| |
| |
| |
Julien Vermeulen
Een mozaïek van literaire nostalgie
In recente publicaties evoceren auteurs als Tessa de Loo en Eric de Kuyper bepaalde fragmenten van de ‘great world of the lost spas’: voor De Loo is het Spa, voor De Kuyper is het Oostende. Genuanceerd proberen ze een stukje van een verloren levensstijl te evoceren. Ze doen het vanuit een verschillende invalshoek en met een aparte literaire stem. Maar veel andere romanciers hebben zich ook geïnspireerd op het leven in de grote kuuroorden. Louis Couperus kende natuurlijk Scheveningen, maar tevens Bagni di Lucca waar hij in 1906 verbleef, en met een exotische fantasie probeerde hij het leven in de oude thermen te reconstrueren. Jane Austen en I.S. Toergenjew suggereren op een weergaloze wijze het society-gebeuren rond de kuuroorden van Bath en Baden-Baden: even nippen aan een glas mineraal water én de eindeloze kunst van de conversatie in een sfeer van m'as-tu-vu. In deze bijdrage groeperen we enkele literaire teksten over kuuroorden, in hun verscheidenheid vormen ze samen een kleurrijke mozaïek van literaire nostalgie.
| |
Seneca over de thermen in het oude Rome
‘Maar vroeger waren de openbare baden schaars en helemaal niet extra verfraaid: want waarom zou men een plaats verfraaien die voor een paar centen toegankelijk moet zijn en die voor het nut, niet voor het genot is ingericht? Het water liep niet onder het bassin weg, er stroomde niet voortdurend vers water toe als uit een warme bron en zij vonden het niet belangrijk dat het water waarin zij hun vuil achterlieten, helemaal helder was. Maar het is waarachtig een genoegen die donkere en gewoon met kalk bestreken baden te bezoeken, als je weet dat een man als Cato in zijn functie van aedilis, of Fabius Maximus of een van de Scipio's daarop persoonlijk het toezicht gehouden hebben. Want deze doorluchte mannen hadden als aediles ook tot taak die plaatsen te betreden die voor het publiek toegankelijk waren, te zorgen dat die proper waren en dat de temperatuur er goed en gezond was, niet zoals die tegenwoordig is; er is een temperatuur bedacht die wel op brand lijkt, alsof het erom gaat een slaaf die op een vergrijp betrapt is
Het oudste reclameontwerp ter wereld; toegang tot het badhuis in de Marmerstraat van het antieke Ephese (Turkije, foto J.V.). Gedicht van Martialis (1ste eeuw n.Chr.)
levend te koken. Ik zie het verschil niet meer tussen een warm en een kokend bad.’
Seneca (1ste eeuw na C.), Brieven aan Lucilius 86, 9-10.
| |
Michel de Montaigne over Bagni di Lucca
‘Op zaterdag ben ik vroeg in de ochtend water van Bernabò gaan halen. Dat is een van de bronnen op deze berg; en het is verbazingwekkend hoe veel er zijn, zowel warme als koude. De berg is niet al te hoog. De omtrek is misschien drie mijl. Men drinkt alleen uit deze bron, de voornaamste, en uit deze andere, die pas een paar jaar in gebruik is. Een zekere Bernabò, die melaats was en alle waters en baden van alle bronnen had geprobeerd, nam toen hij door de dokters was opgegeven zijn toevlucht tot deze, waar hij genas. Daardoor is ze in aanzien gekomen. Er staan geen huizen omheen, alleen een klein afdak, en stenen zitplaatsen aan het kanaal: dat is van ijzer en kort geleden aangelegd, maar van onderen grotendeels aangevreten. Men zegt dat het is aangetast door de krachtige werking van het water: en dat is heel waarschijnlijk. Dit water is wat warmer dan het andere, en volgens de publieke opinie zwaarder verteerbaar en sterker. Het ruikt een beetje meer naar zwavel, maar slechts een beetje: en waar het neerkomt, wordt de grond askleurig, zoals bij
De badhuis-portier Dasius
Dasius die op het eerste gezicht
omvang en grootte, postuur en gewicht
doorgeeft van ieder die 't badhuis betreedt
en dan meteen ook 't entreebedrag weet,
vroeg Spatalè met haar monumentale
boezem entreegeld voor drie te betalen.
Maar de verrassing voor hem was compleet
toen Spatalè het ook werkelijk deed
Martialis, Epigrammen 2.52
ons, maar niet opvallend. De bron bevindt zich, als men rond de voet van de berg loopt, iets minder dan een mijl van mijn verblijfplaats en is veel lager gelegen dan alle andere warme; zij ligt ongeveer een pieklengte, of twee, van de rivier; ik dronk er vijf pond van, met wat moeite omdat ik me die ochtend niet erg goed voelde. De vorige dag had ik na het middagmaal in de hitte een lange wandeling van ongeveer drie mijl gemaakt, en daarna het avondmaal gebruikt. Ik voelde dat de uitwerking van dat water wat krachtiger was; ik begon het binnen een half uur te lozen. Om naar huis te keren maakte ik een grote omweg van zo'n twee mijl. Of deze buitengewone inspanning mij goed heeft gedaan, weet ik niet, want de andere dagen ging ik meteen terug naar mijn kamer om geen kou te vatten in de ochtendlucht, en de huizen liggen nog geen dertig passen van de bron. Het eerste water dat ik loosde, was natuurlijk, met veel graveel; het andere kleurloos en onverteerd. Talloze winden. Bij het lozen van ongeveer het derde pond begon het iets roodachtigs te krijgen. Meer dan de helft was ik voor het middagmaal kwijt... De bergen in de omgeving zijn bijna alle geschikt voor het verbouwen van graan en druiven, waar ze vijftig jaar geleden nog vol stonden met bossen, met kastanjebomen. Er zijn er paar kale bergen te zien met sneeuw op de top, maar heel ver weg.
| |
| |
Tunbridge Wells in 1748.
Tekening Loggan
Het volk eet brood van hout: dat is hun benaming voor het brood van kastanjes, hun voornaamste oogst: het wordt gemaakt zoals dat wat men in Frankrijk pain d'épices noemt. Ik heb nog nooit zoveel padden en slangen gezien. En uit angst voor slangen durven de kinderen vaak geen aardbeien plukken: die zijn er in grote overvloed in de bergen, tussen de struiken.’
Michel de Montaigne, Journal de voyage en Italie par la Suisse et l'Allemagne en 1580 et 1582 (vert. A. Haakman)
| |
Daniel Defoe over Tunbridge Wells
‘De Dames die hier verschijnen, vormen inderdaad de roem van de Plaats; naar de Bronnen komen om het Water te drinken is een loutere gewoonte; sommige drinken, het grootste deel drinkt niet, en weinigen drinken Fysisch: maar Gezelschap en Ontspanning is de grote attractie van de Plaats; en deze Mensen die elders niets anders te doen hebben, schijnen de enige Mensen te zijn die werkelijk iets te doen hebben in Tunbridge...
Tunbridge is overstelpt met Gokkers, Dieven, Intriganten; evengoed als met Modegekken, Beautés, Dandy's en dat soort meer. Tunbridge is er zo vol van als men het kan wensen. En het overschaduwt een beetje de Ontspanning van de Eerbare en Waardevolle Personen die er heen gaan om er in onschuld Ontspanning te vinden. Echter: een Man met Karakter en goed Gedrag kan best deftig Gezelschap vinden dat hem goed past...’
Uit: A Tour through Great Britain (1724-1727)
| |
Jean-Jacques Rousseau over het baden
‘Talloze volkeren baden hun pasgeboren kinderen zonder meer in rivieren of in zee. Maar onze borelingen, al in de moederschoot door de weekheid van vaders en moeders verwekelijkt, komen ter wereld met een verwend temperament dat niet onmiddellijk moet worden blootgesteld aan de beproevingen die het kind weer zullen moeten harden. Heel geleidelijk aan kan men een zuigeling weer tot zijn oorspronkelijke kracht terugbrengen. Begin dus de heersende gewoontes te volgen, en wijk daar zeer geleidelijk van af. Kinderen moeten vaak worden gewassen, zoals blijkt uit hun onzindelijkheid. Door ze alleen maar schoon te wrijven rijt men hun huid stuk; maar het is geraden, naarmate ze sterker worden, het badwater graad voor graad kouder te maken, tot u ze ten slotte zomer en winter wast in koud, zelfs ijskoud water. De afkoeling moet geleidelijk, langzaam en onmerkbaar geschieden, om hen niet aan al te plotselinge overgangen bloot te stellen, en om de precieze temperatuur van het water te meten, kan men een thermometer gebruiken.’
Uit: Emile ou de l'éducation, (1762)
| |
Jane Austen over Bath
‘Catherines vastberadenheid om Miss Tilney te ontmoeten zette zich de volgende morgen opnieuw met volle kracht door; en tot het gewone ogenblik dat ze naar de Pump Room zouden gaan, voelde ze een onbehaaglijke vrees dat iets hen het opnieuw zou beletten. Maar niets van die aard deed zich voor, geen bezoekers weerhielden hen; en ze vertrokken all drie ruim op tijd naar de Pump Room, waar de gewone reeks gebeurtenissen en de normale conversaties plaatsvonden. Mr. Allen, nadat hij zijn glas water gedronken had, sloot zich bij enkele heren aan om over de politiek van de dag te praten en om hun krantenberichten te vergelijken; en de dames wandelden samen op en neer, aandacht schenkend aan ieder nieuw gezicht en aan bijna ieder nieuwe hoed in de zaal. De dames van de Thorpe-familie, begeleid door James Morland, verschenen binnen het kwartier in de menigte, en Catherine nam direct haar gebruikelijke plaats aan de zijde van haar vriendin in. (...) Uiteindelijk echter, kon ze zich van haar vriendin losmaken onder de voorgewende noodzaak om met Miss Tilney te spreken, die ze net heel vrolijk met Mrs Hughes in de zaal zag binnenkomen, en bij wie ze aanstonds aansloot, met een grotere vastberadenheid om met haar kennis te maken dan dat ze er de moed zou toe gehad hebben was ze de dag ervoor niet zo ontgoocheld geweest. Miss Tilney begroette haar met grote beleefdheid, en bejegende haar met een gelijkgestemde welwillendheid, en ze zetten hun gesprekken met elkaar voort zolang beide gezelschappen in de zaal bleven; en hoewel geen enkele opmerking gemaakt werd of geen enkele uitdrukking gebruikt werd die nog geen duizend keer voordien, onder dat dak, in ieder Bath-seizoen, gebruikt werd, toch was het een bijzonder ongewone verdienste dat ze in eenvoud en waarachtigheid, en zonder persoonlijke verwaandheid, uitgewisseld werden.’
Uit Northanger Abbey, (1818)
| |
Michel-Nicolas Jolivet over Spa
‘Die bronnen heten Le Pouhon, Le Tonnelet, La Sauvenière en La Geronster. Elke bron heeft een andere smaak. Alleen het water van de Pouhion kan worden vervoerd. Het is dan ook gecommercialiseerd. Het water van de Tonnelet en de Sauvenière moet ter plaatse worden gedronken. Toch drinkt men het water van die laatste bron ook in Luik, dat op 7 mijl ligt. Het water heeft er dan ook heel veel van zijn kracht verloren. Aan de Tonnelet neemt men koude baden. Men moet er voor zorgen dat men eerst het hoofd onder het koude water brengt, anders stijgt het bloed door de koude naar het hoofd en dat houdt wel enig risico in. Het water van de Geronster, de beroemdste van de bronnen, kan men alleen ter plaatse drinken. Bij het minste contact met lucht verliest het water zijn kwaliteit. Het water heeft er de smaak van rotte eieren. De Sauvenière smaakt naar de schimmel van pastei. De Tonnelet is bitter en een beetje gezouten. De Pouhon heeft de smaak van stof’ (...).
Eenmaal terug van de bronnen gaat men naar de Vauxhal. Het is een grote zaal, waarmee meerdere kleinere zaaltjes verbonden zijn en waar men zich volvreet. Het plafond is niet zo mooi geschilderd. De zaal heeft, volgens Italiaanse stijl, vooraan zes kruisramen. Een gelijk aantal deuren maakt de verbinding met de kleine zaaltjes. Men verlaat de zaal om half één en gaat zijn toilet maken. Het diner wordt om 3 uur opgediend. Om 5 uur begeeft men zich naar het spektakel en vandaar naar de Redoute. Het gezelschap is slecht maar de zaal is behoorlijk mooi. Deze wordt dan 's avonds inge- | |
| |
richt als speelzaal, waar men zich verdringt rond het faro-spel. De Redoute is een grote zaal in de vorm van een rechthoek, versierd met achttien Corintische zuilen die een kroonlijst van dezelfde stijl als dekstuk hebben. Het plafond, beter geschilderd dan dat van Vauxhal, wordt verlicht door de ‘oeils-de-boeufs’, ronde ramen, die achter de kroonlijst liggen. 's Avonds zorgt een rij lampions voor de verlichting. De lampions
Romeinse baden te Bath.
zijn onzichtbaar en zorgen voor een prachteffect (...).
Uit: Description du pays (...) de Liège (1783)
| |
Jules Janin over Spa
‘In Spa leeft men in de open lucht, te paard, te voet, in een wagen, in gesprek, in zalig nietsdoen. Men heeft een dag meer, dat is waar, maar een dag die licht is te dragen! Wat men gedurende 24 uur doet, weet men gewoon niet, daar is alles mee gezegd. De zieken? In Spa zijn alleen maar mensen die genezen zijn. De knappe zieken komen zich genezen met bals, omdat ze de hele winter te veel gedanst hebben, met zanglessen, omdat ze te veel hebben gezongen; het is hun toegestaan. Wat zeg ik: toegestaan? Het wordt hun opgelegd mooi te zijn, en goed gekleed en te glimlachen. Men drinkt drie glaasjes water, men rijdt paard om zich te ontspannen, men rijdt paard om uit te rusten van het rijden in een koets; na het bal gaat men naar het toneel, het bal is de voorloper van het concert.’
Uit: Revue des Deux Mondes (1849)
| |
William Thackeray over Spa
‘... die ellendige heidenen konden aan mijn gezicht niet zien, dat ik geen voetknecht was, maar een groot en populair schrijver; ik denk dat ik, zodra ik terug ben in Engeland, twee schilderijen laat maken, voorstellende de eigenaar van Hotel Oranje, die een kamer weigert aan de beroemde Timarh en de eigenaar van Hotel York, die slechts een dakkamer heeft voor deze onsterfelijke schrijver. Arme blinden... Nadat ik ten slotte een mij waardig appartement had gevonden in het Hotel der Nederlanden, was mijn eerste zorg de stad te verkennen en een glas water te drinken in de Pouhon, waar wijlen Peter de Grote, keizer van alle Russen, eveneens gedronken heeft, zodat ten minste twee grote mannen zich aan deze bron hebben gelaafd. Daarna heeft men mij naar de baden gevoerd waar, onder mijn raam, een prachtig concert werd gegeven met blaas- en strijkinstrumenten. Enkele honderden lieden van goede afkomst verzamelden zich op de promenade om mijn aankomst te vieren; dit laat geen twijfel over. Men is in dit oord van elegant vermaak zo beleefd, dat men een beroemde vreemdeling rustig laat wandelen zonder hem lastig te vallen, zonder zelfs te tonen dat men hem opmerkt.’
| |
I.S. Toergenjew over Baden-Baden
‘- Baden is inderdaad een aangename plaats, antwoordde Potoegin, schuins naar Tatjana kijkend: heel aangename plaats, Baden.
- Ja, maar wel veel te aristocratisch, voor zover ik kan oordelen. Wij hebben al deze tijd in Dresden gewoond... een heel interessante stad; maar hier is het beslist een raout.
- Dat woord vindt ze blijkbaar mooi, dacht Potoegin. - U hebt dat volkomen terecht opgemerkt, zei hij hardop: maar de natuur is hier verbazend en zo'n ligging zal men zelden vinden. Dat moet uw reisgenote in het bijzonder waarderen. Nietwaar, juffrouw? voegde hij er aan toe, deze keer direct Tatjana aansprekend.
Tatjana sloeg haar grote heldere ogen naar Potoegin op. Het leek of ze niet begreep wat men van haar wilde en waarom Litwinow haar de eerste dag al met een onbekende in kennis bracht, die overigens een verstandig en goed aangezicht had en haar vriendelijk (en voorkomend) aankeek.
| |
| |
- Ja, zei ze ten slotte, het is hier mooi.
- U moet het Oude Slot bezoeken, vervolgde Potoegin: ik raad u vooral aan naar Iburg te gaan.
- Saksisch Zwitserland, begon Kapitolina Markowna...
Trompetgeschal rolde door de laan: de regimentsmuziek uit Rastadt (in 1862 was Rastadt nog een bondsvesting) begon zijn dagelijks concert in het paviljoen, Kapitolina Markowna stond meteen op.
- Muziek! zei ze: muziek à la Conversation!... Daar moeten we heen. Het is nu na drieën, niet? De monde komt nu samen?
- Ja, antwoordde Potoegin: dit is voor de monde hét uur, en de muziek is prachtig.
- Dan hebben we geen minuut te verliezen. Kom, Tanja.
- Mag ik u begeleiden? vroeg Potoegin, tot Litwinows niet geringe verbazing: het kwam niet bij hem op dat Potoegin door Irina gestuurd kon zijn.
Kapitalonia Markowna glimlachte.
- Met het grootste genoegen, monsieur, m'sieur...
Potoegin, souffleerde deze en bood haar zijn arm.
Litwinow gaf Tatajana de zijne, en beide paren begaven zich naar het Konversationshaus.’
Uit: Rook (1867)
| |
Louis Couperus over de Romeinse Thermen
‘Over de balustrade van de rotonda zag Gordianus in het tepidarium neer, klaterend van de waterstralen uit vier zilveren tritonen-monden gespoten in vier immense bassins, waartussen de Menigte omging. De badmeesters beijverden zich om de baders en de baadsters, naakt, en velen van lichaam mooi, want daar men wist, dat de keizer zou komen, en hij gaarne mooie lichamen zag, baadden velen zich om zich te doen opmerken, heimelijk hopende op genot en geluk. De keizer was de eerste, die vergunning gaf tot deze gemeenschappelijke baden, maar in deze vroegte des morgens was nog een kalmte van zinnen en behaagzucht de enige passie: opgemerkt te worden nog het enig genot, naast de zaligheid van het bad zelve.
Gordianus, moe en mat in zijn merg, maar vol week welbehagen in zijn zenuwen, hoorde niet naar zijn cliënten, liet droomdwalende de ogen weiden over de ongelooflijke spanning van het gewelf, dat uit de bronzen balustrades omhoog zich koepelde: koepeling, waarnaar de beroemdste architecten kwamen kijken en die ze ongelooflijk noemden, ook al zagen zij met eigen ogen; en het was de jonge Romein of het gewelf een ronde schulp was, vol van de echo's van het watergeruis beneden. Want vooral uit de immense piscina van het frigidarium, het koudwater-zwembad, zichtbaar ook van de rotonda, ruiste het watergebruis der tritonende zwemmers, plassende, proestende, lachende, spelende, tussen de wanden vol beelden in nissen, de zon goud neerzevende door het loverenvlechtwerk van roze bloeiende bruidstraan, die de zware trossen tussen de grote bladeren tot een dicht dak van koelte saamstrengelde. Een frisheid van wind, die dóorwoei en een zoelte van getemperde zon mengelde een atmosfeer van zaligheid, die het opgeplaste water nog afkoelde met een getinkel van regenboogkleurende droppelen. Het onophoudelijk ververste water werd langs de aquadukten der Aqua Marcia over de Drususboog de Thermen binnengevoerd, gulpte breed uit leeuwenmuilen ontzaglijk, in een wateren overdaad en frisheid, die de gapende monsterkoppen onophoudelijk ontstroomde. Dit was alles van afmetingen bovenmatig, van welvingen ongelooflijk, van wandvlakten eindeloos, eindeloos: een alruime koelte van lucht en van water, alleen al weldadig te ademen en ontspannend voor zenuwen, en vele baders, nog niet gekleed, maar slechts gekapt, gebalsemd, gemasseerd en gegeurd, de wijde badmantel om, lazen bij de balustrade de acta-diurna, grote wastafelen aan de wand, waarop vermeld het nieuws van de dag, - of keken neer, droomden neer naar het frisse gespeel van die zwemmers.’
Uit: De berg van licht (1905)
| |
Louis Couperus over Bagni di Lucca
‘- Waarom gaat u naar binnen?
Hij sprak door in het Italiaans. Zij, weifelend, in beide talen:
- Het is te warm... in de tuin...
- Het is niet te warm. De lucht is zuiver. De zon is heerlijk.
- Het is MIJ te warm...
Hij zag haar bleek worden, en het was in hem nu plots de dokter, die sprak:
- Is u niet wel?
- Neen, ik ben niet wel.
- Wat heeft u?
- Ik ben niet heel wel. Ik ben lijdende...
- En ik laat u maar staan...
Hij stond op, greep naar een rieten stoel.
- Neen, dank u, ik ga naar binnen.
- De lucht zal u goed doen. Wees niet bang voor de lucht.
Zij liet zich bijna vàllen in de rieten stoel, die hij met een luchtige zwaai voor haar zette. Haar ogen sloten.
- Wat is ze aanbiddelijk lief... zo bleek en zo blond! Dacht hij vertederd. En hij vroeg:
- Komt u hier voor de baden?
- Neen... voor de lucht...
- Blijft u enige tijd?
- Mijn dokter wil het.
- Wie is uw dokter?
- Professor Lurazzi, van Florence.
- Ik kèn hem. Een Italiaanse beroemdheid...
- U kent hem...
- Ja, ja, persoonlijk. Ik ben ook dokter. Maar ik ben maar militair-geneesheer... Tenento-medico. Geweest...
- Niet meer...?
- Neen... De lucht zal u hier veel goed doen. De lucht is hier licht en vòl zuurstof.
- Dit is een lief hôtel. De tuin is zo vol schaduw. Ik moet maar stil zitten, hier in de schaduw...
- Geheel de Bagni di Lucca, de gehele “Villa” is omringd van schaduw. Er zijn hier prachtige, oude bossen. Maar... heeft professor Lurazzi gezegd, dat u maar stil moest zitten, in schaduw...?
Zijn stem werd innig teêr. Zij was diep klinkend, viriel beslist, en kon daarbij soms, vooral bij een vraag, teêr, innig klinken, als de stem van een grote sterke kerel, die zich klein maakt, om een zieke, een zwakke, een kind niet al te veel te verschrikken. In de hospitalen hadden zijn soldaten zijn stem zó gehoord, als zij ziek waren.
- Neen, dat heeft de professor zo niet gezegd, maar...
- U moest eer lopen, en, zo niet in de zon, toch in het licht...
Zij zag hem, een beetje hoog, aan, verrast, even beledigd, bekoord, en vroeg:
- Waarom?
- Omdat het licht gezonder is dan de schaduw, al is de zon zelve wel eens te fel.’
Uit: Aan de weg der vreugde (1908)
| |
Maurice Gilliams over Kneipp
‘Oom Ferdinand was zelf altijd krank of zuchtig geweest. Dit had hem niet belet in het zakenleven een grote energie aan de dag te leggen. Bij het geringste voorteken van zijn steeds terugkerende benauwdheid werd zijn geneesheer ontboden, en lang geleden was hij bij pastoor Kneipp, de befaamde grondlegger van een nieuwe Wasserheilmethode, om raad geweest voor zijn wispelturig gestel. Kneipps So sollt ihr leben kende hij uit het hoofd en dagelijks kreeg ik er citaten uit te horen als ik in doorgezakte houding aan tafel zat of mijn voedsel niet lang genoeg kauwde. Dank zij een geregeld monnikenleven had oom een hoge leeftijd bereikt.
Om te beginnen mocht ik geen halve nachten meer met mijn werk bezig blijven; als een schoolknaap werd ik tijdig naar bed
| |
| |
gestuurd. Klokslag tien uur was het huis omgeschapen in een volière met slapende vogels. Te middernacht liep er een treiterende wekker af. Het duurde niet lang of men hoorde oom Ferdinand een stortbad nemen. Daarna werd alles rustig in huis. Druipnat van het ijskoude water, in zijn badmantel gewikkeld, kroop hij als een doorgewinterde kuurgast weer zijn bed in. Aan zijn zwaar gesnurk kon men horen, dat hij dadelijk in een weldadige slaap gedompeld lag.’
Uit: Libera nos, Domine (1928)
| |
Ernest Claes over Montecatini
‘Een minimum aantal dagen is voorgeschreven wil men al de heilzame gevolgen en effecten van de badkuur genieten. Dat staat geschilderd op de huizengevels, wordt u voorgehouden door grote plakkaten langs de Viale Verdi, en dat gaapt u aan op uw slaapkamer, in de gangen, op de W.C.'s en in de estaminees. Tenminste 11 dagen. Het klinkt bijna als ‘Nog veertig dagen en Ninive zal vergaan’ uit de bijbel van Jonas. Maar ze hebben gelijk, de Montecatinianen. Hoe wilt ge dat ze iemand met een goed hart zouden genezen die maar vijf of zes dagen verteer meebrengt! Alleman moet leven....
Mijn Montecatini heeft echter iets eigens. Ik ben, tot mijn spijt, niet betaald om reclame te maken voor dat lieve plaatsje, maar in alle eerlijkheid kan ik getuigen dat, van alle kuursteden die ik in Europa heb bezocht, en het zijn er eilaas vele, ik geen enkel plaatsje ken dat zo mooi, zo keurig onderhouden, zo perfect aangepast is aan zijn bestemming als Montecatini. Het ligt
Voorpagina van de Liste des Seigneurs et Dames, 6 juni 1776.
op een uurtje rijden van Florence, vlakbij Pistoia en Lucca, het historisch gebied van alle kunsten’
Uit: Over reizen en reizigers (1952)
| |
Godfried Bomans over Europese kuuroorden
‘Hoe komt het toch, dat alle Europese badplaatsen elementen van Oosterse architectuur in zich bevatten? Het voornaamste badhotel heeft, als het tenminste
In de tweede helft van de 18de eeuw werd Spa jaarlijks reeds bezocht door duizend kuurgangers die er bij hun aankomst hun naam (of een pseudoniem...) lieten inschrijven in de Liste des Seigneurs et Dames en naamkaartjes lieten drukken ter attentie van andere bezoekers. Deze aristocratische allures zetten lange tijd een stempel op het stadsbeeld.
uit het einde van de vorige eeuw of vroeger dateert, een koepelvormig dak en wordt door minaretten geflankeerd. De toegangen zijn gewelfd, het gietijzeren lofwerk voor de ramen herinnert aan het serail, de stenen ornamenten vertonen Perzische trekken. Dit is ook in Cannes en Monte Carlo het geval, in Brighton en Bath, in Folkestone, Monaco en aan het Kurhaus van Scheveningen. Zelfs in door land omsloten badplaatsen als Spa en Marienbad, Buxton en Aix-les-Bains ziet u het terug. Overal herkent u dezelfde karakteristiek: het aroma van Duizend en Een Nacht, architectonisch uitgedrukt... Wij hebben hier, zo dacht ik, te maken met een gevolg van de strenge monogamie die, althans uiterlijk, tot in deze eeuw werd overeind gehouden. Het gaan naar een badplaats betekende voor een man iets geheel anders dan. In zee ging hij nimmer, u zult daarin op oude foto's geen spoor van menselijk leven aantreffen. Het ging daar ook niet om. Het ging de man om een joyeuzer bestaan te land. Daar wachtten hem andere vrouwen dan de zijne en een vrijere existentie. Hij ging de bloemetjes buiten zetten, tijdelijk, maar hevig. De bouwkunst weerspiegelde naar buiten wat er binnenin gebeurde. Zij is altijd de schelp van een idee en het idee was in dit geval een haremgedachte, die alleen daar kon worden gerealiseerd.’
Uit: Denkend aan Vlaanderen (1967)
| |
Tessa de Loo over Spa
‘Ten slotte stapte ze bruusk uit bed, schoof in haar badslippers; trok haar ceintuur stevig om haar middel en liep naar de deur, vastbesloten de vrouw zo snel mogelijk van zich af te schudden. Het binnendringen in de in licht badende hal was als het betreden van een tempel die aan de godin van de gezondheid was gewijd. De vloer van grote, diagonaalsgewijs gelegde tegels van gebroken wit marmer schiep, samen met een vide die vrij zicht gaf op de balustrade van de eerste verdieping, een illusie van uitgestrektheid. Die werd versterkt door een plafondschildering waarop een fondantkleurige Venus in een schelp kwam aandrijven uit zee, omringd door mollige cherubijnen. Altijd was daar ook het geluid van stromend water, veroorzaakt door twee fonteinen van grijs-bruin geaderd marmer aan weerszijden van de hal, geflankeerd door robuuste Griekse zuilen. Uit een vergulde vrouwenkop kwam, als een uitgestoken tong, een glanzend kraan- | |
| |
tje waaruit een dun stroompje water liep. De ene fontein, bruin uitgeslagen van het ijzerhoudende water waarbij de rijke Europese aristocratie in betere tijden genezing had gezocht voor haar bloedarmoede, stond in rechtstreekse verbinding met de Source-de-la-Reine, de andere met de Source Marie-Henriëtte, een bron waaruit fluweelzacht water vloeide dat alles toxines uit het lichaam verdreef.
In het heiligdom van de eeuwige
Voor de 19de-eeuwse kursalen en badinrichtingen inspireerden de architecten zich op de Islamitische traditie en de oriëntaalse stijl.
jeugd had de bejaarde Duitse zich een antieke stoel toegeëigend. Bladerend in een tijdschrift, nippend aan een glas bronwater, wachtte ze op Lotte...’
Uit: De tweeling (1993)
| |
Eric de Kuyper over Oostende
‘Het mondaine werd in de architectuur weerspiegeld door het aantal en het prestigieuze karakter van de hotels. In 1910 telde Oostende er zo'n zestig met elk meer dan vijftig kamers. De vier tophotels aan de zeedijk konden samen vijftienhonderd gasten herbergen: Hôtel Continental, Hôtel de l'Océan en Hôtel de la Plage hadden elk de beschikking over driehondervijftig bedden, alleen het Splendid Hotel had er meer, namelijk vierhonderdvijftig. Meteen daarna volgde het Royal Palace Hotel met vierhonderd kamers. (...) Van al die grands hôtels is er slechts één overgebleven, en dat was nog een laatbloeier ook: het Hôtel des Thermes, in 1929 op de Koninklijke Galerijen gebouwd. Het herbergde verschillende baden: een zwembad, een warmwaterbad (caldarium), een lauwwaterbad (tepidarium), een koudwaterbad (frigidarium) en Turkse baden. Er was ook een massagezaal (unctuarium). Alles in fraaie art-decostijl. Toen ik in de jaren vijftig met mijn vriendje Johnny in dat hotel logeerden daalden we dagelijks in die ondergrondse spelonken af waar hij zich in verscheidene baden moest laten behandelen. Twee maanden lang. Van de art-decostijl bezit ik slechts vage herinneringen, want die stijl riep gemengde gevoelens op.
Dat aparte leven in een hotel, waarin een hele wereld, een hele stad - inclusief een eigen symfonieorkest - waren ondergebracht, is feitelijk na de Eerste Wereldoorlog verdwenen.’
Uit: Met zicht op zee (1997)
| |
Noot:
Voor suggesties danken we F. Bonneure, L. Daems, P. Lateur en B. von Fisenne
|
|