Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 49(2000)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 271] [p. 271] Dichter te gast Koen Stassijns 1 Op het asfalt staat een bloem, ernaast ligt een egel. Nog geen metafoor. Hij die ze verzint neemt de vlucht, scheurt uit het beeld dat met hem verkleint. En nu verzint het zichzelf onder het oog van een vrouw die kijkt naar een wagen die likt aan de verte die waar nog geen punt is verdwijnt. De vrouw plukt de bloem, neemt ze nee legt ze naast de egel en hoort - het gebeurt - hoe een man nu tot haar spreekt. En uit dat behouden behoedzame kijken breekt bloedend een dag aan die niemand zal gaan als voorheen. 2 En als het een vrouw was die reed, door een verblindende nacht, en in de belendende kamer geschuifel, een man op en neer maar de dag breekt niet aan? Hij nadert. Een hand die verschijnt nu groter dan schaduw scheert langs haar heen, de langste weg naar een schreeuw, valt stil aan de andere kant en verkleint. Het beeld zakt weg in haar lichaam, een glimp die ze herkent als een scherp punt dat in de verte verdwijnt. Daarna het behoedzame kijken naar hem als naar een mes, en de rode bloem hoog tussen haar benen. 3 Vanwaar toch die spiegel? Wat als het beeld hem eens brak? - - - Ik stak niet over kon die windrichting uit maar volgde de lijn die schaduw zo-even getrokken had en vorderde - tussen de stippen - verblind - de openknippende messen - hun schreeuw - naar de bloem die niet langer alleen en ik zag de dag die ik niet meer zou gaan. Een hand lag een hand op mij voor, raakte behoedzaam, vergrootte de afstand die tussen ons week, trok, schrok terug toen alles was wat het leek. Vanwaar dan die pijn en het rood van de jurk van de vrouw van het mes in de dag? Of beeld ik mij alles maar in? Ook de slag? 4 Een vrouw, met een bloem, die zich bukt op het lint dat zich los had gemaakt van de nacht. Hij glijdt over het beeld langs de lijn en het bloeden begint, snijdt een landschap doormidden, wijkt niet waar het licht wordt geraakt. Niets gebeurt dan een weg en een vrouw die een vraagteken wordt dat verkleint tot een punt in de verte verdwijnt. De man die de beelden verzint kijkt naar de hand die hem stuurt ziet geen egel geen bloem slechts een schaduw behoedzaam een mes hoe een man die zich bukt en hij scheurt Metafoor? Behalve dat is er niets dat gebeurt. Uit ‘Zwijghout’, Atlas, Amsterdam, verschijnt in oktober 2000 Vorige Volgende