periode omstreeks 1900 gepresenteerd werd. Het onlangs verschenen boek van H.T.M. van Vliet, ‘Versierde Verhalen. De oorspronkelijke boekbanden van Louis Couperus' werk (1884-1925)’ ten slotte, is bepaald een unicum in zijn soort. Het ontgint niet enkel minutieus en volledig het door Bastet aangegeven terrein, maar levert meteen aan iedere verzamelaar het ultieme motief om zich met het collectioneren van het werk van de Hagenaar bezig te houden: behalve voor de kwaliteit van het oeuvre, wordt eindelijk ook nadrukkelijk geattendeerd op de fraaie, oneindig gevarieerde banden uit de tijd van de belle époque, waarin Couperus' boeken werden uitgevoerd.
Die exquise verscheidenheid hebben we te danken aan uitgever Lambertus Jacobus Veen. Hij bewaarde immers de gedrukte vellen van elke nieuwe Couperusroman of - novelle in plano. De bindpartijen maakte hij afhankelijk van de vraag in de boekhandel. De totale oplage van 2000 à 3000 exemplaren deelde hij dus op en liet ze geleidelijk in beperkte partijen afwerken, waarvoor hij dan - dikwijls in overleg met zijn auteur - een bandontwerper aanzocht. De renommee van veel Couperusbanden is onlosmakelijk verbonden met de namen van een aantal befaamde Jugendstilkunstenaars: Jan Toorop (‘Metamorfoze’, ‘Psyche’ en ‘Babel’), R.N. Roland Holst (‘Majesteit’, ‘Hera(c)kles’), T.K.L. Sluyterman (‘Reisimpressies’ en ‘Fidessa’), H.P. Berlage (‘Wereldvrede’ en ‘Hooge Troeven’), J.G. van Caspel (‘Langs Lijnen van Geleidelijkheid’), Chris Lebeau (de gebatikte band van ‘De Stille Kracht’ en ‘Van Oude Menschen, de Dingen, die Voorbij gaan...’), Julius de Praetere (‘Over Lichtende Drempels’) en Theo Neuhuys (‘De Boeken der Kleine Zielen’). Telkens wanneer Veen door zijn voorraad afgewerkte boeken heen dreigde te raken, haalde hij weer een partij uit zijn voorraad, liet er een nieuwe band omheen maken en bracht die op de markt. Het betrof soms heel kleine hoeveelheden... Meer dan eens ook werden oorspronkelijk ingenaaide boeken achteraf toch nog van een band voorzien (wat mede zou kunnen verklaren waarom precies ingenaaide exemplaren - vooral in goede conditie! - zo zeldzaam zijn). Verscheidene titels komen ook voor in steeds weerkerende uniforme uitvoeringen (Maskerband, Standaardband, Werkenband, Gordijntjesband of Poortjesband). Veelal gaat het daarbij dus om eerste drukken, die deel
uitmaken van een recentere bindoplage. Ondanks het feit dat het archief van de uitgever grotendeels bewaard is gebleven, valt toch nog maar tot op zekere hoogte na te gaan hoe vaak Veen voor éénzelfde Couperustitel deze trukendoos heeft opengetrokken en hoe groot de bindpartijen dan telkens wel waren. H.T.M. van Vliet beeldde in zijn publicatie (aanvang 2000) alle hem bekende oorspronkelijke boekbanden van Louis Couperus (tot twee jaar na diens dood in 1923) in kleur af. De méér dan 500 varianten waren het resultaat van jarenlang reizen en speuren in tal van
Een bladzijde handschrift van Louis Couperus
bibliotheken en privé-collecties.
Toch zijn er sedert de publicatie van ‘Versierde Verhalen’ alweer nieuwe varianten door verzamelaars aangetroffen. Hoe delicaat de materie in feite wel is, wordt pas helemaal duidelijk wanneer men bovendien weet dat Veens ‘mathematische talenten’ hem bijwijlen deerlijk in de steek lieten. Soms ‘vergat’ hij een druk (de vierde editie van ‘Majesteit’ en de tweede van ‘Wereldvrede’ zijn er gewoon niet!), waardoor het completeren van een Couperuscollectie lange tijd ‘wachten op Godot’ is geweest. Van ‘Fidessa’ circuleren er dan weer twee (ook van formaat) verschillende tweede drukken. Zelfs Lambertus Jacobus Veen moest wel eens door een wat warrige periode...
Couperus-verzamelen-nu heeft diverse gezichten. Schaft men zich de ‘Volledige Werken’ in vijftig delen aan, dan bezit men de schrijver uiteraard compleet. Men doet in dat geval wél afstand van de esthetische charme van ettelijke schitterende banden en zal allicht nimmer de emotie kennen die ontstaat bij het lezen van een bewonderd boek in de originele druk, zoals de schrijver die te zien kreeg. Uiteraard kan de collectioneur zich al tevreden stellen met één (eventueel latere) bindoplage van de eerste editie van alle afzonderlijke Couperuspublicaties. Hij loopt dan echter nog steeds het risico dat precies enkele van de meest subtiele creaties van eminente boekverzorgers de weg naar zijn bibliotheek nooit zullen vinden. Met als leidraad het boek van professor H.T.M. van Vliet kan de bibliofiel verder de jacht openen op alles wat tijdens Couperus' leven van de man verscheen. Niet alleen gaat er in casu toch nog heel wat ‘latere’ schoonheid voor hem verloren, maar zo'n collectie dreigt de auteur meteen op te sluiten in een voorgoed voltooid verleden en zijn werk te veroordelen tot ‘de dingen die zijn voorbijgegaan’. Finaal blijft er de verzamelaar dus niets anders over dan toe te geven aan de ‘noodzaak’ om alle edities van Louis Couperus bij elkaar te brengen. Zijn collectie moet voor hem de permanente variometer blijven van de populariteit waarop auteur en oeuvre te allen tijde kunnen bogen. Dat externe factoren (een bijzondere verjaardag, een nieuwe bioscoop- of theaterproductie) daaraan soms niet vreemd zijn, zal hij geredelijk willen toegeven. Vaak zorgen die bovendien voor een aantal nieuwe drukken en houden ze de verzamelaar aldus gedurende weken, zo niet maanden, in permanente staat van opwinding. Iemand die onderkomen verschaft aan alle Couperusuitgaven, maakt
ongetwijfeld op zijn boekenplank ook ruimte vrij voor alles wat er over de auteur verschijnt en verschenen is: van de allereerste biografie van Henri van Booven (van 1933) - via de kapitale uitgaven van Bastet en Van Vliet - tot de meest recente, provocerende publicatie van Maarten Klein (uit 2000), met daartussenin het brede gamma van honderden boeken, brochures, in gerespecteerde bladen verschenen artikels of obscure drukseltjes. De collectioneur sluit natuurlijk eeuwige vriendschap met élke literaire ‘lood-gieter’ - hij moge zijn degel ‘Arethusa’, ‘Mikado’, of zonder enig schaamtegevoel zelfs ‘Roofpers’ hebben gedoopt - die de oplage van zijn uitgaven tot enkele tientallen handgezette exemplaren beperkt. Onder het item ‘parafernalia’ ten slotte, koestert hij al wat van ver of nabij tot de sfeer van Louis Couperus behoort. De hele tijd al