Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 49
(2000)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Ludo Stynen
| |
[pagina 87]
| |
Robbers die moeite heeft met de ingenieur en het seksuele en vindt hij ook dat Streuvels met al te veel nadruk het seksuele van het landleven beschrijft. Een nuancering die haast een volledige ommekeer lijkt. De nuancering lijkt aan te sluiten bij de opvattingen van mede-romanvernieuwer Maurits Roelants. Die gaf met de titels van zijn dichtbundels De kom der loutering (1918) en Het verzaken (1930) erg duidelijke signalen, en zijn romans Komen en gaan (1927) en Het leven dat wij droomden (1931),
Roelants, Streuvels en Terilinck.
[Foto: AMVC] en de novelle De Jazzspeler (1928) zouden het beeld bevestigen dat voor Roelants het normale het ideale is, dat de mens wel toegeeft aan begoochelingen en zijn geluk op het spel zet, maar achteraf, of net op tijd, tot inzicht komt en verzaaktGa naar eind11. Bij Roelants houdt het verzaken aan de passie de erotiek buiten het verhaal of op het niveau van de suggestie. In Komen en gaan antwoordde Claudia haar verloofde op de vraag tot welke dwaasheden zij voor hun liefde in staat zou zijn niet mis te verstaan Geen enkele (11) en al is een vermelding van de buitensporigheden van zijn vader wel een psychologische duiding voor Karels libido, toch is het pas de komst van tante Emma die hem in verwarring brengt. Heel langzaam wordt spanning opgebouwd, maar verder dan een vluchtige kus, een gestolen kus, gaat de relatie niet. Wel is de geheimnisvolle verstandhouding [...] op zichzelf reeds rijk aan genot, als een wellust, die de verzadiging belooft (114). Maar de belofte wordt niet ingelost. De lezer die verder de erotische toer opwil, moet zelf maar de gedachten van Karel verzinnen. De personages zijn van goede komaf, gedragen zich allebei erg verantwoordelijk en volwassen, en de relatie gaat nauwelijks verder dan de gedachte eraan. Voor Zielens lagen de kaarten van bij het begin anders dan voor zijn mederomanvernieuwer. Al in ‘De Laatste Kalvarie’Ga naar eind12, een manuscript uit de oorlogsjaren, een manifest bijna, n.a.v. een gedicht van zijn leeftijdsgenoot Frank Van den Wijngaert, had hij het uitgebreid over zijn verlangen naar zuiver en ongecensureerd naakt, over zijn verlangen naar een tijd dat mannen en vrouwen elkaar naakt zouden kunnen ontmoeten zonder dat dat aanleiding tot zedenverwildering of wat dan ook zou impliceren. Zijn eerste teksten, de novellen en schetsen die ook Robbers wist te waarderen, zijn onbetwistbaar erotisch geladen en de techniek die de lezer tot een getuige, tot een voyeur zelfs, maakt, laadt die atmosfeer nog meer. Is de erotiek onschuldig in de niettemin in katholieke kringen toch verdacht geachte verhalen over jongerenGa naar eind13, in het door Robbers gewaardeerde ‘lichtzinnige’ verhaal ‘Meneer Pieternelle, jubilaris’, over een commissaris en zijn vriendin, wordt het dansen zonder meer een zeer sterk erotisch en sensueel gebeuren en in de roman Het duistere bloed (1930) gaat Zielens nog een heel eind verder. Maar een andere romanvernieuwer verdient eerst onze aandacht.
Om Walschaps benadering van de seksualiteit kon Dupuis niet heen. Adelaide of de strijd van een vrouw tegen zinnelijkheid, waanzin en erfelijkheid, een verschroeiende vlam in wier schijnsel het voorafgaande en contemporaine Vlaamse proza vriendelijk idyllisme, folkloristische banaliteiten en literair gepeuter lijkt te zijnGa naar eind14, zette totaal onverwacht de toon en kostte de provocerende auteur een deel van zijn publiek. Inhoud en stijl waren zo totaal anders dan wat men gewend was en Vlaanderen staat perplex over zoveel stoutmoedigheid. In de katholieke milieus die het Vlaamse cultuurleven beheersen, ontstaan echter al vlug ongenoegen en argwaan en later verontwaardiging en woedeGa naar eind15. Het resultaat is een hetze zoals de Vlaamse cultuur er slechts weinige heeft gekend. En daarbij ging het om veel meer dan wat het toenmalige idealiserende literatuurconcept of de puriteinse moraal ontoelaatbaar achtte en recensenten die zich vooral stoorden aan het seksuele of het brutale of zelfs het smakeloze als een realistisch geschetste bespuwingsscène die o.m. collega Roelants dwars zatGa naar eind16. De levenslustige, zinnelijke Adelaïde laat zich in de eerste hoofdstukjes van de roman, nadat ze de idee van een kloosterleven heeft laten varen, gewillig het hof maken. Ze wil wel eens lopen met haren in de wind en tegen een van haar twee vrienden aanleunen, zijn hand onder haar oksel. Ze wil lang kussen, maar slaat de hand weg die de minnaar op de verkeerde plaatsen van haar lichaam legt. Niettemin draagt ze meteen daarna uitdagend een laag uitgesneden kleedje dat nog nauwer gaat spannen als ze zich uitrekt. Haar gedachten zijn zondig. Haar verbeelding draaide een onkuische film (31). Een gefingeerde zwangerschap laat haar ouders moeiteloos toestemmen in een huwelijk, maar de geboorte van een kind enkele jaren later zorgt voor een kentering. Haar ongerustheid voor het leven van het kind drijft haar de waanzin in. Dezelfde Walschap die Zielens debuutroman een tekst voor volwassenen achtte, creëert vooral in het eerste gedeelte van zijn eigen tekst moeiteloos een sterk erotisch geladen atmosfeer. Met Het duistere bloed (1930) maakt Zielens de belofte van zijn verhalenbundel
Lode Zielens
waar. Gerenommeerde critici en recensenten herkennen het belang van de tekst, maar maken ook voorbehoud. Verwijzen naar Walschaps opvallend zinnelijke Adelaïde doen ze evenwel niet. Walschap, Mussche, Van de Voorde, Gijsen, zelfs Ernest Van der Hallen in Boekengids zijn lovend. De laatste veranderde in hetzelfde, voor de verspreiding van de roman in katholieke - dus bijna alle - Vlaamse bibliotheken zo belangrijke tijdschrift, enkele maanden later van mening om de tekst streng af te keurenGa naar eind17. In Nederland mocht het boek niet geëtaleerd wordenGa naar eind18. De roman is opgevat als een biecht, net als ‘De jazzspeler’ van Roelants. De toon wordt gezet in de eerste, korte alinea van de tekst: Mijn vader baatte destijds een gasterije uit te Antwerpen: ‘Het rood Konijn’. Binnen haar zwetende muren kwamen vooral overspelige dames en heeren hun schamele liefde verbergen. -1 Centraal in de passage staat het woord zweten: het zweten van de vochtige muren van een verpauperde woning; het zweten als verwijzing naar de lichamelijke liefde, een liefde die schamel genoeg was | |
[pagina 88]
| |
om het medeleven van de auteur op te roepen. De omgeving van Het duistere bloed is proletarisch, het onderwerp de drift, de aanpak vol van begrip en mededogen. Karel, het hoofdpersonage, leert in het hotelletje van zijn vader al vroeg de lichamelijke liefde kennen. Erfelijk belast wordt zijn nieuwsgierigheid al snel geprikkeld door wat er in het huis omgaat. Hij sluipt door het huis, gluurt door deuren. Zijn moeder verdwijnt en hij wordt verzorgd door een van de vrouwen in huis. Nadat hij haar en zijn vader in bed betrapte, raakt hij in haar geïnteresseerd als vrouw. Op zijn zestien wijdt ze hem in en ze vlucht met hem naar Parijs. Hij bemint er de vrouw die in de plaats van zijn moeder hem hielp, zich over hem boog. Op de achtergrond klinkt iets als een incestmotief door. [Z]ij was bezweken onder de opgaaf: een moeder voor mij te zijn en te oud om de door mij beminde vrouw te blijven. -30 Gedreven door zijn aard, door zijn bloed, geeft Karel keer op keer toe aan zijn lusten en hij wordt door de vrouw in de steek gelaten. Hij komt terug naar Antwerpen, werkt er in de haven, laat zich verleiden door een herbergiersdochter en verwekt een kind bij haar. Hij huwt haart, maar heeft al snel na de geboorte van een dochtertje een korte relatie met zijn buurvrouw. Zij was louter hartstocht, deze dertigjarige, louter passie. Zij verschroeide mij. Met haar nooit bevredigd verlangen wierp ze zich op mij. O, mijn honger naar het verloren paradijs! -47 De buurvrouw vraagt meer dan hij kan geven, hij wordt haar slaaf, hij vreest haar, tot zijn vrouw hen betrapt. Karel blijft bij zijn vrouw, ze willen in vriendschap, niet in geluk, verder leven en ze verhuizen. Dan wordt het oorlog en zowat het hele centrale hoofdstuk van de roman heeft een ander onderwerp, het socialisme. Over deze in het oeuvre van Zielens belangrijke passage verder uitweiden is binnen het bestek van dit artikel echter niet doenbaar. Na de oorlog valt de roman terug in het aanvankelijke patroon. Karel wordt proefrijder bij een autofabriek en chauffeur voor klanten, en is vaak van huis weg. De onverschilligheid van zijn vrouw wordt ruim gecompenseerd door de innige liefde die hij ondervindt van zijn opgroeiende dochter. Als hij twee jonge vrouwen en een oudere dame naar Spanje rijdt, maakt hij een fatale vergissing: hij wordt verliefd op een van hen en denkt dat die liefde beantwoord wordt. Maar anders dan in Lady Chatterley (1928, gecensureerd) gaat deze liefde over de klassengrenzen heen niet door: Karel verliest zijn baan en is vooral onder de indruk van de afwijzing. Thuis voelt hij zich gelukkig nog goed. Er is de vriendschap van zijn vrouw, er is de aan-hankelijkheid van Tine. Het leek wel dat zij mij verknocht was. Het deed mij goed. Het gebeurde meermaals dat zij op mijn schoot kwam zitten, haar lieve armpjes rond den nek sloeg en me zoende, zóó nadrukkelijk, teer en ingetogen, zoo lang soms, innig en gulzig, - dat ik mij niet bekennen wilde dat dit niet de kussen van een kind konden zijn. -85 Zekere dag betrapt hij het dertienjarige meisje met een zeer schunnig boek, een van zijn eigen boeken, van de boeken die jaren her zijn eigen bloed zo onrustig maakten, te vroeg de drift hadden aangewakkerd.
Raymond Herreman
Hij neemt zich voor het kind van meer nabij te volgen, haar te beschermen. IJdele hoop, want de ongeremde driften van zijn vader, zijn eigen driften, leven ook weer op in het meisje - een onontkoombaar lot, zo lijkt het. Karel verwaarloost zijn werk om bij haar te zijn en hun gesprekken zijn lang niet altijd die van een vader en een dochter van dertien. Gij zult uw werk nog verspelen door dat vrijen met uw dochter (95), zegt zijn vrouw, en Karel begint het meisje te mijden, maar nu zoekt zij hem op. Als Tine veertien wordt, gaat hij met haar naar de bioscoop. Zijn vrouw blijft thuis en slaapt als ze weerkeren. Wat er al een hele poos zat aan te komen, is nu onvermijdelijk. Ze steken alle lichten aan, Karel zit lusteloos in een zetel, bevend van naamloze angst en dan doet Tine haar kleren uit. Als ik opkijk staat Tine naakt in de kamer. Toevallig? Ze glimlacht: o, mysterie. Ze komt als achteloos op me toe. Zij is een rozige wolk, vol ruischende muziek, welke op me aanschrijdt. Ik zie in éénen oogopslag het teere beven van haar ronde, vaste borstjes en de zachte, gespannen welving van haar buikje. Mijn oogen blijven hangen aan de fijne kurven van haar heupen en de kleine vastheid van haar dijen. Zij is een levende, bedwelmende geurende roos, welke op me toetreedt. -100 Hij vergelijkt haar jonge borsten, haar buik en dijen met die van zijn vrouw jaren geleden en kan nauwelijks weerstand bieden. Ze dringt zich aan hem op, ze vleit zich op zijn schoot en vraagt of ze van school mag wegblijven, nu ze veertien is: Haar fluweelen blik jaagt ze in mijn brandende ogen. Zij legt het blonde hoofd op mijn schouder. Verschrikt staar ik haar aan. Toevallig raakt mijn bloeiende hand haar linker borst. Koezelend glijdt mijn hand er nogmaals over. Zij dringt zich tegen mij aan en sluit de oogen. Zucht. -100-101
Verhalen van mannen die de eerste wilden zijn bij hun dochter gaan hem door het hoofd en hij roept God aan dat hij zich niet helemaal zou vernederen tot een redeloos dier. Als Tine hem zegt hoe gelukkig ze is, nooit wil trouwen om altijd bij hem te kunnen blijven, maakt hij zich los uit haar omhelzing. Hij is zo ontdaan dat hij niets meer ziet, hij slaat haar en zij kreunt en vraagt met hete adem om meer klappen. Als hij de sporen van zijn geweld ziet, overlaadt hij haar met kussen en brengt haar naar haar kamer. Hij verbreekt het contact, maar dat is slechts een rationele ingreep; emotioneel blijft hij hunkeren naar het meisje, naar haar lichaam. Het taboe van de incest werd op de valreep vermeden en Karel stelt alles in het werk om herhaling te voorkomen. Net nu raakt hij opnieuw zijn werk kwijt. Zijn vrouw opent een herberg om in het onderhoud te voorzien en zowel Tine als Karel werken er. Karel wordt er geconfronteerd met zijn verleden en met het feit dat Tine uiteindelijk toch aangetrokken wordt door anderen. Karel heeft het er moeilijk mee en in een bui van jaloezie doodt hij de vriend van het meisje. Voor Zielens, dat zal ook in zijn later werk nog meermaals blijken, is de maatschappij slechts mensenwerk en dus voor verbetering vatbaar. Het geluk is het einddoel, maar dat doel is moeilijk te bereiken. Een van de obstakels is de seksuele bezetenheid, de kern van zijn eerste roman. Andere motieven: werkloosheid, wereldoorlog en deportatie... worden herleid tot achtergrondgebeurtenissen, het socialisme krijgt heel even wat meer aandacht. Centraal staat de mens, overgeleverd aan zijn driften en slechts voor een klein gedeelte meester van zijn handelen. De seksuele drift drijft hem tot daden die hij niet wil doen, die niet met zijn geweten overeenstemmen. Dat maakt de mens haast per definitie gespleten. En men moet ook begrip hebben voor dit zoeken naar geluk, voor deze tot mislukken gedoemde zoektocht. Voor Zielens | |
[pagina 89]
| |
was deze roman niet meer dan een van de verschillende stappen op zijn geromanceerde expeditie naar het menselijk geluk. Het duistere bloed is een roman die iemand als Roelants nooit zou geschreven hebben. Toch lijkt het erop dat Zielens en Roelants niet zover van elkaar verwijderd zijn als een vluchtige vergelijking zou doen vermoeden. Driften leiden niet tot geluk en dus moet er een andere weg zijn. In een ongedateerde briefGa naar eind19 aan zijn vriend de criticus Raymond Herreman, schrijft Zielens dat hij eens een boek zou willen schrijven over de kuisheid, over het verzaken, net die onderwerpen die de thematiek van Roelants karakteriseerden. Een boek dus over geluk dat in ascese zou ontstaan. Bovendien verzaakt in Het duistere bloed het hoofdpersonage ook al aan de grootste verleiding, die van incest. Het duistere bloed werd onthaald op veel lof en het nodige voorbehoud. De roman leverde Zielens een reisbeurs en de letterkundige prijs van de provincie Antwerpen op, maar met de verkoop ging het niet zo vlot en hij tracht zo vlug mogelijk een nieuw werk gedrukt te krijgen - om in de belangstelling te blijven. Veel materiaal heeft hij echter nog niet en in De roepGa naar eind20 (1931) herneemt hij ‘Antoinette, onze moeder’ en verschijnen twee andere verhalen voor het eerst in boekvorm. Met het oog op Zielens' wens ook eens over het verzaken te schrijven is ‘De roep van het kind’ vermeldenswaard. Het ik-relaas van een man die zichzelf niet echt gelukt in het leven vindt, wat flirt met een oude kennis, een hoertje bezoekt, maar door de aanwezigheid van een kind dat tijdelijk op de gang moet wachten, aan zijn eigen kind denkt, de vrouw verlaat en naar huis gaat. Maar dit is uiteraard niet het grote werk dat hij in zijn eerder vermelde brief aan Herreman op het oog had. In Moeder, waarom leven wij? (Amsterdam: Elsevier 1932) gaat hij trouwens gewoon verder op de eerder ingeslagen weg. In dit sociale document kleuren ongeïnspireerde seksualiteit en af en toe een vleugje creatieve erotiek de dagen. De gele roosGa naar eind21 kan misschien met meer recht als roman over het verzaken beschouwd worden. De tekst begint met nog maar eens een herneming van Zielen' allerbeste tekst ooit, ‘Antoinette onze moeder’ en bouwt dan in een sociaal-psychologisch familieportret verder aan de relatie tussen het meisje en haar broer Etienne, de verteller. Vader woont geregeld met andere vrouwen en botst met zijn dochter. Voor Etienne, die zich opwerkt in de wereld, maar nooit zijn proletarische afkomst vergeet, is zij tegelijk een moeder, een zuster en een ideale geliefde en incest dreigt bijna de hele tijd op de achtergrond. Het incestmotief is er ook wanneer vaders nieuwe vrouw Irma het met Etienne probeert aan te leggen. Etiennes liefde voor Antoinette is trouwens wederkerig, want uiteindelijk bekent zijn zus altijd het meest van hem te hebben gehouden, zelfs op haar trouwdag. De verknochtheid tussen broer en zus is overigens een grote hinderpaal voor de liefde tussen Etienne en de geëmancipeerde arbeidster Maria die eerder, het kon haast niet anders, haar vader ‘woest’ had liefgehad. Hij wil evenwel geen van beiden opgeven en een tijd lang wonen ze gedrieën samen, slaapt hij af en toe met Maria, terwijl hij het meest van Antoinette houdt. WijwaterpisserGa naar eind22 Van der Hallen hierover: [...] het allerergste is wel dat telkens de zonde zich aandient als niet-verwerpelijk; het verkeerde gebeurt terloops en zonder zondebesef, het ongeregelde passieleven heeft den schijn van kuisch-zijn met zooveel terughouding, openhartigheid en eerlijkheid zijn deze bladzijden geschreven.Ga naar eind23 Terecht, uiteraard. Het enige probleem zit in het evaluerende ‘het allerergste’, maar vanuit zijn achtergrond kon Van der Hallen slechts zo denken. In De gele roos is er veel lof voor Le cousin Pons van Balzac, het in de Parijse armenwijk Marais gesitueerde boek dat Etienne én Zielens de uitstraling van plastiek en muziek heeft leren begrijpen; het boek dat hen vriendschap als gesublimeerde liefde en kunst al opperste uiting van de mensheid heeft leren kennen, en vriendschap en goedheid als de polen van een ideaal mensenleven, als een en ondeelbaar, heeft doen beschouwen.Ga naar eind24 Een opvatting die ook in ‘De roep van het kind’ al verwoord werd. Incest is dan wel frappant aanwezig in deze roman, het blijft altijd op het niveau van het verlangen, is slechts zelden bewust en meestal onuitgesproken. Misschien kan De gele roos, tegen een achtergrond van autobiografische elementen en sociale problematiek, beschouwd worden als Zielens' roman van het verzaken. Zielens blijft evenwel een heel eind verwijderd van zijn mede-romanvernieuwers. Zo blijft zijn taalgebruik ook in De gele roos, de roman van het verzaken, veel openhartiger, ‘grensverleggender’, dan dat van Roelants of Walschap. Hij is zich daar ook van bewust en verklaart het fenomeen door zijn afkomst. Het proletariaat bezit nu eenmaal een veel grotere vrijmoedigheid en brutaliteit in het spreken over de menselijke verhoudingen dan de andere klassen, een brutaliteit, die [hem] eerlijker en sympathieker lijkt dan de gecamoufleerde grofheid der anderenGa naar eind25. Anders dan bij zijn generatiegenoten lezen we bij Zielens ook over de tegennatuurlijke menselijke verhoudingen, het incestmotief wordt op een zo gedurfde wijze beschreven dat Streuvels noch Walschap maar in de buurt komen van Zielens' benadering van de seksualiteit. De Antwerpse self-made auteur heeft daarmee een persoonlijke en originele bijdrage geleverd aan de romanvernieuwing, heeft zich een eigen niche verzekerd, mijlenver verwijderd van Pallieters heidense naaktzwemmen en Wortels sleutelgatvoyeurisme enerzijds, van Houtekiets even heidense vrouwenbezwangeren anderzijds. |
|