toeristische sector namen. Maar doorgaans bekeek de plaatselijke bevolking overal meewarig de nieuw toegekomen toeristen die bouwden op plaatsen volop in de wind en in duinengrond alwaar men zelfs geen ‘patatten’ kon telen en bleven verder gewoon aan de zijlijn toekijken!
Het aanéénrijgen van de kuststrook tot een gordel van badplaatsen werd gestimuleerd door diverse factoren. Vooreerst had men de koninklijke belangstelling voor de kust; koning Leopold II verbleef immers vaak in Oostende en stimuleerde van daaruit bewust de toeristische ontplooiing van de kust. Daarnaast had je, en dat uit eerder onvermoede hoek, de kunstenaars die massaal belangstelling opbrachten voor de kuststreek. Dat was ondermeer het geval in Knokke en in Oostduinkerke.
De kunstenaars hadden vooral veel belangstelling voor het natuurschoon en zochten ongerepte stukjes op. Door hun aanwezigheid en door hun werk maakten ze er de anderen echter op attent dat het er aangenaam verblijven was en in hun kielzog begon, eigenlijk ongewild, de toeristische ontplooiing. Die toeristische uitbouw kwam het natuurlijk uitzicht niet ten goede...
Treffend bewijs van de belangstelling van kunstenaars voor de kust is de affiche van Flori Van Acker uit 1897 waar een schilderende dame het belangrijkste onderdeel uitmaakt. Typisch bij deze affiche is ook dat de paardenvisser op de achtergrond het onderwerp van het schilderij (in wording) zal worden.
De bereikbaarheid van de badplaatsen werd gestimuleerd door de verhoogde mobiliteit waarvan de elektrische kusttram, in aansluiting met de trein, de belangrijkste factor werd. Na de eeuwwiseling deed ook de auto stilaan zijn intrede, aanvankelijk eerder als curiosum en speelgoed voor de rijken met de jaarlijkse autowedstrijden in Oostende en elders als duidelijke uitingen daarvan, maar later ook om er effectief verplaatsingen en ontdekkingen langsheen de kust mee te doen. Deze Koninklijke Baan, (what's in a name?) met het parallel lopend kusttramspoornet vormde de belangrijkste verbindingsweg langsheen de kust en moest zo de toeristische ontplooiing mogelijk te maken. De voltooiing van deze dubbele toeristische slagader zal evenwel pas gebeuren na de Eerste Wereldoorlog.
Niet iedereen was echter opgetogen met een dergelijke evolutie die het natuurschoon aantastte en figuren zoals de Brusselse hoogleraar Jean Massart en de Antwerpse folklorist Amand de Lattin ageerden respectievelijk in het Frans en in het Nederlands voor een beter respect voor de duinen. Ondanks het feit dat het vooraanstaande personen waren, bleven het evenwel achterhoedegevechten; het was als het ware roepen in de woestijn, want omwille van het toeristisch economisch belang werden heel wat duinen afgegraven en volgebouwd met een rijke verscheidenheid aan toeristische gebouwen.
Na 1900 voldeed de zee op zich minder en minder als lokmiddel en om tegemoet te komen aan de nieuwe eisen van de toeristen werden er dan ook tal van bijkomende mondaine ontspanningsmogelijkheden uitgebouwd. Het meest tot de verbeelding sprekend waren de kustcasino's met de speelzalen en de renbaan van Oostende waar er eveneens kon worden gegokt. Sport nam aanvankelijk ook een belangrijk deel van de ontspanningstijd in beslag. Het aanleggen van velodrooms in Oostende en Blankenberge, golfterreinen in De Haan en in Lombardsijde en vrijwel overal tennispleinen kaderden hierin. Op de stranden van Middelkerke en van De Panne verschenen door toedoen van de familie Dumont de eerste zeilwagens waarmee de zelden aflatende zeewind tot een toeristische attractie werd omgebogen. Iedere badplaats stelde daarenboven ieder jaar een gevarieerde ontspanningskalender samen om het de toeristen zo goed mogelijk naar hun zin te maken.
Bijgevolg mag men stellen dat de zee als attractiepool stilaan vervangen werd door mondaine ontspanning en dat de originele reden van gezondheid meer en meer enkel als alibi overbleef.
Alles in de badplaats werd in het teken geplaatst van het vrolijke, het feestelijke en daarom werden de klassieke toeristische villa's zo gebouwd dat ze zowel de status van de eigenaar als het speelse uitstraalden. De mooie taferelen in faience op het klassieke inspringend terras waren daarvan de duidelijkste uitingen. Bij de vormgeving werden aanvankelijk ook weinig elementen uit de plaatselijke architectuur genomen; dure en streekvreemde materialen zoals arduin, leien en ingevoerde niet streekeigen bakstenen dienden meteen ook om het onderscheid met de plaatselijke bewoning te onderstrepen.
Dat was zeker niet naar de zin van de strijders voor de duinen; die vonden de originele bebouwing veel beter, zoals de Lattin opmerkte:
‘Beschouw eene hoeve of een visschershuisje, 't is gelijk in welke streek of omgeving. Nooit schenden ze het landschap.’
De vakantiewoningen vielen ook duidelijk op, omdat ze groot waren en dat kwam, omdat men er een grote huishouding op na hield. De dienstboden, die ieder zichzelf respecterend huisgezin dat op vakantie was met zich meebracht, werden in de kelder- en op de zolderverdieping weggestopt. De kelderverdieping was daarbij dikwijls maar te bereiken via een bijkomende ingang om zo weinig mogelijk het leuke zorgeloze leventje te storen.
Dat er heel wat dienstboden waren, werd bewezen in Middelkerke in 1905 toen die groep een enquête stuurde naar het gemeentebestuur om bepaalde faciliteiten, zoals een vroeger uur, voor het nemen van een zeebad af te dwingen. De achterliggende reden was evenwel dat de werkgevers van deze dienstboden het niet apprecieerden dat dergelijke mensen zich zouden
De Koninklijke Baan en de kusttramlijn vormden samen de toeristische slagader bij uitstek en doorbraken het traditionele patroon van lang in dezelfde plaats verblijvende toeristen. Hier wordt het beton gegoten voor de autoweg wat eventjes hinderlijk was voor de kusttram. Middelkerke, verz. Ronny Van Troostenberghe
baden in zee op een ogenblik dat zij daar ook waren. Men streefde opnieuw een duidelijke scheiding na tussen de standen, zelfs op het strand.
Tevens wordt hiermee opnieuw bewezen dat de lagere sociale klassen reeds bepaalde gebruiken navolgden, maar dat ze hun vrijetijdsactiviteiten niet op hetzelfde moment mochten plannen als de rijke toeristen.
Dat die laatste groep zich duidelijk distantieerde van de minder gegoeden, werd ook duidelijk bewezen, doordat men de kinderhomes niet toeliet in de eigenlijke badplaats; ze werden gebouwd aan de buitenrand. Het waren twee redenen die hiertoe aan de basis lagen: vooreerst was men niet gelukkig met die groepen kinderen die op het strand zouden spelen en daarnaast was men ook bang dat de ziekten bij die lagere klassen aanwezig waren, zouden kunnen overslaan. Vandaar dat de gegoeden wel betaalden voor de zieke kinderen om die een verblijf aan zee aan te bieden, maar dat ze die niet in hun buurt wilden zien vertoeven.
Het leuke toeristische leven, voor sommigen althans, zal in 1914 abrupt worden afgebroken.
Verstoorde de Eerste wereldoorlog het toeristische feest, het was dezelfde oorlog die zal zorgen dat het toerisme op-