[nummer 283]
Julien Vermeulen en Gerda Vanfleteren
Drie Britse Dames: Ethel Smyth, Virginia Woolf en Barbara Hepworth
Terugblikkend op haar vroegste jeugdjaren herinnerde Virginia Woolf zich de intense ervaring van het beluisteren van de golfslag, toen ze als kind met haar familie in het Engelse kustplaatsje St Ives verbleef. Tussen slapen en waken hoorde ze van achter de gesloten blinden van het Talland House de brekende golven die aan en af kwamen rollen.
Van 1882 tot 1894 bracht Virginia Woolfs familie de lange zomermaanden steeds in St Ives door. Ook later trok ze vaak naar Cornwall om er tot zichzelf te komen. Het verband tussen deze indringende jeugdimpressies op Cornwall en haar romans werd al meer dan eens onderkend. Ook voor Ethel Smyth was Cornwall een fascinerende plek die aanleiding gaf tot haar werk The Wreckers. Cornwall vormde voor deze opera meer dan alleen maar een decor. Geboeid was de componiste op zoek gegaan naar facetten van de volksmuziek die ze in haar kunst integreerde. Maar vooral voor Barbara Hepworth is St Ives in Cornwall een echte thuis geweest. Vanaf 1940 tot aan haar dood in 1975 woonde Hepworth in deze kustplaats, ze had er haar studio en haar vrienden, ze experimenteerde er in haar atelier en ontwierp er het concept voor haar tuin die een natuurlijk biotoop voor haar sculpturen werd. Terzelfder tijd integreerde ze bepaalde Keltische componenten in haar beeldhouwwerk: de fascinatie voor de losstaande steles, voor de menhirs en de dolmens leidde tot een ‘magische conversatie’ met abstracte steensculpturen en bronscreaties.
Toch hebben deze drie opmerkelijke vrouwelijke kunstenaars meer gemeen dan een speciale band met het schitterende Cornwall. Deze kunstenaars waren elk op hun domein verantwoordelijk voor een sterke doorbraak van het modernisme. Hun afwijkende visie op de traditionele kunst en op diverse sociale conventies leidde tot het heel aparte karakter van een groots corpus van grensverleggende kunstwerken.
Ethel Smyth (1858-1944) is vooral de geschiedenis ingegaan als de rebellerende suffragette die sterk geïnspireerd was door de figuur van Emmeline Pankhurst. Als componiste schreef ze onder andere The March of the Women, het zogenoemde ‘suffrage battle anthem’. Het is een bekende anekdote geworden dat ze in 1912 met een tandenborstel een uitvoering van dit strijdlied dirigeerde voor een koor van honderd opgesloten suffragettes in de Londense gevangenis. Met werken zoals Serenade in D en Mass in D vestigde ze haar reputatie als belangrijkste vrouwelijke componist van haar tijd. Voor haar verdiensten kreeg ze in 1922 de eretitel van Dame.
Virginia Woolf (1882-1941) behoort tot de grote vernieuwers van het Britse proza. In romans als Mrs Dalloway en To the Lighthouse paste ze de stream-of-consciousness-techniek toe waarbij ze zo nauwkeurig mogelijk de beweeglijkheid van de psyche probeerde in kaart te brengen. Door het klassieke vertelstandpunt en de traditionele tijdslijn te doorbreken maakte ze ruimte voor een genuanceerde weergave van de menselijke gedachten en via een dicht netwerk van associaties en symbolen ook voor de onbewuste lagen van de geest. De vriendenkring die ze samen met haar zuster Vanessa Bell opbouwde, is bekend geworden als de Bloomsburygroep: een club van alternatieve kunstliefhebbers voor wie het esthetische van primordiaal belang was, genoemd naar de Londense wijk Bloomsbury waar de zusters Viriginia en Vanessa gewoond hebben. V. Woolf nam geen officiële onderscheidingen in ontvangst en pleegde in 1941 zelfmoord na een leven van talrijke depressies.
Barbara Hepworth (1903-1975) heeft een wereldwijde reputatie opgebouwd als beeldhouwer van abstract werk. Vrij vroeg begon ze met het uitwerken van non-figuratief werk, aanvankelijk in taille directe waarbij ze zowel met hout als diverse steensoorten experimenteerde. Haar opmerkelijke bijdrage tot de abstracte plastiek is het systematisch uitwerken van geperforeerde volumes. Vooral in een latere periode paste ze deze techniek van uitholling toe op monumentale bronzen. In 1965 werd ze Dame Commander of the Order of the British Empire.
Hoewel deze drie kunstenaars leidinggevende figuren zijn bij de ontwikkeling van het modernisme in de kunst, mogen we ze toch niet onder één hoedje vangen. Afgezien van enkele jaren leeftijdsverschil was de onderlinge verhouding tussen deze vernieuwers ook niet eenduidig. E. Smyth en V. Woolf hadden wel contact met elkaar, en dit hoofdzakelijk na 1930. E. Smyth bewonderde erg het talent van de twintig jaar jongere Woolf, vooral daar ze zelf ook als schrijfster had proberen naam te maken. Beide kunstenaars correspondeerden met elkaar, maar vooral Virginia Woolf leek enigszins sceptisch te staan tegenover Smyth. In een brief aan haar vriend Lytton Strachey schreef Virginia Woolf in 1919 reeds: ‘Ik ben in het tweede deel van Ethel Smyth. Ik denk dat ze triomfantelijk naar voren komt, door de loutere kracht van haar eerlijkheid. Het is jammer dat ze niet kan schrijven want ik denk dat ik het niet meer opnieuw zal lezen. Maar het fascineert me toch. Ik zag haar tijdens een concert twee dagen geleden - ze schreed doorheen de gang in een jas, rok en slobkousen en ze praatte zo hard ze kon...’
Barbara Hepworth was nog eens twintig jaar jonger dan Woolf. Net als Ethel Smyth en Virginia Woolf was ze sterk op de continentale kunst georiënteerd, maar toch distantieerde ze zich openlijk van het estheticisme van de Bloomsburygroep. De opvattingen van de Bloomsburyclub hadden in wezen opgang gemaakt in de Londense burgerij tegen de achtergrond van de Victoriaanse samenleving. Barbara Hepworth stond daar verder van af, in tijd én in ruimte. Ze was opgegroeid in Yorkshire en had ook de sfeer van het Londense Belgravia van rond de eeuwwisseling nooit gekend.
De onderlinge verschillen mogen ons er echter niet van weerhouden deze drie opmerkelijke kunstenaars hier samen te brengen. Alleen al hun normdoorbrekende visie op hun eigen kunstdiscipline, op de kunst in het algemeen én op bepaalde sociale rolpatronen is een interessant bindmiddel tussen drie uiteenlopende karakters.