen en tegelijk de facsimileproductie op gang gebracht. Daarom zijn universiteitsbibliotheken, antiquariaten en boekenveilinghuizen gezegende oorden voor de echte liefhebbers van originele drukken. In facsimile-edities krijg je wel de inhoud feilloos overgezet, maar je mist de geur, de zachte weerstand van het handgeschepte papier, de onvolkomenheden, de kreuken van de tijd.
Honderden verschillende bundels zijn er ooit verschenen in een tijdsspanne van ruim 250 jaar, tot ruim in de achttiende eeuw. Het