| |
| |
| |
Bibliotheek
Literair proza
Emile Degelin
De matroesjka, uitg. Davidsfonds/Literair, Blijde Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2000, 220 × 145 mm, 141 blz., gebonden 895 Bfr. - Met De Matroesjka is Emile Degelin, regisseur, scenarist en gewezen docent aan Studio Herman Teirlinck, al aan zijn zesde roman toe. Eén ervan, De ooggetuige, werd zelfs verfilmd. Nochtans, de romancier lijkt mij niet zo bekend. Maar dat hoeft uiteraard geen criterium te zijn om een goede roman te kunnen schrijven. Degelin weet op een gedegen manier een verhaal in elkaar te steken. Voor deze roman koos hij voor een origineel scenario, wat evenwel niet leidde tot magischrealisme van hoog niveau zoals op de achterflap valt te lezen. Centraal gegeven is een schilderij: Portret van een jonge vrouw van Petrus Christus (1410-ca. 1472) of Hugo van der Goes (ca. 1436-1482), zoals in de roman wordt gesuggereerd. Het hangt in de Gemäldegalerie in Berlijn en was al meermaals stof tot discussie, vooral over de vraag wie model stond voor de ideale middeleeuwse die de schilder op doek voor eeuwig vastlegde. Degelin vertelt een verhaal op twee niveaus. Enerzijds plaatst hij de lezer in het schilderij en laat de geschilderde dame tot leven komen. Zij praat als het ware tegen zichzelf en geeft zo informatie over haar ontstaansgeschiedenis. Die passages herkent men door het gebruik van archaïsch Nederlands. Anderzijds is er het chronologische, maar soms verwarrende, plot, in hedendaags Nederlands. Hoofdpersonage is Mark Vandenberg, die na zijn eerste roman - De ooggetuige! - voortaan als Johan Wouters door het leven gaat. Hij doceerde aan een hogeschool in Brussel, maar verliet de academische wereld en werkt als freelancer voor een vertaalbureau. Hij woont in Brugge. Om inspiratie op te doen voor zijn tweede roman wil Wouters naar
Zwitserland. Ver komt hij echter niet. Een jong beeldschoon Italiaans model - Monica Datini - belet hem, op een overigens ongeloofwaardige wijze, de trein te nemen. Zij sleurt hem mee in een wild avontuur van cultuur, seksualiteit, diefstal en bedrog. Monica, waar Johan op slag verliefd op is, trekt als twee druppels water op het model van het middeleeuwse schilderij: Beatrice Portinari, dochter van een Italiaanse bankier in Brugge. De gelijkenis is een obsessie, voor Monica en Johan. Monica's vader is diplomaat, maar die verdween op een mysterieuze wijze. Om het testament van haar vader te kunnen openen ensceneert Monica een schijndood in Polen. Zij krijgt daarbij de hulp van Johan en van een Poolse schilderes Vera Spisak. Uiteindelijk komt Monica - op weg naar het kunstmuseum in Berlijn! - te weten hoe de vork in de steel zit bij de verdwijning van haar vader. Hij werd vermoord. Degelin schreef een roman die aangenaam leest en niet verveelt. Wie verbanden probeert te zoeken komt wel bedrogen uit. De diepere relatie tussen de autobiografische stukken van de middeleeuwse schoonheid in het portret en het eigenlijke verhaal wordt niet blootgelegd. De titel van de roman is helemaal een mysterie. Van schitterend magisch-realisme à la Hubert Lampo is weinig sprake. Een originele invalshoek levert wel een lezenswaardig boek op met een portie interessante cultuurgeschiedenis. Wie het boek leest, kan het niet laten om geregeld naar het portret op de voorkaft te kijken. Of het spierwitte model uit de vijftiende eeuw vandaag als een schoonheid zou worden beschouwd, betwijfel ik sterk. In ieder geval heeft de lezer een beeld van de Italiaanse schone. Is dat eerder een nadeel van een voordeel? Dat hangt allicht van de lezer af. De matroesjka is geen schitterend epos, maar gewoon een goede roman.
jdd
| |
Hugo Claus
Een slaapwandeling, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam, 2000, verdeeld door Singel Uitgeverijen, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 210 × 130 mm, 59 blz., gebonden 400 Bfr. - Aansluitend aan het thema van de Boekenweek in Nederland, die begin 2000 in het teken stond van de klassieke Oudheid, heeft Hugo Claus zijn novelle ‘Een slaapwandeling’ ingebed in de mythe van Orpheus en Eurydice. Centraal in het werkje staat de verdroomde zoektocht van hoofdfiguur Luc Scholten naar zijn vroegere vriendin Laura. Hoogtepunt in ‘Een slaapwandeling’ is het moment waarop Scholten door een vriend van weleer, die nu een relatie blijkt te hebben met Laura, meegetroond wordt naar een seksfeestje, waar hij definitief afscheid moet nemen van haar. Meesterlijk is de manier waarop Claus heen en weer pendelt tussen heden en verleden (o.m. de scène in de Parijse metro, toen hij Laura ook al uit zijn leven zag verdwijnen) en hoe hij een schijnbaar eenduidig en oppervlakkig verhaal door terugkerende motieven en diepgang verleent, die de lezer pas na herhaalde lectuur op het spoor komt. Zo zijn er o.a. de versprekingen van Scholten (‘De beschadigde woordsen zullen zich vermenigvuldigen. Als broden’), die een humoristische bijklank hebben, maar evengoed verwijzen naar de orakeltaal van de klassieken. Verder komt ook het motief van de herinnering nadrukkelijk aan bod: op een concrete manier in het Scholten-verhaal, maar evenzeer binnen een bredere context (in zijn laatste gesprek met Laura wijst Scholten erop dat mensen misschien ook wel nieuwe hersencellen kunnen kweken, net zoals de kanaries die duizenden neuronen kweken om nieuwe liedjes te kunnen leren). Ook over de taal, meer specifiek dan over de macht van de taal, staan in ‘Een slaapwandeling’ boeiende uitspraken. Zo heeft Claus het over
het ‘overgeleverd zijn aan taal en aan toeval en dat dit herkennen het enige is dat ons rest’.
jvh
| |
Geerten Meijsing
Dood meisje, uig. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2000, verdeeld door Uitgeverijen Singel 262, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 215 × 135 mm, 295 blz., paperback 799 Bfr. - In zijn roman ‘Tussen mes en keel’ (1998), bekroond met de Gouden Uil-literatuurprijs, schreef Geerten Meijsing op nauwelijks verhulde wijze over zijn verblijf in een psychiatrische instelling. Ook in ‘Dood meisje’ heeft hij het over psychiatrische patiënten, meer specifiek dan over borderliners. Het verhaalgegeven in de roman is (relatief) eenvoudig: emeritus hoogleraar filosofie Hovenier, die na een Bijna Dood Ervaring aanvankelijk onder de naam Gardenier verder leeft in Deventer, ontmoet via een escortbureau het zeventienjarige meisje Lily. Zij trekt bij hem in en zal door haar onvoorspelbaar gedrag het leven van haar beschermheer grondig in de war sturen. Hoe meer hij zich haar lot aantrekt, hoe nadrukkelijker zij zich van hem lijkt te distantiëren. Een typisch borderliner-symptoom trouwens: wie hen doorziet en hen wil helpen, wordt afgestoten. Of, zoals Aristoteles zei: ‘Wat is kort? Dankbaarheid.’ Via de figuur van Lily analyseert Meijsing het borderlinerfenomeen. Voor wie het uit het verhaal over de relatie tussen Hovenier en Lily nog niet begrepen mocht hebben, zet Meijsing het in het slotgedeelte van zijn roman nog even op een rijtje: borderliners hebben geen besef van verantwoordelijkheid en/of geweten, ze verliezen het ritme van dag en nacht en willen alleen in het heden leven. Verder wijst hij erop dat zij gebukt gaan onder een persoonlijkheidsstoornis, die meestal terug te voeren is op trauma's uit de kindertijd of de jeugd, die vaak gebaseerd zijn op een incestueuze belevenis. Dat Hovenier een soort vader is voor Lily, is hier veelzeggend. ‘Dood meisje’ schakelt voortdurend
terug naar eerder verschenen werk van Meijsing. Hovenier was al aanwezig in ‘De ongeschreven leer’ (1995) en zijn ontdekking van de waarheid omtrent Plato leidt er hier toe dat hij het slachtoffer wordt van een aanslag. Meijsing voert hier een vernuftig spel op inzake persoonsverwisseling, wat hem trouwens toelaat werkelijkheid en fictie in elkaar te laten overlopen. Met ‘dood meisje’ vindt Geerten Meijsing het vertellerselan terug dat in vorige publicaties te zeer werd teruggeschroefd ten voordele van de boodschap.
jvh
| |
Julien Vermeulen
Lia Timmermans, VWS-Cahiers, p/a Brugstraat 74, 8560 Wevelgem, nov.-dec. 2000, geïll. met zw.-w.-foto's, 225 × 150 mm, 48 blz., paperback, los nummer 200 Bfr. (jaarabonnement van 6 nrs. 1000 Bfr.) - Dat Dr. Julien Vermeulen een ervaren en boeiend auteur van (literaire) biografieën is, wisten we al. Ook in dit cahier heeft hij op een heel indringende manier het literaire levensverhaal van schrijfster Lia Timmermans, de dochter van de overbekende Felix Timmermans, getekend. Vermeulen schreef monografieën over André Claeys, Paul Brondeel, Jac. Bergeyck, Raf van de Linde en Guido Gezelle en in de reeks van de VWS-Cahiers publiceerde over O. Valcmar, Piet Thomas, Arthur Verthé en L. Bittremieux. Dit bewijst meteen dat hij met zijn studie over Lia Timmermans niet aan zijn proefstuk is. Naarmate de lectuur vordert zien we Lia als auteur steeds duidelijker getekend: haar debuut in 1949, haar fel gewaardeerde studie Mijn vader in 1951 en haar latere romans in chronologische volgorde. Maar tussendoor lezen we stukken getuigenissen van Lia zelf die ze in allerhande interviews uitsprak. Zo kunnen we Lia's schrijverstalent op de voet volgen. Deze studie (19 blz.), afgesloten met de reproductie van een bladzijde handschrift van Lia, wordt gevolgd door een ‘Bloemlezing’ uit haar werk. En bij het lezen van de drie fragmenten uit Sabine Mardagas (1963) hebben we opnieuw kunnen ervaren dat Lia met dit werk een waardevolle en beklijvende roman geschreven heeft.
De studie wordt afgesloten met een complete (primaire en secundaire) bibliografie. De foto's uit het familiealbum van Lia vormen een boeiende aanvulling bij de tekst.
rd
| |
Vlaamse discotheek en muziek
Lexicon van de Muziek in West-Vlaanderen Deel 1
VWS (Vereniging van West-Vlaamse Schrijvers), p/a W. Le Loup, Warrenplein 3, 8310 Brugge, 2001, geïll. met zw.-w.-foto's en reproducties, 143 blz., kostprijs voor één deel 750 Bfr. (675 Bfr. per deel bij intekening op de zes delen; te betalen per uitgavejaar.). - Doelstelling: ‘Een uniek naslagwerk dat een overzicht biedt van de muziek in West-Vlaanderen’. Het begrip Muziek staat voor klassieke muziek, vanaf de 15de eeuw tot heden, jazz, rock, pop- en wereldmuziek. Het begrip West-Vlaanderen omvat alle musici die er een band mee hebben/hadden, ook orkesten, muziekuitgeverijen, muziekinstrumentenmakers, diverse ensembles en groeperingen. Het uitgangspunt voor dit boek is de gedocumenteerde lijst met 2000 namen van musici van Jaak Maertens, initiatiefnemer van deze publicatie. Antoon Defoort leidt de redactie. De leden van de provinciale muziekcommissie werken mee. Yves Knockaert, Luc Lannoo, Marc Peire, Francis Pieters en Sim Simons schreven elk een Overzichtsartikel met achtergrondinformatie. Elf Kaderartikels vestigen speciale aandacht op personen met ruimere uitstraling en in 173 kortere Lemma's worden vele biografische gegevens vermeld, met omschrijving en situering van het werk en eventuele literatuuropgave. De zesdelige reeks, waarvan deel I klaar is, belooft een groots naslagwerk te worden van de muziekcultuur in en rond West-Vlaanderen. Het ontsluit vele biografische gegevens van musici die anders vergeten raken en die, zonder daarom een internationale uitstraling te hebben, toch belangrijk zijn voor de Vlaamse muziekgeschiedenis en het daarmee verbonden sociaal-culturele weefsel. Documentatie en bouwstenen voor verdere studie worden aangereikt. Op enkele zetduiveltjes en onnauwkeurigheden na is deze publicatie zeer belangrijk en waardevol.
kd
| |
| |
| |
Beeldende kunsten
Metamorphosis
Peter Buggenhout, Berlinde De Bruyckere, Peter De Cupere, Johan Tahon, uitg. Vzw Phidias, Tieltstraat 17, 8755 Ruiselede, 2000, catalogus, kleurenreproducties, 280 × 240 mm, 79 blz., losbladig in kartonnen kaft. - De jonge Stichting Phidias wil zich inspannen om het werk van hedendaagse Vlaamse kunstenaars te promoten in binnen- en buitenland. Een eerste initiatief was een tentoonstelling in het museum De Grada in het Toscaanse San Gimignano, die daarna ook naar Rome, Perpignan, Barcelona en Duinkerke wordt gebracht. Deze tentoonstelling omvat werk van vier Vlaamse kunstenaars. Het werk wordt voorgesteld in de begeleidende verzorgde map met een zeer verhelderende inleiding De metamorfose van het leven door Luc Martens, voormalig minister van cultuur in de Vlaamse regering. Identiteit is in deze tijd een werkwoord geworden, zo schrijft hij, en onzekerheid kleeft aan ons bestaan. De vier kunstenaars veruiterlijken elk apart en anders vormen van dualiteit, dialoog, contradictie, die uit deze vaststellingen voortvloeien. Van Peter Buggenhout (1963) beeldhouwwerken als ondergrondse vruchten, lichamen uit de archeologie naar boven gehaald en die de kunstenaar toont en omschrijft als gewezen of toekomstige creaturen. Een van zijn werken kreeg trouwens als titel For the moment no solution. Composities met dekens van Berlinde De Bruyckere (1964) verwijzen stelselmatig naar de relatie tussen stof en lichaam. Het zijn substituties van verwarming, koestering, wedergeboorte maar ook van verstikking en dood. Peter De Cupere (1970) gaat verder dan het visuele en komt bij de reukzin, bij corresponderende, geurende of stinkende machines, die in ons geheugen binnendringen, uitvindingen die de natuur hebben doen vergeten, herinnering ook aan de textielindustrie. Van Johan Tahon (1965) zijn er beelden te zien, die in een
materierijke korreling, gestalten oproepen in bizarre, somtijds onmogelijke houdingen. Werken in klei, brons, vooral gips. Leegte en magie zijn bepalingen die deze kunst ondervragen. Deze map, die tegelijk de catalogus is van dit tentoonstellingsproject, kreeg meteen een blijvende waarde, door de uitvoerige, meertalige documentatie met teksten van Jan Van Hove, Jan Hoet, Henry Miller en verschillende Italiaanse critici.
fb
| |
Lucien De Meyer e.a.
Xavier Swolfs - Aqua, Monografie, uitg. Ars Libris, Brussel, 2000, geïll. met kleurenillustraties, 300 × 235 mm, 80 blz. - Deze monografie over de aquarellist Xavier Swolfs (Brasschaat 1942) bevat teksten van verschillende auteurs: Lucien De Meyer, Bruno Mortier, Piet Van Leuven, Hilda Van Heel, Baudouin Goeminne, Harold Van de Perre. Zij onderstrepen allen het groot talent van deze kunstschilder met waterverf. Beweging, ritme, spontaneïteit, transparantie zijn de opmerkelijke verdiensten van deze kunst. Aquarel is de meest delicate maar ook moeilijkste oefening in de schilderkunst. De talrijke reproducties in dit boek illustreren dit op overtuigende en zeer aantrekkelijke wijze. Ze zijn in hoofdstukken gegroepeerd: Landschap en natuur (het atelier van de schilder). Muziek, compositie in klank en kleur (geluidsbewegingen in de schilderkunst). Steden, licht en architectuur: Venetië, Brugge, Antwerpen, Parijs. Beweging en snelle kracht: polowedstrijden, paard en ruiter. Aquarel. Vloeiend met water, papier en kleur, een passie... Een schitterend boek dat de bekendheid van deze kunstenaar terecht goed in de hand zal werken.
fb
| |
Bert Verstraete
Graven in getij en zand, uitg. WKW, Ploegstraat 25, 2018 Antwerpen, 1999, geïllustreerd met kleurenkaft en kleurenfoto's, 250 × 210 mm, 48 blz., genaaid. - Deze zeer verzorgde monografie over de kunstschilder Bert Verstraete (Poperinge, 1936) wordt ingeleid met een treffend gedicht van Fernand Florizoone waaruit de verzen Eenheid zoekend met aarde en leven / ontmoet hij zichzelf perfect toepasselijk zijn op leven en kunst van deze schilder. Daarop volgt een compact maar nogal wazig essay door Drs. W. Dominique Baston. Hieruit verneemt de lezer dat Verstraete aan het Sint-Lucasinstituut in Gent studeerde en aan de kunstacademie in Koksijde. Maar dat hij vooral bij zichzelf, in zichzelf te rade ging en gaat om zijn kunstwerken te motiveren. Dit had in deze tekst beter en uitvoeriger mogen beklemtoond zijn. Zijn schilderijen of -cyclussen kregen vreemde namen zoals wervelingen, ladderlenigheid, steltlopers, ruimtetaal. Ze vallen op door hun gelaagde repetitieve karakter. Het zijn de boeiendste van de hele verzameling die hier wordt gereproduceerd. Door het ritme en de beweging die eruit stralen, kregen zij een kosmisch karakter. Het zijn zeer gestructureerde of archeologische schilderijen, die de ruimte opzoeken en soms doorbreken, en die, vooral in detail bekeken, verrassende verten openen. De kunstenaar schrijft in deze monografie zelf enkele korte teksten, gedichten als het ware, die wel veel verklaren: O vorm / vreemd grillig als je bent / waar heb jij mijn hand gedreven / naar het bange / onbekend. Natuur en cultuur komen in deze werken samen en worden gretig vermengd met de beeldende oefeningen van deze kunstenaar. Dit boek vormt een rijke bevestiging van zijn talent.
fb
| |
Geschiedenis
Adriaan Verhulst
Zoon van een ‘foute’ Vlaming, uitg. Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen, 2000, 220 × 140 mm, 140 blz., paperback 550 Bfr. - In België blijft de verwerking van de gebeurtenissen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog - bezetting, collaboratie en repressie - een moeilijke, zo niet onmogelijke opdracht. De generatie actieve collaborateurs zal wellicht uitsterven zonder dat zij heeft mogen genieten van enige vorm van vergeving. Daardoor blijft dat onverwerkt verleden een wezenlijk kenmerk van de Belgische geschiedenis en kan er geen streep onder worden getrokken. Collaboratie toegeven is, begrijpelijk, geen gemakkelijke opgave. Maar zelfs uitkomen voor familiale of vriendschappelijke verwantschap met collaborateurs was lange tijd geen evidentie. Vrij laat in zijn leven schrijft Adriaan Verhulst (71) zijn verleden, getekend door collaboratie en repressie, van zich af in het boek Zoon van een ‘foute’ Vlaming. Hij vertelt openhartig over zijn Vlaams-nationalistische opvoeding, over de verkeerde weg die zijn vader Willem Verhulst koos, over zijn oorlogservaringen en over zijn Nederlandse moeder die als protestantse en antimilitaristische tevergeefs vocht tegen de opvattingen van haar man. Na een leven als activist in de Eerste Wereldoorlog trad Willem Verhulst (1898-1975) in 1936 toe tot het VNV. Hij verliet die organisatie nog geen jaar later. Onder invloed van bekende en minder bekende flaminganten en oud-activisten, zoals Richard De Cneudt, Edgard Lemaire en Jan De Boevé, bleef vader Verhulst toch in het extreem Vlaams-nationalisme. Hoe hij uiteindelijk de samenwerking met de Duitsers aanvatte, begrijpt Adriaan Verhulst, omdat zijn vader in 1940, zoals zo velen, een kans zag in een tweede activisme. De enorme greep van het nazisme - Willem Verhulst werd uiteindelijk ss'er - is
voor de zoon altijd een pijnlijk raadsel gebleven. ‘Ik zou het zelfs opnieuw gedaan hebben’, zo vertelde de vader na zijn jarenlange gevangenschap aan zijn zoon. Nog pijnlijker voor Adriaan Verhulst was de onwil van zijn vader om te beseffen dat het nazisme door de gruweldaden misdadig was. En toch neemt de voormalige geschiedenisprofessor zijn vader in bescherming. ‘Ik besef dat aanvankelijk idealistische Vlaamsgezinde motieven aan de basis van zijn optreden hebben gelegen en hij geenszins van nature een vuige fascist was.’ Dat Willem Verhulst ooit joden uit Duitse handen poogde te redden is misschien een illustratie van zijn zoons visie. Adriaan Verhulst verwijt zijn vader dus weinig, maar neemt toch een gespleten houding aan. Tijdens de gevangenschap na het proces in 1947 - levenslang was het verdict - voelde zoon Verhulst zich enerzijds in de maatschappij gehinderd door het lot van zijn vader. ‘Anderzijds spoorde zijn situatie mij aan om de buitenwereld te bewijzen dat vader mij niet had kunnen beïnvloeden en dat ik er andere ideeën op nahield’, aldus Adriaan Verhulst die de samenleving dankbaar is dat zijn familiale band met een ‘foute’ Vlaming hem nauwelijks kwalijk werd genomen. Verhulst werd professor, voorzitter van de toenmalige BRT, voorzitter van het Willemsfonds en notoir Vlaamsgezind liberaal. Een politieke carrière mislukte: hij miste op een zucht een gecoöpteerde Senaatszetel. Niet zijn verleden speelde hem parten, wel zijn voor liberalen iets té Vlaams-radicale houding. Over Zoon van een ‘foute’ Vlaming kan je een dubbel oordeel vellen. Tot en met de gevangenschap is het een eerlijk relaas dat vlot leest en boeit. Jammer dat er van vader en zoon Verhulst geen foto's in het boek werden opgenomen. Het verhaal over Adriaan Verhulst
zijn carrière en aandeel in de Vlaamse Beweging is saai en allerminst verhelderend. Je vraagt je trouwens af of Verhulst wel tevreden is over wat hij naast zijn academische activiteiten deed, als hij schrijft: ‘Mijn functies in het Willemsfonds en bij de BRT werden mij zo een last, waarvan ik mij na mijn ontslag uit beide bevrijd voelde.’
jdd
| |
I.V. Rutgers
Onderaards Rome. Een speurtocht naar de wortels van het Christendom in de catacomben van de Eeuwige Stad, uitg. Peeters-Damon, Bondgenotenlaan 153, 3000 Leuven, 2000, geïll. met zw.-w.- en kleurenfoto's, 200 × 175 mm, 153 blz., genaaid 595 Bfr. - De catacomben in Rome oefenen reeds sedert eeuwen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op de bezoekers van de Eeuwige Stad. Dit mag niet verwonderen. Diegenen die ooit in de duistere gangen van deze onderaardse dodenakkers, eindeloos lang, zijn afgedaald en er in hebben rondgedwaald, begrijpen die aantrekkingskracht ten volle. Tienduizenden graven, de meeste sober, andere echter versierd met prachtige muurschilderingen en wonderlijke sculpturen, verrassen de bezoeker voortdurend. Hij wordt er tegelijk geconfronteerd met de eindigheid van zijn bestaan, met vragen over de zin van leven en dood, met de twijfels rond het leven na de dood, met het wezen en de idealen van het vroege christendom. De catacomben zijn zo de indrukwekkendste monumenten van de vroegchristelijke kerk, één van de oudste en belangrijkste in de antieke wereld.
L.V. Rutgers, die talrijke wetenschappelijke publicaties over de catacomben in Rome verzorgde, wil met dit boek het belang van deze onderaardse begraafplaatsen nu ook voor een ruimer publiek inzichtelijk maken en tegelijk wat meer fundamentele informatie bieden dan de traditionele gidsen die ter plaatse worden aangeboden. Achtereenvolgens worden behandeld: 1. De ontdekking van de vroegchristelijke catacomben met een bijzondere aandacht voor de geschiedenis van het onderzoek. Doel is na te gaan door welke drijfveren de belangrijkste vorsers zich bij hun onderzoek hebben laten leiden. 2. De archeologie van de vroegchristelijke catacomben gaat niet enkel in op de archeologische ontwikkelingsgeschiedenis van de begraafplaatsen, maar ook op de methodologische problemen waarmee de archeologen worden geconfronteerd. 3. De kunst van de vroegchristelijke catacomben behandelt deze specifiek religieuze kunstvormen zoals deze op basis van de vondsten kan worden gereconstrueerd. 4. Een korte beschrijving en praktische gids van de catacomben die toegankelijk zijn. In een appendix wordt ten slotte nog aandacht geschonken aan de joodse catacomben en de inscripties.
Interessant is dat het boek vertrekt van de toegankelijke catacomben, zodat de geïnteresseerde ter plaatse kan kennis nemen van de ontwekkingen en de vroegchristelijke kunst. De auteur voert de lezer rond in de heilige gangen voorbij duizenden graven van gewone mensen, langs weelderig gedecoreerde grafkamers van pausen en martelaren. Daarbij heeft hij gedracht de
| |
| |
nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen zoveel mogelijk in zijn exposé te integreren en deze te illustreren. Het boek is geschreven voor ieder die in een kort tijdsbestek een degelijk inzicht in deze uitgestrekte begraafplaatsen, dat gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek, wil krijgen. Voeg daaraan een praktische gids toe en zie, hier ligt een aanbevelenswaardig boek.
rn
| |
Jeugdliteratuur
Jan van Coillie
De dichter is een tovenaar. 175 gedichten voor kinderen, uitg. Averbode, Abdijstraat 1, 3271 Averbode, 2000, met tekeningen van Klaas Verplancke, 240 × 165 mm, 232 blz., gebonden, 695 Bfr. - De titel van deze nieuwe bloemlezing van Jan van Coillie is ontleend aan de eerste strofe van een gedicht van Johanna Kruit: Een dichter is een tovenaar:/hij tovert woorden bij elkaar/die zo tezamen komen/als beelden doen in dromen. In het boek zijn 175 gedichten verzameld die verschenen tussxen 1990 en 2000. Deze bundel biedt een rijke en gevarieerde staalkaart van grappige, ontroerende, ingetogen, uitbundige en fantasierijke gedichten voor 5- à 12-jarigen. Gekke verzinsels en sterke verhalen staan er naast poëtische impressies en woordspel. Wie niet zo vertrouwd is met moderne kinderpoëzie denkt al te vaak uitsluitend aan rijmende en verhalende gedichten. Wie deze bundel doorneemt, merkt dat de verscheidenheid groot is: gedichten die treffen door hun eenvoud, gedichten die gevoelens en reële situaties haarscherp weergeven, gedichten die met ongewone beelden en woorden de lezer verrassen of ontroeren, gedichten die achter de woorden een wereld van gevoelens, dromen en fantasie oproepen.
In het totaal zijn meer dan 50 dichters vertegenwoordigd. Ed Franck, Johanna Kruit, Shel Silverstein, Willem Wilmink en Leendert Witvliet zijn met negen of meer gedichten prominent aanwezig. Samen met een twintigtal andere dichters met drie of meer gedichten, nemen ze het gros van de bundel voor hun rekening. De gedichten werden, zoals in de vorige bloemlezingen van Jan van Coillie, geordend volgens thema: dertien thema's over ondermeer lezen, eigen identiteit, gevoelens, gedachten, feesten, school, natuur, dieren, sterke verhalen.
Dit stevige, lijvige boek kreeg een mooie, rustige lay-out. Bij elk thema en bij een aantal gedichten staat een leuke pentekening van Klaas Verplancke. Op een originele en grappige manier interpreteert hij de gedichten. Achteraan zit naast een handig register op auteur en op titel ook een uitgebreide trefwoordenlijst. Wie de productie van kinderpoëzie van de jongste tien jaar niet volgde, vindt hierin een mooie, representatieve selectie om te lezen of voor te lezen.
rds
| |
Diana Lee Wilson
Tienduizend witte merries, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2000, uit het Engels vertaald door Ivo van Strijtem, 215 × 135 mm, 230 blz., paperback 565 Bfr. - Oyuna groeit op in de Mongoolse steppe eind 13de eeuw. Als meisje geniet ze al weinig aanzien, maar door haar verbrijzelde voet lijkt ze gedoemd om haar leven in en om de ger - de vilten tent van de rondtrekkende veehoeders - te slijten. Een paard was de oorzaak van haar handicap en dat verbindt haar lot onvermijdelijk met paarden. Ze droomt van paarden en van de vrijheid die ze haar kunnen schenken. Ooit wil ze een snel paard hebben om de jaarlijkse loopwedstrijd in de stad te winnen. Zo wil ze het ongeluk bezweren en haar familie met gelukk en eer overladen. Als Oyuna twaalf jaar is, komen de mannen van Kublai Khan paarden en mannen opeisen. Oyuna's geliefde witte perrie Bayan moet ook mee en omdat ze haar niet wil verlaten, neemt ze de plaats van een neefje in. Wanneer haar bedrog ontdekt wordt, stuurt de bevelhebber haar als ereruiter met een boodschap naar de Khan. Van dan af begint een overlevingstocht over bergen, door de Gobi-woestijn, naar de stad in China waar de Khan verblijft. Dankzij Bayan en haar tijgerkat Bator bereikt ze haar doel. Haar aanhankelijkheid aan Bayan brengt haar in conflict met de Khan, maar ze kan zijn vertrouwen winnen. Wanneer de tienduizend witte merries die de Khan bezit, door een onbekende ziekte dreigen te sterven, brengt Oyuna redding. Bayan sterft, maar haar veulen voert Oyuna later naar de zege in de loopwedstrijd. In een flashback vertelt de oude Oyuna haar levensverhaal aan haar kleindochter. Ze zit samen met het kind bij een witte merrie - een afstammeling van Bayan - die een veulen moet werpen. Doorheen het verhaal keren we geregeld terug naar de stal waar grootmoeder en kleindochter innig verbonden de geboorte volgen. Op het eind
is de cirkel rond: een wit veulen kan haar kleindochter helpen om haar eigen weg te gaan. Het verhaal geeft een treffend beeld van het harde leven van de nomadische veehouders, van hun geloof, rituelen en gebruiken. De belevenissen van Oyuna zijn gevoelvol beschreven. Dankzij haar sterk karakter is ze een overlever die haar hart volgt en het noodlot niet aanvaardt. Lezers kunnen zich met Oyuna's zoektocht naar geluk, vrijheid en respect en met haar groei naar volwassenheid identificeren. Het verhaal heeft epische en mythische dimensies in de barre tocht en in de confrontatie van het jonge meisje met de machtige wrede Khan. Plastische beschrijvingen brengen de landschappen en de mensen mooi in beeld. Zo levert de verbondenheid van Oyuna met paarden en haar strijd tegen het ongeluk volgend beeld op: ‘En traagjes rolde ik mijn hart af, liet het in dunne slingers achter me aan waaien om te draaien en te drogen in de opkomende zon’ (p. 28). Talismannen, sjamanen - waaronder de bijzondere grootmoeder van Oyuna - en het geloof in een goed of een slecht omen verlenen een vleugje magie aan het verhaal. Dit avontuurlijk en meeslepend verhaal voor dertienplussers leest bijzonder vlot.
rds
| |
Henri Van Daele
De bende van Stalen Land, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 2000, 215 × 135 mm, 134 blz., paperback, 495 Bfr. - Dit boek sluit aan bij de cyclus van verhalen waarin de auteur herinneringen uit zijn kinderjaren in Zele verwerkt. Het is 1957 en op de Heizel zijn de werken voor de Wereldtentoonstelling volop aan de gang. Ook in het dorp heerst er grote bedrijvigheid. De burgemeester laat een wijk van driehonderd arbeiderswoningen, voorzien van alle comfort, bouwen. De elfjarige Henri verhuist met zijn ouders, jongere broer en zus naar een van de huizen. Hij verkent de omgeving en ontmoet er al vlug Stalen Land, een leeftijdgenoot die ook een bende blijkt te hebben. Hijzelf en Klimme Toebak vormen samen de ‘chiefs’ van de Bende van het Slakkenzout. De clubleden hebben al vlug de handen vol met het schaduwen van Stalen Land zodat ze zijn vergaderplaats ontdekken. Ongewild komen ze zo ook dieven op het spoor die bouwmaterialen uit de in aanbouw zijnde huizen stelen. Ze grijpen de kans om niet alleen Stalen Land uit te schakelen maar ook de dievenbende aan te geven bij de politie. De auteur geeft op zijn eigen onnavolgbare manier het leven eind van de jaren vijftig weer. Het dorpsleven kabbelt er rustig voort. De champetters doen hun ronde en hebben hun vaste haltes in het café. De nieuwe kruidenier uit de stad brengt de vooruitgang mee. Eetwaren worden niet langer uit zakken en vaten geschept, maar ze zitten netjes verpakt in glazen en dozen. De auteur legt in zijn boeken het sociaal weefsel van het dorp bloot. In dit boek komt vooral de naijver tussen de katholieken en de socialisten op de voorgrond, met hun eigen scholen, vieringen en cafés. In die passages klinkt soms sterk de stem van de volwassen auteur door. Doorheen het hele verhaal staan evenwel de belevenissen van Henri en zijn vrienden centraal. De
vriendschap en verbondenheid van hun groepjes en de weerwraak op Stalen Land die hen bedreigt, zijn levensecht en met milde humor beschreven. Toch lonken ze ook al naar de wereld van de volwassenen, naar de majorettes van de socialisten die ‘stuk voor stuk te biechten zonden zijn’. Het verhaal heeft aanvankelijk een eerder traag, beschrijvend tempo, maar met de figuur van Stalen Land komt er vaart en avontuur in. De verhaallijn en de anekdotes kunnen twaalfplussers zeker boeien maar niet alle lezers zullen zich kunnen inleven in de beschrijving van deze voorbije wereld.
rds
| |
Ina Vandewijer
Witte pijn, uitg. Davidsfonds/Infodok, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 2000, 220 × 145 mm, 106 blz., gebonden 595 Bfr. - Tim is bijna veertien en woont met zijn ouders in Montreal. Zijn moeder is een Inuit, maar behalve uit haar verhalen en uit de bezoekjes van zijn vreemde grootvader weet Tim weinig over zijn Inuitfamilie. Tijdens de paasvakantie trekt Tim naar Nunavut, het land van de Inuit in het uiterste noorden van Canada. Daar is hij als Imenak - zoals grootvader hem steeds noemt - een buitenstaander die de sociale omgangsvormen niet begrijpt. Grootvader neemt hem mee op jacht, over sneeuw en ijs in een stille, onherbergzame werreld. Tijdens die tocht leert Imenak zijn grootvader kennen en groeien ze nader tot elkaar. Grootvader is oud, maar hij heeft de kennis om te overleven in dit barre gebied. Hij laat Imenak de jachtgebieden en de geboortegrot zien. Via de verhalen van grootvader leert Imenak het land, de mensen en zijn familiegeschiedenis kennen. Een tijd later reist Tim met zijn ouders opnieuw naar het Noorden, ditmaal om zijn grootvader te begraven. Die verkoos de respectabele dood in een gevecht met een ijsbeer boven de langzame, onbekende dood aan kanker.
Het verhaal van Tim gaat over groeien naar volwassenheid, over je eigen plaats in het leven vinden door je wortels, je afkomst te leren kennen. Deze initiatie gebeurt via een overlevingstocht door een woeste, soms wrede witte werreld. De tocht en de verhalen van grootvader zijn voor Tim een erfenis die hem veranderen. Dankzij Imenak heeft Tim zichzelf gevonden. Het verhaal is met grote zorg opgebouwd. Verwijzingen, beelden en verhalen - zoals dat van de berin en haar jong - vormen een web dat de lezer moet interpreteren. De diepere betekenislagen van de gebeurtenissen maken de lectuur boeiend. Grootvader is een goede jager met geduld, wilskracht en doorzettingsvermogen, maar ook hij kent net als Tim angst en pijn. Hij kan omgaan met de angst voor de sneeuwstorm of een ijsbeer maar niet met de onbestemde angst voor kanker. Als het leven hem zwaarder wordt dan de dood, kiest hij voor een dood die past bij de manier waarop hij heeft geleefd. Eerst geeft hij evenwel aan zijn kleinzoon zijn erfenis door. De toenadering tussen beiden tijdens de tocht is met veel empathie beschreven. In het begin kijkt Tim als een toeschouwer naar wat er gebeurt, maar stilaan voelt hij zich één met zijn grootvader en geadopteerd door het land. De suggestieve stijl van de auteur schraagt dit sterke verhaal. De ingehouden, treffende beschrijvingen van het landschap en de originele beelden zorgen voor mooie leesmomenten, zoals ‘Jagen is het landschap als een jas aantrekken en er één mee worden’. Witte pijn is het debuut van Ina Vandewijer dat de Prijs Knokke-Heist Beste Jeugdboek 2000 kreeg. Een terechte bekroning. Het boek heeft een prachtige, indringende cover van Marijke Meersman. Het verhaal is bestemd voor dertienplussers maar het kan door zijn stijl en verhaalopbouw ook adolescenten en volwassenen bekoren.
rds
| |
Dr. Heinrich Hoffmann
Piet de Smeerpoets of Vrolijke verhalen met leuke platen, uitg. Querido, Amsterdam, 2000, verdeeld door Singel 262 Uitgeverijen, Schuttershofstraat 9, 2000 Antwerpen, vertaald uit het Duits door Jan Kuijper en Els Schippers, geïll. met gekleurde platen, 265 × 205 mm, 27 blz., gebonden 599 Bfr. - Dis is een heruitgave met nieuwe vertaling van het boek dat dokter Hoffmann in 1845 voor zijn zoontje schreef en tekende. Het was enorm populair in de 19de eeuw en het werd een klassieker
| |
| |
met een hoge oplage in verschillende talen. De dokter maakte zelf een boek als kerstgeschenk voor zijn zoontje, omdat hij de brave, moraliserende verhalen en de leerrijke boeken die toen op de markt waren, maar niks vond. Hij wilde geen boeken die leren of beleren maar verhaaltjes die ontroeren. Zijn ‘dwaze geschiedenissen’ moesten bij kinderen sprookjesachtige, gruwelijke en overdreven beelden oproepen en zo hun kinderziel beroeren. De verhaaltjes, gecombineerd met nuchtere tekeningen, waren heel direct en duidelijk, zodat kinderen ze gemakkelijk begrepen. Tegelijk is het succes deels te danken aan het feit dat kinderen konden gniffelen om zoveel dwaasheid, durf of koppigheid. De verhaaltjes gaan over eigenwijze kinderen die tegen beter weten in toch domme of slechte dingen doen. Hun lot is soms gruwelijk: Paula brandt op als ze met lucifers speelt, Reiniers duimen worden afgeknipt als hij blijft duimzuigen. Vaak zijn de situaties uitvergroot en leiden ze tot humor: drie jongens die een neger pesten worden zelf inktzwart, Hans Kijk-in-de-lucht belandt in het water en Wip-Flip trekt al vallend de gedekte tafel op de grond. De originele, ingekleurde pentekeningen illustreren de verhalen stap voor stap. Ze zijn net als de verhalen karikaturaal, sober en nuchter op papier gezet. De tekst werd voor deze uitgave opnieuw vertaald door Jan Kuijper. De vlotte, berijmde tekst is vaak spottend en richt zich af en toe rechtstreeks tot de lezer. Deze heruitgave van een klassieker is voor sommigen vooral een oud prentenboek als hebbeding, maar het is ook een charmant, naïef prentenboek dat met oudere kleuters nog leuke reacties en gesprekjes kan opleveren.
rds
| |
Joke van Leeuwen
Ozo heppie en andere versjes, uitg. Querido, Amsterdam, 2000, verdeeld door Singel 262 Uitgeverijen, Schuttershofstraat 9, 2000 Antwerpen, geïll. met tekeningen van de auteur, 205 × 155 mm, 48 blz., gebonden 500 Bfr. - Joke van Leeuwen is een grote naam in de Nederlandstalige jeugdliteratuur. Voor haar boeken van de jongste twintig jaar ontving ze tal van prijzen, waaronder een Gouden Uil, tweemaal de Woutertje Pieterse Prijs en verscheidene Griffels en Penselen. Eind 2000 werd ze voor haar gehele werk bekroond met de Theo Thijssenprijs. In haar boeken duiken geregeld versjes op, soms als klankrijk tussendoortje, soms als deel van het verhaal. In dit boek werden een twintigtal versjes uit vroeger werk gebundeld, samen met twaalf nooit eerder verschenen gedichten. Haar voorliefde voor woordspel, klankassociaties en humor kan de auteur in deze versjes ten volle uitspelen. In een aantal versjes staat herhaling en spelen met klanken voorop, zoals in het titelgedichtje Ozo heppie of in Me sokke sakke so... De auteur gaat soms heel inventief met taal om zoals in Het ouderwetse liedje van Tine: Beps, de Beps van Bob en Babs/had wat sleums en had wat slaps/en haar prachtjas had wat kraps/. Veel versjes zijn grappig of hebben een mild humoristische ondertoon. Vooral de nieuwe gedichten beschrijven gevoelens en situaties op een eenvoudige, ontroerende manier. Dan gaat het over een gebrek aan handigheid (bij het kleien of bij het spreken in een antwoordapparaat), over twijfel of onvervulde verlangens. Gedichten zoals Vluchten of Ellen, over een mentaal gehandicapt meisje, verwoorden lichtvoetig maar treffend ernstige thema's. Omdat Joke van Leeuwen in deze verrsjes vaak goochelt met klank, rijm en ritme laten ze zich prima voorlezen. Het boek is heel verzorgd uitgegeven
met pentekeningen in krastechniek van de auteur. Een fijne dichtbundel voor kinderen vanaf acht jaar.
rds
| |
Bart Moeyaert
Broere. De oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste, de snelste en ik, uitg. Querido Amsterdam, 2000, verdeeld door Singel Uitgeverijen, Maarschalk Gérardstraat 20, 2000 Antwerpen, met cd en vignetten van Gerda Dendooven, 215 × 135 mm, 128 blz., paperback, 570 Bfr. - In deze verhalenbundel vertelt de auteur over zijn kinderjaren, als jongste van zeven broers. Vaak is er een groot samenhorigheidsgevoel tussen de broers die samen plannen maken en zaakjes bedisselen. Toch heeft de kleine Bart meestal het gevoel dat hij er niet echt bijhoort. Door het wijgevoel van de zes oudere broers voelt de ikfiguur zich geregeld uitgesloten. Hij is te jong, te klein en begrijpt vaak te weinig van wat zijn oudere broers bezighoudt. Zijn wereld is ook nog beperkter, binnen de beslotenheid van gezin, school en buurt. Hij ziet de broers niet zozeer als individuen, maar als een verzameling van de oudste, de stilste, de echtste, de verste, de liefste en de snelste. De broers krijgen geen namen en dat is ook niet van belang. Wat telt zijn de intense gevoelens en scherpe observaties van de ikfiguur. Hij geniet, meer nog dan zijn broers, van de nestwarmte van het gezin. De vrouwen dragen het grote gezin: ‘onze moeder’ die de auteur met veel liefde beschrijft en Memee die op de achtergrond aanwezig is. De vaderfiguur staat wat verderaf van de kinderen, maar komt in enkele verhalen toch scherp naar voren. De 31 verhalen van telkens een viertal bladzijden zijn zorgvuldig gecomponeerd. De voorvallen en gebeurtenissen zijn altijd gekoppeld aan gevoelens en impressies. De kleine Bart is erg gevoelig voor de lichaamstaal van zijn grote broers. Hij is vaak op zijn hoede en probeert zich te assimileren in de groep. Soms is dat spannend en fijn als hij samen met hen deugnietenstreken uithaalt in het zwembad van de buren of als ze 's morgens
vroeg de kelder induiken om het grote beest, de verwarmingsketel, wakker te horen worden. Soms is hij de kleinste in het rijtje, de broer die niet veel snapt van de stoere taal van zijn broers. Zoals steeds in zijn boeken gebruikt Bart Moeyaert een beeldende taal waarin hij zijn woorden wikt en aandacht heeft voor bepaalde details, geuren en geluiden. De toon is meestal mild, met af en toe subtiele humor en binnenpretjes van de ikfiguur. De uitgever zet 15+ als beoogde leeftijdsgroep. Jongere lezers kunnen deze verhalen ook aan, maar wellicht is de grotere afstand tot de kindertijd bij adolescenten en volwassenen een vereiste om deze intense, sobere verhalen te smaken. Bij het boek zit een cd die de VRT op basis van de gelijknamige theaterproductie maakte. Bart Moeyaert leest tien verhalen voor en zingt twee liedjes, niet toevallig over de liefde voor zijn moeder en grootmoeder. Hij wordt begeleid op de piano door Caroline Deutman die de sfeer en het ritme van de verhalen mooi ondersteunt.
rds
| |
Poezie
Ad Zuiderent
Jij als geen ander, uitg. Querido, Amsterdam, 2000, verdeeld door Singel Uitgeverijen, Maarschalck Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 210 × 120 mm, 64 blz., genaaid 659 Bfr. - Het is al sedert 1988 geleden dat Ad Zuiderent (1944) een dichtbundel publiceerde. Dat gebeurde toen met Op de hoogte van Icarus, waarvan Koen Vergeer in De Morgen zei dat de dichter er zijn koudwatervrees in had overwonnen. Sentimentaliteit en werkelijkheid werden vanaf toen door Zuiderent niet langer schroomvol uit de weg gegaan.
In zijn jongste bundel, Jij als geen ander, staan liefde en erotiek op een centrale plaats. Hun positie stelt alle dingen en werkelijkheden, lokaal en bovenlokaal, in de schaduw. Ad Zuiderent beschikt bovendien over een heerlijk vermogen tot relativeren van mensen en gesteltenissen. In zijn veelstemmig gedicht toont hij de werkelijkheid zowel fragmentarisch als prismatisch, en precies dat levert een vaak intrigerende poëzie op. De eilanden, stranden en ook mensen uit zijn onmiddellijke omgeving vormen het decor van deze vaak gedurfde gedichten waarin alles kan gezegd worden en herleid tot poëtische en ook welluidende proporties.
De dichter Ad Zuiderent doet en levert al die dingen met mondjesmaat. Het is de sterkte van zijn werk en het zal het ook tegen de tand des tijds bestand maken. Mooie, tegelijk gedurfde en lieftallige verzen die vaak zowel intimistisch als mededeelzaam mogen zijn.
svdb
De recensies werden geschreven door:
fb: Fernand Bonneure |
jdd: Johan De Donder |
jvh: Jaak Van Holen |
kd: Kamiel D'Hooghe |
rd: Robert Declerck |
rn: Robert Nouwen |
rds: Ria de Schepper |
vdb: Stefan van den Bossche |
| |
Zoekertjes
- | Te koop n.a.v. een sterfgeval in één aanbod: de volledige jaargangen van (West)Vlaanderen vanaf 1952 t.e.m. 1985. Prijs af te spreken. Contactadres: A. Hendrickx, Scheutistenlaan 15A, 8500 Kortrijk. |
- | Alle jaargangen West-Vlaanderen (vanaf nr. 1 tot heden - ingebonden per jaargang). Herman Dinneweth, Tulpenlaan 34, 8790 Waregem (tel. 056/60 32 63 - GSM: 0497-54 37 98). |
|
|