Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 50
(2001)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| ||||||||||||||||||
Robert Nouwen
| ||||||||||||||||||
Oorsprong van de Romeinse badcultuurHet belang van de thermen in de Romeinse wereld staat boven iedere discussie. Zij maakten een integraal deel uit van de vita quotidiana, van het dagelijkse leven en dus van de Romeinse wijze van levenGa naar eind2.
Reinigingsbassin in het paleis van Knossos [Foto: R. Nouwen]
Hun aanwezigheid in het archeologisch erfgoed is overweldigend. In Rome waren er in de keizertijd niet minder dan 856 badinrichtingen. Uiteraard bezaten zij niet alle een dergelijk monumentaal karakter, als de thermen van Diocletianus. Doch één ding weze duidelijk: het baden als een vorm van ontspanning en verkwikking vond in de mediterrane wereld een ideaal klimaat om zich te ontwikkelen. Thermen zelf zijn een typisch Romeins fenomeen. De benaming geldt ook voor een groot complex met baden, sportinfrastructuur, bibliotheken en ontmoetingsruimten. Doch de Romeinen waren niet de uitvinders van de openbare en private baden. Reeds tijdens de bronstijd speelde het baden in relatie tot cultische riten van de culturen in het oostelijke Middellandse Zeebekken en in het oosten een grote rol. Archeologisch onderzoek bracht badconstructies aan het licht in de Induscultuur, in Mesopotamië en in Egypte. In het grote paleis van Knossos dat kort na 2000 v.Chr. werd gebouwd op een oppervlakte van in totaal 22 hectare bezaten de koning en de koningin een eigen badkamer. Doch ook voor de bezoekers waren er reinigingsbassins voorzien waar zij zich konden wassen en zalven. Men neemt aan dat deze baden, die trouwens ook in andere Kretenzische paleizen aanwezig waren, werden gebruikt voor een soort ritueel dat lichaam en ziel zuiverde. De oudste baden op het Griekse vasteland gaan zeker terug tot de Myceense periode (ca. 1500-1200 v.Chr.). De Homerische epen (9de eeuw v.Chr.) maken melding van badvertrekken in de paleizen en hun gebruik in het dagelijkse leven: ‘En nadat zij (Telemachos en zijn reisgezel) aan al dat heerlijks hun ogen vergast hadden, namen zij in glimmend gepolijste kuipen een verfrissend bad. De dienstmaagden wasten hen, wreven hen met olie in, hulden hen in kleren van warme wol, waarna zij links en rechts van Atreus' zoon, Menelaos, op hoge zetels plaats namen’Ga naar eind3. Onder meer Schliemann kon in het Myceense paleis van Tiryns een badkamer identificeren die werd gekenmerkt door een vloer uit een enorme stenen plaat met in één hoek een drainagegat. | ||||||||||||||||||
[pagina 132]
| ||||||||||||||||||
De Griekse ‘badcultuur’ kan als onmiddellijke voorloper van de Romeinse worden beschouwd. De oudste vermeldingen van publieke baden gaan terug tot de 6de eeuw v.Ch.Ga naar eind4. In de 4de eeuw v.Chr. vermeldt de Griekse wijsgeer Plato dat Socrates een bad had genomen alvorens hij naar het gastmaal bij Agathon gingGa naar eind5. De auteur die in de literatuur Pseudo-Xenophon wordt genoemd, signaleert dat baden specifiek voor de woningen van de welgestelden zijnGa naar eind6. In de Griekse wereld was het baden nauw verbonden met sportbeoefening door mannen in het gymnasium.Ga naar eind7 De Griekse samenleving cultiveerde het aristocratische ideaal van de man die economisch onafhankelijk was en zijn tijd doorbracht met gesprekken en sport. Het is dan ook niet te verwonderen dat daar het gymnasium en bijzonder de palaestra zich ontwikkelde als een permanente inrichting. De palaestra zal later een vast bestanddeel van het Romeinse thermencomplex worden. Vanuit de archeologie zijn wij relatief slecht gedocumenteerd over badhuizen en badvertrekken in de woningen. Gelukkig vormen de talrijke voorstellingen op de Attische keramiek een rijke bron aan informatie. Mannen die zich gezamenlijk baden horen tot de gangbare voorstellingen op de Griekse vazen. Dergelijke afbeeldingen verschijnen reeds in de 6de eeuw v.Chr. Dat een gymnasium bij een badhuis hoorde, blijkt vaak uit de aansluitende scènes. Hierop zijn atleten afgebeeld die zich voor de wedstrijd met olie insmeren. De duidelijkste verwijzing naar een Griekse
badarchitectuur vinden wij in Olympia en die dateert uit het vroegste stadium uit de 5de eeuw v.Chr. Hier kan men de ontwikkeling van deze
Griekse vaas uit de 6de eeuw v.Chr., Leiden, Rijksmuseum van Oudheden
[Foto: naar H.J. Schalles, A. Rieche, G. Precht, 1989] architectuur en de invoering van nieuwe technieken duidelijk volgen. Aan de oorsprong van deze ontwikkeling stond een eenvoudig rechthoekig badhuis waarin elf zitbaden waren ondergebracht. In het westen van het gebouw bevond zich een groot bekken, in het oosten vermoedelijk een zweetbad. Zelfs indien de ruimte en de organisatie van dit badcomplex nog niet te vergelijken zijn met de Romeinse thermencomplexen, toch zijn de wezenlijke elementen die voor de Romeinse badarchitectuur zo karakteristiek zullen worden reeds aanwezig. In de loop van de volgende drie eeuwen wordt het badcomplex van Olympia meermaals verbouwd en uitgebreid. Omstreeks 100 v.Chr. zien wij hier een badcomplex dat al de typische elementen van een Romeins badgebouw tot en met het hypocaustum bevat. Onder meer ook in Athene, Piraeus en Eleusis werden resten van baden teruggevonden. De ontwikkeling en de verspreiding van de badcultuur waren op het einde van de 2de eeuw v.Chr. van die aard dat Griekenland en Rome mutatis mutandis als één entiteit kunnen worden beschouwd. Uit die tijd dateren de Stabiaanse thermen in Pompeii. De overgang van Griekse naar Romeinse badhuizen viel mogelijk samen met de toepassing van het hypocaustum voor de verwarming van de vertrekken, een uitvinding die aan Sergius Orata, een belangrijk ondernemer van Baiae (omstreeks 100 v.Chr.), wordt toegeschreven. Tevens zien wij een wijziging in de badgebruiken. De individuele zitbaden, waarbij de bader door een dienaar met warm water werd overspoeld, maakten plaats voor gemeenschappelijke bassins waarin de bader tot aan zijn nek in het warme water zat. Sedert de vroege keizertijd evolueerden de eenvoudige badgebouwen tot monumentale, luxueuze en comfortabele complexen. De eersten van die aard waren de badgebouwen van Agrippa die in 19 v.Chr. werden geopend. Zij lagen op het Marsveld, net achter het Pantheon en staan afgebeeld op een fragment van de Forma urbis Romae, een marmeren stadsplan van Rome uit de tijd van Septimius Severus (193-211 n.Chr.). In de thermen van keizer Nero (54-68 n.Chr.), die eveneens op het Marsveld werden gebouwd, werd voor de eerste maal een badcomplex gecombineerd met een palaestra. Deze ontwikkeling gaat gepaard met een groter streven naar symmetrie in het grondplan waarvan het hoogtepunt ligt in de architectuur van Apollodorus van Damascus die zijn belangrijkste opdrachten van keizer Traianus (98-117 n.Chr.) ontving. Hier verschijnt het karakteristieke bouwschema van de grote keizerlijke thermen in Rome in zijn definitieve vorm. Tijdens de regering van Hadrianus werd deze ontwikkeling voltooid, getuige de imposante thermen van Leptis Magna (126-127 n.Chr.). De ontelbare publieke badgebouwen van het Imperium Romanum vormden een ongeëvenaarde bijdrage tot de ontwikkeling van de architectuur in het bijzonder met betrekking tot de ontwikkeling van plan en structuur. Het mag dan ook niet verwonderen dat de thermen behoren tot de uitzonderlijke verwezenlijkingen van de Romeinse bouwkunst. Aan het baden zelf werden met sportinfrastrucutuur, bibliotheken en ontmoetingsruimten nieuwe dimensies toegevoegd. Het badgebouw was een kuuroord geworden. Vanaf de aanvang van de 2de eeuw n.Chr. verspreidde zich de thermenbouw over het hele Imperium Romanum: Leptis Magna, Timgad, Efese, Carthago, maar ook Trier, Xanten, Heerlen, Maastricht, Tongeren,... Het waren niet allemaal monumentale complexen die aan de basis liggen van een wat stereotype idee van de Romeinse badcultuur. De thermen van Xanten, Heerlen of Maastricht waren veeleer op mensenmaat. Ook op mensenmaat waren de particuliere inrichtingen die vooral werden bezocht door een voornaam cliënteel dat het rumoer en de nieuwsgierigheid van de overvolle publieke thermen wilde vermijden. In Pompeii onderscheiden deze inrichtingen zich van de andere gebouwen door de buitengewone omvang van de badvertrekken. | ||||||||||||||||||
Een revolutionair bouwconceptTechnische vaardigheid, ambacht, oorspronkelijkheid en monumentaliteit kenmerken de architectuur van de Ro- | ||||||||||||||||||
[pagina 133]
| ||||||||||||||||||
meinse publieke badinrichtingen. De plattegronden van de thermen tonen een grote verscheidenheid die echter ook een duidelijke evolutie laat zien. Met uitzondering van de thermen van het ‘ringtype’ waartoe de grote thermen van Thimgad horen, waren de Romeinse badinrichtingen in wezen een axiaal georiënteerd gebouwencomplex. In zekere zin werd het grondplan bepaald door de organisatie van de verscheidene functies die in principe steeds dezelfde badprocedure inhield. Deze functies bestaan uit het apodyterium of de kleedruimte die zich vlak bij de ingang bevond, het frigidarium of het koudwaterbad, het tepidarium of het lauwwaterbad, het caldarium of het warmwaterbad. Vaak waren aan deze vier functies nog een sudatorium of zweetbad en uiteraard ook latrinae of toiletten toegevoegd. In de kleine privé-baden ontbraken het apodyterium en het tepidarium geregeld. In de regel bestond ieder badgebouw dus uit deze elementen en theoretisch waren zij geschikt op een lengteas. De Stabiaanse thermen in Pompeji bezitten reeds een klare architectonische compositie. De verschillende badzalen zijn nog niet symmetrisch langs een as geschikt. Bovendien zijn zij telkens tweemaal aanwezig, eenmaal voor de dames en eenmaal voor de heren. Hoewel er reeds een grotere symmetrie in het grondplan aanwezig is, is dit ook het geval voor de baden aan het forum in Pompeji. Sedert de keizertijd ontwikkelde dit in wezen eenvoudige architecturale schema zich tot imposante thermencomplexen die niet enkel in Rome, maar ook in de verscheidene provincies duizenden bezoekers ontvingen. In deze complexen konden de baders ook in een zwembad in de open lucht, een natatio, zwemmen. Doch de grote badinrichtingen boden de bezoeker niet enkel gelegenheid tot zwemmen. Zij bezaten vaak ook palaestrae voor lichaamsoefeningen en sport. Sommige thermen, zoals bijvoorbeeld die van Heerlen, telden twee palaestrae. Belangrijke thermen lagen te midden van zorgvuldig onderhouden tuinen met wandelmogelijkheden waar lommer en fonteinen verkoeling brachten, sportterreinen, worstelperken, massagesalons, enz. Ook zalen voor voordrachten en bibliotheken waar de cultuurminnaar Griekse en Latijnse literatuur kon terugvinden, waren aanwezig. De grootste thermen bezaten aan de buitenzijde zuilengalerijen waarin talloze winkels evenals eet- en drinkgelegenheden waren gevestigd. Een schitterend voorbeeld hiervan zijn de thermen van keizer Traianus, op de Oppius gebouwd door Apollodorus van Damascus en gekenmerkt door een doorgedreven symmetrie. De badzalen zijn nu definitief langs de middenas van het complex geschikt: de natatio, het frigidarium, het tepidarium en ten slotte het caldarium. Binnen het grote rechthoekige complex bevinden zich naast de kleedkamers ook de palaestrae, evenals ruimte voor een dynamisch gemeenschapsleven. Aan de binnenzijde van de peribolos, de omheining, lagen talrijke vertrekken waarin een Griekse en Latijnse bibliotheek evenals leeszalen en ook dienstvertrekken waren ondergebracht. Zij gaven uit op grote tuinen waar de bezoeker kon wandelen of allerlei spelen beoefenen.
Het hypocaustum in de grote thermen van Xanten [Foto: R. Nouwen]
De thermen van Caracalla [Foto: R. Nouwen]
Naast de ruimtelijke invulling van de functies zag de architect zich ook geplaatst voor een aantal technische problemen die vooral in de grote thermencomplexen zeker niet eenvoudig op te lossen waren. Nergens in de Romeinse architectuur is een goed begrip van de technieken zo wezenlijk als in de thermen. Architectuur en gebruik worden volledig gedetermineerd door een goed functioneren van verwarming, watertoevoer en afwatering. | ||||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||
Denken wij in de eerste plaats aan de watervoorziening, zowel van koud als van warm water. Zo betrokken de thermen van Caracalla in Rome hun water van de Aqua Antoniniana. In de Stabiaanse thermen in Pompeji en de Mithrasthermen in Ostia wordt het water echter met een rad uit de onderliggende waterlagen opgehaald. Beide complexen tonen hiermee aan dat badinrichtingen voor hun watervoorziening niet noodzakelijk afhankelijk waren van de aquaducten. Een andere zorg was de verwarming van het gebouw in het algemeen en van de badruimten, met name het tepidarium, het caldarium en het sudatorium in het bijzonder. Zo was de toepassing van de vloer- en muurverwarming waarbij de hete lucht werd geleid via hypocausta en tubuli of luchtkokers in de muren van een uitzonderlijke betekenis voor de ontwikkeling van de bouwtechnieken. De Romeinse architect Pollio Vitruvius (1ste eeuw v.Chr.) beschreef ze uitvoerig in zijn handboek De architectura dat omstreeks 25 v.Chr. verscheenGa naar eind8. Deze toepassingen garandeerden in ieder geval comfortabele temperaturen: 22o Celcius in het apodyterium, 23-25o in het tepidarium, 32-33o in het caldarium en ten slotte 37o in het sudatorium. Zodoende ontvingen de technieken in het architectuurconcept, de ovens evenals watertoevoer en -afvoer bijzondere aandacht. Ook de circulatie van de bezoekers, die door de verschillende badruimten moesten worden geleid, was geen sinecure. Wanneer de thermen zich niet enkel tot de baden beperkten, maar uitgroeiden tot echte ontmoetingsplaatsen, werden deze problemen uiteraard nog meer complex. Het thermengebouw vond een absoluut hoogtepunt in de thermen van keizer Caracalla die nog in de 5de eeuw door de antieke schrijvers werden genoemd onder de wonderen van Rome. Zelfs de hedendaagse bezoeker komt staande op de Piazzale Numa Pompilio bij de aanvang van de via Appia antiqua noodgedwongen onder de indruk van deze imposante site, van de geweldige monumentaliteit van dit thermencomplex. Het schema dat door Apollodorus van Damascus in de thermen van Traianus was uitgewerkt, krijgt ook in Rome zo zijn voltooiing. Dit monumentale badcomplex werd gebouwd naar een ontwerp van Septimius Severus. In 216 door keizer Caracalla ingehuldigd, bleef het tot in de 6de eeuw in gebruik. Toen werd de Aqua Antoniniana, de waterleiding die het badhuis bevoorraadde, vernield. Het eigenlijke thermengebouw, een gesloten rechthoek van 214 meter op 110 meter, ligt binnen een reusachtige vierkanten omheining met een zijde van 450 meter. Deze kolossale afmetingen treft men uiteraard ook in het gebouw zelf aan. Het caldarium bestaat uit een
De thermen van het Forum in Ostia: wandbekleding met daarachter tubuli voor de muurverwarming [Foto: R. Nouwen]
weidse rotonde van bijna 35 meter diameter. Het frigidarium, dat het centrum van het complex vormt, wordt overspannen door drie opeenvolgende kruisgewelven die een spanwijdte van 19 meter en een hoogte van maar liefst 39 meter hebben. Deze ruimte behoort tot de grootste prestaties van de Romeinse architectuur op het vlak van bouwtechniek en ruimteschepping. Van in dit frigidarium kan men zonder onderbreking langsheen de breedteas en doorheen zuilenrijen en doorgangen zien tot aan de kleine absiden in de buitenmuur. Het is een aaneenschakeling van de verschillende bouwonderdelen in één groot perspectivisch geheel, een spel ook van licht en schaduw, typisch voor de Romeinse bouwkunst die op dat ogenblik een absoluut hoogtepunt heeft bereikt. Die bouwkunst was van binnenuit geconcipieerd. De genialiteit van de architectuur viel in het bijzonder aan de binnenzijde te waarderen. De pracht van de decoratie vormde een integraal en wezenlijk onderdeel van het gebouw. Bijzonder in de grote thermen werden kosten noch moeite gespaard om de baden zo luxueus mogelijk uit te rusten. Kostbaar marmer werd uit alle windstreken aangevoerd om vloeren te leggen, wanden te bekleden en als zuilen te verwerkenGa naar eind9. Het interieur getuigde met schitterende mozaïekvloeren, prachtige wandschilderingen, waterspuwers, wasbekkens en sculpturen waarvan de meest beroemde exemplaren horen tot de collectie Farnese, van een verfijnde luxe. Onder meer een epigram van de dichter Martialis (40-104 n.Chr.) schenkt een mooi beeld van de luxe in de baden van Claudius EtruscusGa naar eind10. Talrijke opgravingen van Romeinse badgebouwen bevestigen deze luxe trouwens. De buitenzijde daarentegen was weliswaar indrukwekkend, doch verder niet meer dan de resultante van de inwendige schikking van de vertrekken en de verschillende functies. In feite gaat het om een aaneenschakeling van bouwmassa's waarbij nauwelijks aandacht werd besteed aan vorm en uitzicht. Het gebouw dat men in Xanten ter bescherming van de opgegraven thermen heeft opgericht schenkt hiervan een mooi beeld. De thermen in de westelijke provincies konden wat hun omvang betreft niet concurreren met de schitterende badcomplexen in Rome. De grootste thermen in de provinciehoofdsteden zoals bij voorbeeld de Kaiserthermen en de Barbarathermen in Trier bezaten eveneens een axiale schikking zoals de keizerlijke thermen in Rome en bereikten ook een zeer hoog niveau op het vlak van luxe en decoratie. Tegelijk zien wij een typische variatie in het bouwschema dat onder meer aan de klimaatverschillen is te wijten. Het eigenlijke badbedrijf speelde zich op een meer uitgesproken wijze af in de hoge overwelfde zalen die in het oosten langs de middenas gegroepeerd bij de palaestra aansloten en door lage vertrekken waren omgeven. En ook hier werd de badinrichting aangevuld met ontmoetingsruimten, bibliotheken, leeszalen en eetgelegenheden waardoor de bezoeker er zo lang kon vertoeven als hij wilde, desnoods tot de gongslag het sluitingsuur aankondigde. | ||||||||||||||||||
Geen dag zonder bad!Uiteraard waren er geen baden zonder baders. Dagelijks een verkwikkend bad was voor de Romeinen vanzelfsprekend. Hoewel! De behoefte om dagelijks te baden is in de Romeinse wereld een relatief laat fenomeen. ‘Iedere dag wasten zij armen en benen als een noodzakelijke reiniging na de arbeid, doch slechts iedere negen dagen namen zij een bad’ aldus de Romeinse filosoof en retor L. Annaeus SenecaGa naar eind11. Sedert de 2de eeuw v.Chr. veranderde dit echter ten gronde. De verkwikking van het dagelijkse bad genoot men echter niet enkel omwille van hygiënische redenen. Spoedig werd het baden gezien als een doel op zich, als een weldoende ontspanning voor lichaam en geest: ‘Wij gingen het badhuis binnen, namen een stoombad en sprongen meteen, zwetend en wel, in het koude water. Trimalchio werd nu met welriekende olie overgoten en afgewreven, niet met een linnen handdoek, maar met doeken van | ||||||||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||||||||
de allerzachtste wol. Intussen waren zijn drie masseurs onder zijn ogen fijne Falernische wijn aan het drinken; toen ze ruzie maakten en flink morsten, zei Trimalchio dat ze dit plengden op zijn gezondheid. Daarop werd hij in een besrode badmantel gewikkeld en op een draagbed gezet’.Ga naar eind12 Het is dus niet verwonderlijk dat tijdens archeologisch onderzoek zowel in de villae rusticae als in de villae urbanae steevast badvertrekken worden teruggevonden. Ook in onze regio is dit het geval. Onder
De thermen in de grote herberg van Xanten [Foto: R. Nouwen]
meer de Romeinse villa op de Sassenbroekberg in Broekom bij Borgloon, de grote villa van Voerendaal of de luxevilla van Echternach zijn hiervan mooie voorbeelden. Het waren echter enkel de welgestelden die zich deze luxe konden veroorloven. Ook de herbergen bezaten speciale badvertrekken voor hun gasten. Een schitterend voorbeeld is de grote herberg van Colonia Ulpia Traiana (Xanten) waar de reizigers konden genieten van warme, lauwe en koude baden. Voor de Romeinen maakte een bezoek aan de thermen, zeker op het einde van de 1ste eeuw v.Chr., deel uit van de dag en van het sociale leven. Thermen waren kuuroorden, centra voor lichamelijke en geestelijke ontspanning. Het baden werd er verheven tot een ritueel, bijzonder verkwikkend na de lichaamsoefeningen in de palaestra. Alle bevolkingsgroepen kwamen er samen. Het waren de geliefdste ontmoetingsplaatsen van de keizertijd, plaatsen ook waar men zich kon laten opmerken. Welgestelden werden vergezeld door een gevolg van dienaars. In het bijzonder ‘luxe badslaven’ van Alexandrijnse en Afrikaanse herkomst waren bij de superrijken erg geliefd, te oordelen naar de talrijke glazen en bronzen balsamaria in de vorm van Alexandrijnse of negroïde hoofden. Maar ook de massa kon er genieten van een verkwikkend bad. De toegangsprijzen die de pachters of de eigenaars inden, waren democratisch. Volwassenen betaalden een quandrans, het kwart van een asGa naar eind13, tot één as. In Vipasca (Portugal) betaalden de vrouwen het dubbele van de mannenGa naar eind14. Kinderen hadden te Rome recht op gratis toegangGa naar eind15. In 33 v.Chr. betaalde M. Vipsanius Agrippa, die op dat ogenblik het ambt van aedilis bekleedde en in die functie verantwoordelijk was voor de openbare badinrichtingen, alle toegangsprijzen, zodat de Romeinen een jaar lang gratis konden badenGa naar eind16. Niet lang daarna bouwde hij het thermen-complex dat zijn naam zou dragen en dat steeds gratis toegankelijk moest zijnGa naar eind17. In Rome waren de thermen voor het publiek geopend van de middag tot de late avond. Een verordening van keizer Hadrianus (117-138) bepaalde dat de thermen pas vanaf twee uur in de namiddag mochten worden opengesteldGa naar eind18. Wanneer tijdens de late middag, in afwachting van het avondmaal, de mensen er samenstroomden, heerste er een uitbundig lawaai indien wij SenecaGa naar eind19, die in Baiae enige tijd een woning boven een badgebouw betrok, mogen geloven: ‘Ik woon boven een badinrichting; je kunt je dus voorstellen wat een lawaai, geschreeuw en gegil in alle toonaarden naar boven doordringt, zodat je zou wensen doof te zijn; ik hoor de ritmische klanken van hen, die met de halters werken; ze stoten korte geluiden uit en ademen zwaar en hijgend. Als iemand zich laat masseren hoor ik het klappen van de handen op de schouders, met verschillend geluid, naar gelang de klap met de vlakke of holle handpalm gegeven wordt. Als er dan nog een van die mensen komt, die niet kunnen balspelen zonder luid te schreeuwen en de slagen met schelle stem beginnen te tellen, dan is het helemaal mis. Daarbij komt dan nog het gekrakeel der ruziezoekers; het rumoer als 'n dief op heterdaad betrapt wordt; de kletskous, die graag zijn eigen stem hoort; en dan de duikers die zich in het zwembassin storten, zodat het water onder veel geraas hoog opspat. Maar deze laatste stellen tenminste nog hun stembanden buiten bedrijf. Maar dan die epileur, die almaar met overslaande stem zijn rijmpje uitgalmt en daar niet mee ophoudt voor hij iemand gevonden heeft, die hij de haren uit kan trekken; maar dan begint het slachtoffer, dat hij onderhanden heeft, te schreeuwen. Voeg daarbij nog het luid geroep der venters met verfrissingen, worstjes en pasteitjes, alsmede de bedienden uit de kleine eetgelegenheden, die rondgaan om hun artikelen aan te prijzen, ieder met een speciale tongval.’ De tekst van Seneca, geschreven met enige zin voor literaire overdrijving, geeft een goed beeld van de drukte in de grote publieke baden. Arm en rijk baadden samen. Zelfs de keizers mengden zich er graag onder het volk zoals uit een getuigenis van Aelius Spartianus over Hadrianus blijktGa naar eind20. En wanneer deze anekdote door de auteur van de Historia Augusta zou zijn verzonnen en de keizer zich liever baadde in de private sfeer van zijn villa in Tivoli, dan nog toont zij aan dat contacten tussen de keizer en de gewone man helemaal niet zijn uit te sluiten. Archeologische vondsten in de thermengebouwen werpen een vaak verrassend licht op de activiteiten die er plaats vonden. Haarnaalden tonen de aanwezigheid van vrouwen in de baden. Bronnen tonen aan dat inderdaad gemengd werd gebaadGa naar eind21. Tijdens het leven van Martialis en Juvenalis bestond er geen formele verbodsbepaling op het gemengd baden. Vrouwen die dit evenwel niet wensten, konden de thermen mijden en zich gaan baden in de balneae die speciaal voor de dames waren bestemd. Gemengd baden was dus zeker niet de regel. Wij vermeldden reeds de Stabiaanse thermen in Pompeji die gescheiden baden voor mannen en vrouwen hadden. In de thermen van Vipasca werden de baden voor de vrouwen opengesteld vanaf het 1ste tot het 7de uur, voor de mannen van het 8ste tot het 2de uur van de nachtGa naar eind22. Artsen oefenden er hun praktijk uit en verstrekten er allerlei geneeskundige zorgen. Menselijke tanden, ook van kinderen, wijzen op een tandartsenpraktijk. Aardewerk, glas en | ||||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||||
beenderen verschaffen een beeld van het voedsel en de drank die in de eetgelegenheden van de badgebouwen konden worden genuttigd. De graanmolens en wasserijen, onder meer in de Mithrasthermen van Ostia aangetoond, worden verklaard door de overvloedige aanwezigheid van water. Het is evenwel niet bekend of zij uitsluitend voor dienstgebruik waren bestemd. Opmerkelijk ten slotte is de aanwezigheid van de Mithraea in de thermen, getuige opnieuw
De Laocoöngroep [Foto: R. Nouwen]
de Mithrasthermen in Ostia alsook de thermen van Caracalla in Rome. In de combinatie van sportbeoefening en spel enerzijds en aandacht voor de geestelijke ontspanning in de vorm van bibliotheken en tentoonstellingsruimten anderzijds treffen wij de originele wezenskenmerken van de Romeinse thermen aan. Hier was lichaamscultuur gekoppeld aan intellectuele nieuwsgierigheid. Het is niet doenbaar in een kort bestek de verschillende sporten en spelen, die er werden beoefend, te schetsen. Balspelen, atletiek en worstelen waren populair. Een korte passage uit Satyricon van Petronius mag verder volstaan. De auteur beschrijft de eerste kennismaking van Encolpius met Trimalchio in het badhuis: ‘Plotseling zagen wij een kale oude heer in een rood hemd die het balspel beoefende in een kring van langharige jonge slaven. Deze pages waren stellig de moeite van het bekijken waard, maar toch waren niet zozeer zij het, die onze belangstelling wekten, als meneer zelf, die op zijn slippers met groene ballen stond te oefenen. Als er een op de grond gevallen was, nam hij niet de moeite hem op te rapen: een slaaf had er een zak vol van en voorzag daaruit de spelers van nieuwe ballen. Wij merkten ook enkele merkwaardige zaken op. Zo stonden er twee castraten, elk aan een andere kant van de kring, van wie de één een zilveren kamerpot in de hand had en de andere de ballen telde - niet volgens de gewone puntentelling die, welke onder het spel van hand tot hand heen en weer geslagen werden, maar de ballen die op de grond vielen’.Ga naar eind23 Na sport en spel volgden de baden. Nadat men zich in het apodyterium had ontkleed, betrad men het sudatorium, het zweetbad, waar door de broeierige hitte de transpiratie werd gestimuleerd. In het caldarium, waar nagenoeg even hoge temperaturen heersten, besprenkelde men het lichaam met warm water uit het grote wasbekken, het labrum, en schraapte men het vuil af met de strigilis. Hierna verbleef men even in het tepidarium om langzaam af te koelen om vervolgens een verfrissende duik in het koude zwembassin van het frigidarium te nemen. De drie fasen van het gezonde baden werden door Plinius de Oude aanbevolen en vindt de lezer ook bij auteurs als Petronius of Martialis terugGa naar eind24. Galenus, de beroemde Romeinse arts uit de 2de eeuw n.Chr., beklemtoonde het therapeutische en zuiverende karakter van de afwisseling van de opeenvolgende badenGa naar eind25. Voor de goede orde was de balneator, de badmeester, samen met zijn medewerkers verantwoordelijk. Na de baden bleven velen in de thermen rondhangen om er wat te eten in
De keizersthermen in Trier [Foto: R. Nouwen]
één van de gelegenheden, om zich te vermaken, om wat met vrienden te praten. Misschien werden er goede zaken gedaan of zelfs belangrijke politieke beslissingen getroffen. Redenen om na te blijven waren er te over. De thermen speelden op die wijze een voorname rol in het gemeenschapsleven. Ook op cultureel vlak mag hun betekenis niet worden onderschat. Dichters lazen er voor uit hun werk. Redenaars hielden er hun redevoeringen. In de bibliotheken, die bijvoorbeeld in de thermen van Caracalla werden teruggevonden, kon de bezoeker lezen en studeren. Zo schrijft Flavius Vopiscus van Syracuse in zijn biografie van keizer Probus dat hij de boeken van de Bibliotheca Ulpia raadpleegde in de bibliotheek van de thermen van DiocletianusGa naar eind26. Anderen prefereerden zeker om rustig rond te wandelen tussen de kunstwerken waarmee bijvoorbeeld de keizers de thermen in Rome systematisch verfraaiden. Zo werd de Apoxyomenos of de schraper van de Griekse beeldhouwer Lysippos (330/320 v.Chr.) gevonden in de thermen van Agrippa. De beroemde Laocoöngroep (1ste eeuw v.Chr.) stamt mogelijk uit het badcomplex van Traianus, een Romeinse kopie van de amazone van Pheidias (5de eeuw v.Chr.) uit de Barbarathermen van Trier. De Torso Belvédère ten slotte is afkomstig uit de thermen van Caracalla. De Romeinse badhuizen worden ook vaak geassocieerd met ontucht en prostitutie. Inderdaad, in sommige instellingen schijnt het personeel het niet zo nauw te | ||||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||
hebben genomen met de zedelijkheid of hadden ook de koppelaars hun tenten in de zuilengalerijen opgeslagen. Soms vervulde de balneator, de badmeester, zelfs de rol van koppelaarGa naar eind27. De gewoonte om naakt en gemengd te baden gaf alleszins de gelegenheid tot homoseksueel of heteroseksueel contactGa naar eind28. De Romeinen zelf waren zich van de problemen die dit meebracht, bewust. Voor sommige Romeinse auteurs en moralisten waren zij een oord van decadentieGa naar eind29. Maar laten wij er alleszins voor opletten om niet in de val van de 19de-eeuwse geschiedschrijving te trappen en de baden als plaatsen van zedelijk verval te bestempelen. | ||||||||||||||||||
EpiloogHet rechthoekige stratennet van Augusta Treverorum (Trier) werd door twee hoofdassen gevormd. De cardo maximus, de noordzuid-as, en de decumanus maximus, de oostwest-as vormden samen met de parallel lopende straten omvangrijke insulae, ‘wooneilanden’. Niet ver van de basilica van Constantijn werd bij de aanvang van de 4de eeuw gestart met de bouw van de ‘Kaiserthermen’. Zij bestreken een oppervlakte van niet minder dan vier insulae. Dat op het voorziene terrein reeds sedert de 1ste eeuw n.Chr. woningen stonden, vormde absoluut geen probleem. Alles werd afgegooid. Samen met de Aula Palatina moesten deze nieuw thermen getuigen van de grootheid van de keizer. Net als de Barabarathermen hoorden zij tot de grotere badcomplexen van het Imperium Romanum. De uiterlijke vorm van het complex maakte zeker grote indruk, vooral op diegene die vanuit het oosten er naartoe kwam. Zelfs nu de Kaiserthermen ruïnes zijn geworden, blijven zij met de drie schelpvormige nissen van het caldarium, die door boogvensters worden doorbroken, nog steeds indrukwekkend voor de naderende wandelaar en zij eisen de aandacht van iedere voorbijganger op. Zo lijken zij te getuigen van het roemrijke Romeinse verleden. Doch schijn bedriegt. Klaarblijkelijk wegens de onzekere politieke en militaire situatie in de keizersresidentie slaagden de bouwheren er niet in de thermen af te werken. Toen keizer Constantijn Trier verliet was van zijn thermen slechts de ruwbouw afgewerkt. Het interieur en de technische voorzieningen ontbraken nog. De ruwbouw lag jaren te verkommeren. In de tweede helft van de 4de eeuw verbouwde keizer Valentinianus de badgebouwen tot een keizerlijke residentie en zij werden nooit als badcomplex in gebruik genomen. Terwijl in de thermen van Dioceltianus in Rome duizenden baders verkwikking vonden, luidden de keizersthermen in Trier zo het naderende einde in. Inmiddels was er echter geen bouwwerk zo alomtegenwoordig dan de Romeinse badgebouwen. De thermen waren uitgegroeid tot kuuroorden voor lichaam en geest, een belangrijk facet van het ontspanningsleven, tot trefpunten voor het gemeenschapsleven en centra van cultuur. Voor de grote massa moeten zij een weldaad zijn geweest. | ||||||||||||||||||
Beknopte bibliografie
|
|