Kursaal: volgens Van Dale een gallicisme voor Kurhaus. De Belgische kursalen ontstonden in de loop van de negentiende eeuw: Oostende (1836), Blankenberge (1855), Heist (1865), De Panne (1874), Nieuwpoort (1870), Middelkerke (1891), Westende (1898), De Haan (1899). Vele kuuroorden beschikten vrij snel ook over andere vormen van sociaal vermaak, o.a. over casino's die - niettegenstaande de wet op het verbod van kansspelen (24 oktober
Baden met medische toepassingen (Bilz, 1897)
1902) - decennialang op een gedoogbeleid konden rekenen.
Piscinae: Latijnse naam voor open bad- en zweminrichtingen.
Sauna: combinatie van heteluchtbad en stoombad van Finse origine. Oorspronkelijk werd de damp verkregen door water op natuurstenen te gieten die bovenop een oven gestapeld werden. Na een fase in droge, hete lucht (60 tot 85 graden) wordt de atmosfeer vochtiger gemaakt, waarna men zich afspoelt in warm of afwisselend warm en koud water. Het ritueel wordt afgerond met een ijskoud dompelbad.
Sociale zekerheid: van zodra het thermalisme als therapie door de sociale zekerheid erkend werd, konden grote groepen patiënten van de badkuren genieten. Daardoor verloren de meeste gerenommeerde kuuroorden hun exclusieve aantrekkingskracht voor de bourgeoisie en werden centra als Spa, Contrexéville e.v.a. vanaf het interbellum populaire bestemmingen voor de grote massa. Dit democratiseringsaspect had tevens een weerslag op het socio-culturele leven van de kuurplaatsen.
Spa: kuuroord in provincie Luik, bijzonder bezocht door de Europese elite in de 18de en 19de eeuw; later centrum voor curatieve behandeling van diverse cardiovasculaire aandoeningen. Het woord Spa is in het Engels doorgedrongen als algemeen gangbaar begrip voor kuuroord. Recent verscheen het naslagwerk van B. Burt en P. Price, 100 Best Spas of the World.
Sudatorium: Latijnse naam voor het zweetbad.
Tepidarium: Latijnse naam voor het lauwwaterbad.
Thalassotherapie: afgeleid van het Griekse thalassa, zee. Hydrotherapie waarbij aan het baden in zeewater een heilzame kracht wordt toegeschreven.
Thermaal water: bronwater dat door de specifieke samenstelling (bijv. opmerkelijke gehalte van selenium, silicaten, bicarbonaten of natrium) preventieve of curatieve eigenschappen heeft.
Thermalisme: cultus van het kuren die vooral in de negentiende eeuw een hoogtepunt bereikte met centra als Spa, Baden-Baden, Bath, Vichy, Mariënbad e.v.a. Naast het baden, werd ook speciaal aandacht geschonken aan de curatieve waarde
Lichaamshygiëne in een éénkamerwoning (1946)
van het drinkwater zelf: bijvoorbeeld het gebruik van ijzerhoudend water tegen bloedarmoede of vermoeidheid.
Thermen: afgeleid van het Latijnse thermae, warme baden en het Griekse thermos, warm. Naam van de oude Romeinse openbare badinrichtingen met warmwatervoorziening.
Wellness: modewoord dat in de context van de moderne fitnessrage en beauty farms allerlei verwenkuren omvat: balneotherapiebad, algenpakking, lichaamspeeling, modderbaden, massage, enz.
Zeebaden: de medische waarde van zeebaden drong in Engeland rond 1750 door. De eerste systematisch ingerichte zeebaden ontstonden ook in Engeland rond 1800 en kwamen vanaf 1830 overal in Europa tot bloei. In Scheveningen stamt het eerste badhuisje uit 1818 en in 1883 werd er het Kurhaus gebouwd. De groei van Oostende als badplaats begon vanaf 1830, hoewel de eerste vormen van baden-in-zee rond 1784 te situeren zijn. Om in zee te baden moest men aanvankelijk een ticket kopen waardoor men veertig minuten gebruik kon maken van een badkar die door een badmeester of door koetsier-metpaard het water in getrokken werd.