Wat spelende kinderen uitvoeren is een vorm van mimesis. Dat wil zeggen dat zij enerzijds volwassenen in hun werkzaamheden nabootsen, maar anderzijds in het overnemen niet uitsluitend imiteren of reproduceren - zij vinden soms iets nieuws. Dit nieuwe komt niet uit het niets, maar is steeds een synthese en een samenspel van associaties die de verbeelding weet te integreren.
Wat het talentrijke kind op gang brengt, realiseert de ervaren vormgever met verfijnde deskundigheid. Hij of zij ontwerpt in de zelfde zin als het vindingrijke kind zichzelf via de wereld in de wereld ontplooit. De ontwerper of vormgever vindt niet eerst in zichzelf, maar buiten, rondom zich in de omgeving het vruchtbare materiaal dat hij verwerkt en naar de wereld terugbrengt. Aangezien de wereld, in de duizend-en-een-gestalten van de omstandigheden van de omgeving, onze horizon als voedingsbodem is voor alles wat we doen en realiseren, kan geen ontwerp slechts de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie zijn. Zelfexpressie of uitdrukking van privé-gevoelens als hoogste kunstvorm is een illusie; wie teveel naar zichzelf kijkt en slechts met de eigen zieleroerselen omgaat, heeft zich (grotendeels) van de wereld afgekeerd en verwerkelijkt niets. Wie daartegenover een grote gevoeligheid voor de wereld heeft, wie dus goed ziet wat er te zien is en hoort wat er te horen valt en bovendien dat productieve talent heeft om verfijnd te vormen, die treedt in de wereld op, die ontwerpt zich in de wereld met datgene wat hij te bieden heeft. Zoals de wijnboer de grond, de druiven, de zon en techniek en wetenschap nodig heeft om op de markt een goede wijn aan te bieden, zo heeft elke vormgever, architect, beeldend kunstenaar, choreograaf of ‘designer’ de wereld nodig om die zelfde wereld iets te bieden dat de wereld
verandert. Treffen we dit proces niet bij de dichter op een opmerkelijke wijze aan? De dichter als woordkunstenaar verzint de taal, waarin hij schrijft niet: het Nederlands, Frans of Spaans is hem gegeven, is de taal van een volk, soms van een heel continent. Maar de dichter imiteert of reproduceert niet onverwerkt wat er is. De taalfiguren die er zijn, refigureert hij in een vorm waarin hij thuis is en waarin ook anderen zich kunnen vinden, en biedt ze ten slotte de wereld aan, opdat ze zouden gelezen worden. Opnieuw kunnen we hier stellen dat de wereld alpha en omega is.
Als we aan het vormgevend werk van de ontwerpers denken, vergeten we al te gemakkelijk dat het vormgeven een grondcategorie van het menselijk bestaan is die bij uitstek van wereldlijkheid en alledaagsheid getuigt. Daarom zijn de beste kunstenaars en vormgevers uiteindelijk nooit wereldvreemd. Het lijkt er soms op dat ze zich ver van de wereld houden, maar dat is inderdaad slechts schijn: om zich beter op een aspect van de wereld te kunnen concentreren, trekken ze zich enigszins terug, om dan de stap naar de wereld met gepaste artisanale behendigheid te zetten. De wereldgerichtheid zien we voorbeeldig bij de goede designers van alledaagse gebruiksvoorwerpen. Zij hebben oog voor de techniciteit van de dagelijkse omgang met de tuigen van huis, tuin en keuken; zij zien en voelen aan dat de handigheid zich uitdrukt in een vormgeving die tegelijk mooi is, goed en aangenaam in de hand ligt en zich in de samenhang van gebruik en de overige dingen in de huiselijke of industriële context integreert. In dit opzicht zijn de beste vormgevingen die projecten die het dichtst bij onze lichamelijkheid en haar kinesthesie aansluiten, niet die ‘objecten’ die uitsluitend in de etalage goed ogen, want in dat geval zijn zij verzelfstandigingen, ‘esthetische objecten’, die er alleen maar zijn om naar te kijken, maar die we niet echt kunnen hanteren. In datgene wat we gebruikelijk design noemen, staat het goed gebruik centraal, een gebruik waardoor de omgeving herbergzamer, wat niet hetzelfde is als functioneler, wordt. Het authentieke en conviviale gebruiksvoorwerp heeft in dit perspectief tekenwaarde: de tekening verwijst niet alleen naar de fysieke configuratie, maar ook naar de betekenis van die vorm voor de context. De beste, meest geschikte vormgevingen gaan eigenlijk een dialoog met de omgeving, met de omstandigheden van hun werkzaamheid aan, zij
passen zich in het netwerk van de betekenissen van de huishoudelijke of politieke economie in, zoniet blijven zij misschien wel mooie, maar uiteindelijk vreemde dingen. Dit kan niet het doel zijn van de vormgeving. Als algemeen menselijke categorie sticht vormgeving authentieke wereldlijkheid en vervreemdt zij niet.