Een Koninklijk Vlaams Conservatorium
Een gebeurtenis die het leven van Benoit grotendeels bepaald heeft, was de verheffing van zijn muziekschool tot een Vlaams conservatorium. Dit zou de ultieme kroon op z'n werk zijn, de ontvoogding van het Vlaamse volk door middel van zijn nationalistische muziekopvattingen. De idee tot die verheffing ontstond eind jaren '70. Een eerste keer komt dit in de briefwisseling ter sprake op 11 januari 1879. Uit de brief blijkt duidelijk dat daar al langer over nagedacht werd en dat de andere twee conservatoria (Gent was toen nog geen conservatorium) vooraf goed bestudeerd waren. Het zou echter nog twintig jaar duren vooraleer de verheffing er effectief kwam. Eén van de redenen waarom het uiteindelijk allemaal zo lang geduurd heeft, kunnen we o.a. halen uit de volgende brief:
Waarde Julius de Geyter
De minister die tot over den dag van gisteren de billyke voorrechten des bestuurders van het vl. conserv. had gehandhaafd, heeft by het bezoek by hem af gelegd door den Burgemeester der stad Antwerpen, toegegeven aan de eischen der stad Antwerpen.
Deze toegevendheid heeft voor gevolg, dat:
1o/ dat de commissie eene besturende en niet eene toezichtscommissie zyn zal
2o/ de benoemingen zullen gedaan worden <-door>/op
voorstel van/ de Commissie en /van/ den bestuurder.
In deze voorwaarden neem ik het bestuur van het Vl. Conserv. niet op my.
Ik verwittig U hierover - à gouverne
uw Peter Benoit
Antwerpen 25 Juli 1897
In deze zaak waren toen drie partijen vertegenwoordigd: Peter Benoit en de Muziekschool, de stad Antwerpen en de Staat België, vertegenwoordigd door minister De Bruyn.
Nadat de Vlaamsgezinde Jan Van Rijswijck (1853-1906) in 1892 burgemeester van Antwerpen was geworden, kwam er opnieuw schot in de zaak. Antwerpen was nu gewonnen voor het conservatorium en het stadsbestuur kon samen met Benoit ook de minister overtuigen van de noodzaak van een Vlaams conservatorium. Er kon onderhandeld worden, maar iedere partij had echter haar eigen eisen en daardoor liep het alweer mis.
In 1897 wil de minister uiteindelijk toegeven aan de eisen van het stadsbestuur, maar dit was buiten de waard gerekend. Want de reden waarom het uiteindelijk allemaal nog zo lang geduurd heeft, ligt maar bij één man: Peter Benoit. De koppige West-Vlaming stelde zijn eisen en trad nog liever af, dan toe te geven aan de andere twee partijen. Dit blijkt overduidelijk uit de brief van begin februari (zie boven). Benoit en niemand anders zou het conservatorium leiden. Daarbij wil hij helemaal geen macht uit handen geven en wil hij het onderste uit de kan halen. Benoit spiegelde zijn conservatorium aan het Brusselse conservatorium en zichzelf aan de Brusselse bestuurder. Deze was verantwoordelijk voor de uitgaven en moest zich verantwoorden aan de Staat. De leden van het stadsbestuur wilden daar echter niet op ingaan, omdat ook zij met geld over de brug kwamen en wilden weten waaraan Benoit dit zou spenderen. Zij wilden de bestaande toezichtscommissie omvormen tot een besturende commissie die belast zou zijn met de uitgaven. Ook zou die commissie nieuwe personeelsleden kunnen benoemen. En ook daar is Benoit het niet mee eens.
Dezelfde dag nog krijgt hij antwoord van De Geyter:
25 Juli 1897 half elf.
Vriend,
Juist van Zandvliet terug thuis (heen en weer, vandaag reeds), ontvang ik uwen expressbrief.
Ik lees in de dagbladen ook dat d' overeenkomst tusschen Stad en Staat op dien voet gebeurd is.
Maar wat kan ik daar nu toch aan doen? - Ge moest uw verzet schryven of zeggen à qui de droit.
Lang vóór vandaag, had ik op het recht van voordragen en dat van benoemen al nagedacht, en wilt Gy weten wat ik vind?
Dat hy die benoemen mag, ‘alle’ recht heeft, ook dat om de voorgestelde kandidaten te weigeren, en niet te benoemen zoolang de voordrachten hem niet toelachen. Als de Minister koppig is (en er zal zoo wel eens een Waal komen!) zal de Bestuurder en zal ook de Commissie ‘vet zijn’ met hun recht van kandidaten voor te dragen. Hy zal er anderen vragen, totdat hy zynen wil heeft.
Dat schynt zyn recht te wezen, en ik geloof niet dat ik mis ben.
Kan het U wel veel schelen dat, na of nevens U, de Commissie ook kandidaten voordraagt? Die Gy opgeeft zullen benoemd worden, als Gy gelyk hebt; hebt Gy ongelyk, dan mag de Minister d' uwen niet benoemen.
Och, Vriend, sta nu toch eens wèl met de nieuwe Commissie!
De Berg is de Muziekschool niet, neen; maar er is hier ook een Raadvan. beheer, en er zyn ook plaatsen te ‘vergeven’: ik heb het recht niet om kandidaten voor te dragen; en sinds 25 jaar dat ik Bestuurder ben, heeft de Raad, die hier Commissie en Minister tegelyk is, niemand, maar niemand, benoemd dien ik niet had voorgesteld! 't Zyn brave menschen, en ik ook doe het goed. Wy betalen 60.000 frs aan jaarwedden.
Den eersten keer dat men, tegen uw verlangen in, een domme, onrechte benoeming doen zal, neem dàn uw ontslag.
Nu schynt Ge my - onder ons, zulle! - tegen molenwieken te schermen.
(...)
Blijkbaar krijgt ook De Geyter het op de zenuwen van zijn koppige vriend. Zo vraagt hij zich af wat hij nu kan doen aan deze situatie. Even later smeekt hij zijn vriend om toch eens eindelijk constructief samen te werken met zijn toezichtcommissie, want al sinds de oprichting van die commissie (zie boven) botert het niet tussen Benoit en de commissie. Ook bij die oprichting wilde Benoit de alleenheerschappij in zijn school.
Julius de Geyter kent trouwens het klappen van de zweep, want hij is al 23 jaar (en niet 25 jaar, zoals hij verkeerdelijk schrijft) bestuurder van de Berg van Barmhartigheid (gelegen in de Venusstraat, waar nu het stadsarchief gevestigd is), een voorloper van het OCMW. Die post had hij gekregen van het liberale stadsbestuur in 1874 voor bewezen diensten. Dit favoritisme werd dan ook sterk gehekeld in de katholieke pers. Hij moet ook samenwerken met een raad van beheer, maar hij kent geen problemen. Hij heeft dan ook een nuchtere kijk op de zaak en tempert zijn vier jaar jongere vriend met bijna vaderlijke raad.
De goede raad helpt blijkbaar niet veel, want het duurt nog bijna een jaar vooraleer er een akkoord komt. Op 27 juni 1898 wordt dan het KB gepubliceerd in het Staatsblad betreffende de verheffing van de Antwerpse Muziekschool tot een Koninklijk Vlaams Conservatorium. Op 1 juli wordt Peter Benoit dan eindelijk benoemd tot directeur van dit conservatorium. Jammer genoeg heeft hij niet lang kunnen