| |
| |
| |
Bibliotheek
Poëzie
Ed Leeflang
Sleutelbos, uitg. De Arbeiderspers/Amsterdam, 1999, verspreid door Uitgeverijen Singel 262, Schuttershofstraat 9, 2000 Antwerpen, 200 × 120 mm, 111 blz., paperback 500 Bfr. -Merkwaardig is dat Ed. Leeflang pas als vijftigjarige debuteerde met de bundel De hazen en andere gedichten: een selectie van wat hij doorheen vele jaren had geschreven. Hij had meteen vrij veel bijval, allicht omdat hij teruggreep naar een traditie van uitdrukkelijk persoonlijk getinte poëzie die aan de vijftigers voorafging. In een vrij eenvoudige taal en beeldspraak verwoordt de dichter op een direct aanspreekbare wijze de persoonlijke beleving van situaties in het mensenleven en in de natuur. Ook in deze selectie uit zeven bundels (van 1979 tot 1996) is die persoonlijk beleefde invalshoek voelbaar, in de eerste bundels zelfs lichtjes autobiografisch gekleurd. Respect voor het wezenlijke van het andere is in zijn dichtkunst een constante, maar dat andere wordt wel vanuit verschillende standpunten benaderd. De eigen en vrij eenvoudig uitgedrukte intimiteit van de eerste bundels zwakt in de tussenbundels iets af; ze glijdt wat weg in een afstandelijker beschouwen dat ook formeel te constateren is. In zijn laatste bundels ontstijgt de dichter dat echter, ontstijgt hij wat een zuivere uitdrukkingswijze kan beperken. Zijn beste gedichten brengen een synthese van een doorvoelde en doordachte inleving en de openbaring - in de volle betekenis van dat woord - van een realiteit bewogen door het hart en de geest en met een verbeeldingskracht die zich nooit ver van de realiteit afkeert maar ze telkens weet op te trekken tot een hoger niveau. Een merkwaardig goede en afgewogen selectie van wat deze dichter te bieden heeft.
gg
| |
Ida Gerhardt
Verzamelde gedichten, uitg. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1999, verspreid door Singel Uitgeverijen, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, 220 × 155 mm, 3 delen in twee foedralen, respectievelijk 403, 395 en 566 blz., gebonden 5.500 Bfr. - Nu het volledig werk van de dichteres Ida Gerhardt (1905-1997) op luxueuze wijze werd gebundeld en bijeengebracht in fraaie cassetten, rijst de vraag wanneer iemand zich zal geroepen voelen om haar biografie te gaan schrijven. Een paar jaar geleden werd in Vlaanderen (nr. 268, november-december 1997) door Willy Spillebeen - tevens auteur van een in 1981 verschenen monografie over haar - nog ruime aandacht besteed aan haar poëzie. De veelvuldig bekroonde dichteres was classica van opleiding; zij promoveerde in 1942 op een gedeeltelijke en becommentarieerde vertaling van Lucretius' De rerum natura. Met ander vertaald werk, zoals Georgica van Vergilius en de Psalmen, werd recent een derde deel aan haar verzameld oeuvre toegevoegd. Van bij het begin schreef Gerhardt zich met haar gedichten in bij de na Gorter en Leopold (van wie ze in Rotterdam ooit les heeft gekregen en aan wie zij verschillende gedichten heeft opgedragen) gekomen postsymbolistische dichters rond Adriaan Roland Holst en J.C. Bloem. In haar verzen verwijst de dichteres vaak naar klassieke inhouden, vaak met christelijksymbolistische inslag. Van een nogal op de natuur betrokken poëzie evolueerde Gerhardt naar een meer existentieel moment in haar werk. Een zoektocht werd ingezet naar de diepere kern van de dingen, naar het elementaire, het authentieke dat verscholen lag in dagdagelijkse dingen en ervaringen. Het leidde veelal tot een soort van ‘negatieve zelfherkenning’, zoals Spillebeen het heeft genoemd. In die zin ging het om een keerpunt in haar poëzie wanneer de in 1955 verschenen en bijzonder goed
onthaalde bundel Het levend monogram het licht zag. Gerhardt was ook een meester in het formuleren van het korte gedicht, waarin zij dankzij een gebalde zegging alles concentreerde wat de ervaring die eraan ten grondslag lag voor haar releveerde. Die techniek speelt haar ook parten, in de positieve zin dan wel, in haar langere gedichten waarin de haatliefdeverhouding tot de moederfiguur en tot haar land werden uitgeschreven. Verlossing en berusting vond Ida Gerhardt in het religieuze en de daaraan gekoppelde symbolentaal. Met de nu driedelige verzamelde gedichten is op een schitterende manier een aanzet gegeven tot het oprichten van een definitief geschreven monument voor een onvergetelijke dichteres. Het zal binnen een paar decennia moeten blijken dat Gerhardt wellicht de belangrijkste twintigste-eeuwse dichteres van ons taalgebied zal geweest zijn. En het moet gezegd: ook vandaag blijft ze voor moderne lezers bijzonder actueel.
svdb
| |
Fernand Bonneure
Als vissen bij invallend licht. Verzamelde gedichten, uitg. Kruispunt vzw, Boeveriestraat 8, 8000 Brugge, 1999, geïll. met zw.-w.-foto's, 210 × 135 mm, 223 blz., paperback 800 Bfr. - De publicatie van de volledige dichtwerken van Fernand Bonneure: vijf gepubliceerde bundels, enkele ongepubliceerde gedichten en vertalingen van Duitse en Franse gedichten. Ze geeft een beeld van de evolutie die de dichter doormaakte, een evolutie die misschien meer formeel te duiden is dan wel inhoudelijk. Formeel is de dichter doorheen de jaren de zoekende geweest; de dichter die telkens opnieuw, geslaagde en benaderende, pogingen ondernam stilistisch adequate vormen aan te wenden. Constant aanwezig, zij het in gevarieerde vormgevingen, is allicht de trouw van de dichter aan een doordachte en doorleefde fundamentele levensoptie: een alerte gevoeligheid voor vormen van tegenstellingen, allicht eerder lichte spanningscurven in de mens zelf en in de mens die zich in de werkelijkheid beweegt. Doorheen alles blijft dat voelbaar; telkens opnieuw tracht de dichter ze tot een werkzame eenheid te transformeren. Een poëzie nochtans die zich niet meteen vrij geeft, die noodt tot lezen en herlezen, tot het aanvoelend benaderen van een boodschap, een ervaring, een emotionele geladenheid die dan toch weer verder en dieper liggen dan eerst vermoed, tot een soepele instelling op gevarieerde vormen waarin altijd weer geëigende ervaringen oplichten. De poëzie van deze dichter zal allicht ook wel in die constante beweging te situeren zijn: ‘Ik ben een ogenblik/komende van nergens/een oog in blik/komende van nergens/gedwongen zuiver ik/de huiver ik/kom er nooit mee klaar’. Willy Spillebeens inleiding tot deze verzamelbundel biedt een duidelijk, overzichtelijk en indringend beeld van deze dichter.
gg
| |
Anton van Wilderode
Volledig dichtwerk. Gebundelde gedichten, uitg. Lannoo, Kasteelstraat 97, 8700 Tielt, 1999, redactie Patrick Lateur, 205 × 130 mm, 1.790 blz., gebonden 1.985 Bfr. - Vierentwintig gedichtenbundels, vanaf ‘De moerbeitoppen ruischten’ (1943) tot ‘De dag sneeuwt dicht’ (1998), aangevuld met gedichten uit bloemlezingen en fotoboeken zijn in dit forse boek opgenomen. Patrick Lateur zorgde voor de samenstelling, de verantwoording, het indrukwekkende register op titels en beginregels en de ‘biografie’ van alle bundels met opgave van herdrukken, wijzigingen, varianten, echt monnikenwerk, dit wetenschappelijk apparaat. De dichter Anton van Wilderode, ps. van Cyriel Coupé (1918-1998), is hiermee vereeuwigd. Wie wil, kan alles lezen en herlezen. Eenzaamheid en weemoed hebben zijn leven en ook zijn poëzie begeleid. Hij gaf daar somtijds blijk van, terwijl hij in het algemeen werd geacht en geprezen voor zijn sterke standpunten, zijn rake opmerkingen, nooit zonder humor of ironie. Zijn poëzie vertoont al deze aspecten, maar geeft toch vooral blijk van diepe ernst, technisch vakmanschap, aandacht voor mens en natuur. Verteller en leraar, getuige en betrokkene, in al zijn gedichten komen ze voor en zij laten de lezer niet meer los. ‘Dorp zonder Ouders’ (1978), voor mij zijn mooiste bundel, misschien omdat ik het ontstaan en de publicatie ervan van dichtbij heb mogen meemaken, is mij het beste voorbeeld van al deze kwaliteiten. Hij is strict gestructureerd: zeven verzen plus drie verzen, het zichtbare en het denkbare, het verhaal en de les, de indruk en het getuigenis. Deze dualiteiten komen veel voor in al zijn dichtwerk; ze vormen de rijkdom en de adel van deze poëzie. Velen mogen deze teksten tot zich nemen ‘om er geduldig als vanouds te zwijgen’. Zo'n boek verdient een cultuurprijs, de schrijver ter ere, het volk ten late.
fb
| |
Beeldende kunst
L. De Ren e.a.
De Zilvercollectie. The Silver Collection, uitg. Prov. Museum Sterckshof-Zilvercentrum, Hooftvunderlei 160, 2100 Antwerpen-Deurne, reeks Sterckshof Studies 9, geïll. met zw.-w.- en kleurenfoto's, 275 × 215 mm, 573 blz., gebonden 1995 Bfr. (of 2245 Bfr. voor leverinig aan huis in België). - Eén van de taken van een goed museumbeheer is het opmaken van een inventaris van de collectie. Nog nuttiger is die inventaris in boekvorm om te zetten, zodanig dat een groter publiek ermee vertrouwd kan worden. Dit is nu gebeurd met de rijke zilvercollectie van het ‘Zilvercentrum Sterckshof’ van de provincie Antwerpen. Het overzicht bevat zo'n 474 nummers gaande van het tweede kwart van de zestiende eeuw tot 1996. Al vroeger verschenen over deze zilvercollectie catalogi, maar die behandelden slechts deelaspecten of gaven een overzicht van aanwinsten. Na een inleiding over de vorming van de collectie en enkele algemene beschouwingen over de verzameling worden in dit lijvige en fraai uitgegeven boek de zilverstukken per land, vervolgens per stad en dan chronologisch besproken. Achteraan de uitgave werd het zilver waarvan de herkomst onbekend is, typologisch geordend. Naast de technische gegevens (breedte, hoogte, doorsnede, lengte, gewicht...) wordt per voorwerp de uitvoerder-edelsmid vermeld. Verder krijgen we ook een beknopte pedigree, een literatuurlijst en de vermelding van de merken, wat voor o.a. zilver essentieel is. Meer dan interessant zijn ook de foto's van de vermelde merken en van het object zelf. Soms wordt het technische relaas ook aangevuld met enkele andere gegevens (wapen, inscripties...). Achteraan werden de bibliografie, een korte bespreking van de aangehaalde edelsmeden en de indexen afgedrukt.
jlm
| |
A.A.A. Verhoeven
Middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland (8ste-13de eeuw), Amsterdam University Press/Amsterdam, 1998, verdeeld door uitg. Kritak, Diestsestraat 249, 3000 Leuven, reeks Amsterdam Archaeologica Studies, 3, geïll. met zw.-w.-tekeningen, 305 × 215 mm, 318 blz., gebonden 1440 Bfr. - Voor wetenschappers die zich bezig houden met cultuurgeschiedenis is dit boek over middeleeuws gebruiksaardewerk in Nederland tussen de achtste en de dertiende eeuw onontbeerlijk. Dit hoogwetenschappelijk werk bestudeert de keramiek die bij opgravingen in Nederland werd aangetroffen. Deze archeologische studie (met een uitgebreid gamma aan getekende en correct weergegeven illustraties) heeft hoofdzakelijk aandacht voor de zgn. kogelpot, die uit de vrije hand werd vervaardigd, en voor aardewerk dat op een snel roterende draaischijf werd vervaardigd. Ook ander aardewerk komt aan bod. Hierbij wordt vooral import-aardewerk bedoeld. Zo krijgen we meteen een beeld hoe het goederentransport in die periode in dit deel van West-Europa gebeurde. Intussen kan de auteur ook een aantal conclusies trekken over de manier van wonen, over het comfort tijdens die periode... Tevens probeert A. Verhoeven ook een juiste datering voor deze gebruiksvoorwerpen te vinden en de verspreiding van de kogelpot te situeren. Een uitgebreide bibliografie en een index sluiten dit boek af.
jlm
| |
| |
| |
Katlijne Van der Stighelen en Mirjam Westen e.a.
Elck zijn waerom. Vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland 1500-1950, uitg. Ludion/Gent, 1999, verspreid door Singel Uitgeverijen, Maarschalk Gérardstraat 2, 2000 Antwerpen, geïll. met (300) kleuren- en zw.-w.-foto's, 280 × 245 mm, 400 blz., genaaid 1.200 Bfr. - Deze lijvige catalogus werd uitgegeven n.a.v. de gelijknamige tentoonstelling in het Kon. Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (van 17/10/99 t/m 16/1/2000) en in het Museum voor Moderne Kunst Arnhem (van 26/2/2000 t/m 4/6/2000). Geen zinnig mens gelooft (nog!) dat vrouwen minder artistiek begaafd zijn dan mannen. En toch was het eeuwen stil rond vrouwelijke kunstenaars. De prestigieuze tentoonstelling ‘Elck zijn waerom’ die vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland tussen 1500 en 1950 in de schijnwerper plaatst, is dus meer dan op zijn tijd. Hoewel menige ‘kunstkenner’ niet in staat zal zijn voor de vuist weg vijf namen te noemen van Belgische vrouwelijke schilders en/of beeldhouwers (tot 1950), zijn ze nochtans met velen geweest, de vrouwelijke kunstenaars die het schilderspalet of de beitel ter hand hebben genomen. Onderhavig catalogus (en dus ook de expositie) toont meer dan 300 werken van zowat 160 kunstenaars die tussen 1500 en 1950 in België en Nederland hebben gewerkt. Via een samenwerking tussen Gynaika v.z.w., Prof. Dr. Katlijne Van der Stighelen (KUL), de Gemeentemusea Arnhem en het KMSK-Antwerpen is een tentoonstelling opgebouwd die een nieuw licht werpt op de geschiedenis van onze schilderkunst: de vrouwelijke kunstenaars kan men (nu) niet meer ‘verdonkeremanen’. Onder het motto ‘Elck zijn waerom’, de lijfspreuk van Maria Tesselschade Roemersdr Visscher (1594-1649) presenteren zich vrouwelijke kunstenaars die alle genres van het kunstspectrum hebben beoefend. Van figuurstukken, stillevens, landschappen, over alledaagse taferelen en historiestukken, tot
(zelf)portretten, beelden en toegepaste kunst. Het is boeiend en zeker verrassend te merken hoe de tentoongestelde schilderijen en beelden technisch in niets moeten onderdoen voor die van de mannelijke kunstenaars die we uit diezelfde periode kennen. Maar toch treffen heel wat schilderijen door de vrouwelijke gevoeligheid waarmee ze werden gemaakt. Zoals het gehele maatschappelijke leven in vroegere tijden de vrouw minder rechten en mogelijkheden toekende, was ook de erkenning in de kunstwereld voor vrouwen zoveel moeilijker dan voor mannen. Een vrouw die zich in de kunst wilde manifesteren, moest vaak in de leer bij welwillende mannelijke kunstenaars. Kunstopleiding was lange tijd voor meisjes niet toegankelijk. Pas vanaf het begin van de 19de eeuw konden meisjes kunstonderwijs volgen. De Brusselse academie liet meisjes toe vanaf januari 1889 en in november volgde ook de Antwerpse academie. En dan nog kregen de meisjes niet dezelfde opleiding als de jongens. Maar geleidelijk aan kwamen ‘professionele’ vrouwelijke kunstenaars de grote schare van autodidacten versterken. De tentoonstelling brengt naast werk van min of meer bekende kunstenaressen, zoals Clara Peeters, Judith Leyster, Anna Maria van Schurman, Jenny Montigny... ook werk van (vaak) onbekende schilderessen en beeldhouwsters, maar de tentoonstellingmakers hebben er met vaste hand over gewaakt dat alleen kwalitatief hoogstaand werk werd opgenomen. We verwijzen graag naar Henriette Ronner-Knip, Marie-Adelaïde Kindt, Louise De Hem, Jacoba Van Heemskerck van Beest, Marthe Donas, Yvonne Serruys, Michaelina Woutiers, Virginie Demont-Breton... een volledig subjectieve keuze uiteraard!
rd
| |
Gestoorde Vorsten
Tentoonstellingsboek bij de gelijknamige tentoonstelling in het Museum Dr. Guislain, J. Guislainstraat 43, 9000 Gent (van 26/11/99 t/m 31/5/2000), uitgegeven door het Museum Dr. Guislain, geïll. met kleuren- en zw.-w.-foto's, 295 × 240 mm, 283 blz., genaaid. - Deze tentoonstelling kadert in het project ‘Keizer Karel 1500-2000’
en onderzoekt het onderscheid of de overeenkomst tussen ‘echte’ en ‘ingebeelde macht’. Het verschil tussen een echte koning en een ingebeelde is meestal een kwestie van grondwetten en bladgoud. Een koning die dure paleizen bouwt, is een persoon met ‘grandeur’. Een ‘gewoon’ man die hetzelfde probeert is een ‘megalomaan’ en helemaal wazig wordt het wanneer de heerser zelf een tikkeltje labiel wordt... Op de troon zit dan iemand die plots aan allerlei fantasmen lijdt. Voorliggend (drietalig: N-F-E) tentoonstellingsboek bevat een veertiental bijdragen gerangschikt in vier afdelingen: 1. koninklijke wanen (o.m. het raadsel van George III, de bouwwoede van George IV, Willem II en Ludwig II) - 2. de koning en de dwerg (o.m. ‘de natuur maakt monsters om ons te verbazen en zichzelf te vermaken’ en ‘vorsten en zotten’) - 3. verhalen over macht en waan (o.m. koninklijke angsten) - 4. megalomanie (o.m. de Meester en de Slaaf). De botsing tussen ‘echte’ en ‘ingebeelde’ macht wordt ook verduidelijkt door de illustratie: naast staatsieportretten van reële vorsten vinden we de ‘kunstwerken’ van o.m. de leerlingen van het BuSo Huize Tordale uit Torhout die ‘beroemdheden’ in beeld brengen. Een voor zichzelf sprekende confrontatie!
rd
| |
Vlaamse discotheek
Romantische symfonische muziek van Vlaamse componisten
Roel Dieltiens, cello; Joost Gils, hobo; VRT-Filharmonisch Orkest o.l.v. Silveer Van de Broeck; 2 cd's, DDD; Naxos 8.554461-62; informatief inlegboekje N-F, 11 p. - Ten tijde van de opnames voor deze cd's heette het orkest inderdaad nog VRT-Filharmonisch Orkest. Nu het van naam en structuur veranderd is, vragen we ons bezorgd af of het nog ooit een project als dit zal realiseren? Er valt voor te vrezen dat de pioniersrol die het voormalig VRT-orkest in het verleden vervulde op het gebied van de uitvoering van symfonisch werk van eigen bodem, definitief uitgespeeld is. Het ziet er ook niet naar uit dat de fakkel gauw zal worden overgenomen: wat de andere symfonische orkesten wat dat betreft presteren, is minder dan een druppel op een oververhitte plaat. Redenen te over dus om deze nieuwe cd's te koesteren. De samengebrachte collectie is bovendien een mooie bloemlezing van Vlaamse hoog-, laat- en postromantiek. Al te vaak wordt deze muziek, zelfs in onze meest gerenommeerde muziekwetenschappelijke kringen, geringschattend als provincialistisch van de hand gedaan. Eenmaal naar deze composities luisteren, volstaat om tot andere inzichten te komen. Vijf componistenfondsen, begaan met de bekendmaking van het werk van ‘hun’ componist, sloegen de handen in elkaar om dit project te realiseren en selecteerden een gevarieerde reeks composities van de vijf toondichters: de Orkestsuite uit De Pacificatie van Gent, en In de Velden (lied voor hobo en strijkorkest) van Benoit; twee Elegieën en het symfonisch gedicht Mythe der Lente van Mortelmans; het Celloconcerto van De Vocht; de 2de symfonie van Van Hoof en de 7de van Arthur Meulemans. De opname van De Vochts concerto valt uit de toon: de cello klinkt wat wazig en tornt moeizaam op tegen het orkest; dat ligt niet aan het feit dat de componist zijn werk van voor
naar achter te zwaar georkestreerd heeft! Voor het overige degelijke tot zeer degelijke uitvoeringen en stuk voor stuk composities die de kennismaking meer dan waard zijn.
jvh
| |
August De Boeck / Jean Louis Nicodé
In Flanders' Fields Vol. 17, uitg. Phaedra, Donkerstraat 51, 9120 Beveren, DDD, 92017, Marien van Staalen, cello & Jozef de Beenhouwer, piano, geïll. informatieboekje (N-F-D-E), 12 blz. - In de Algemene Muziekencyclopedie staat te lezen dat van de Duitse pianist en componist Jean Louis Nicodé enkel een Sinfonie-Ode en Das Meer bewaard zijn gebleven. Platenlabel Phaedra, dat in het verleden al voor meerdere revelaties tekende, weet beter. Nicodé's Tweede cellosonate in G op. 25 (1882) is een verrukkelijk romantisch, meeslepend werk vol afwisseling, met volksliedachtige melodieën (in het Scherzo à la Savoyarde) en zwierig sensueel als salonmuziek (deel 4) zonder ook maar even banaal te worden, integendeel steeds zeer geïnspireerd én virtuoos geschreven. Verder op deze cd de Cantilene - om heerlijk bij weg te dromen (deze compositie hoort thuis in iedere bloemlezing van romantische muziek voor cello en piano) - en de soms jeugdig onstuimige, soms zeer zangerige Sonate voor cello en piano (1894) van August De Boeck. Deze sonate werd pas in 1998 in de bibliotheek van het Brusselse Conservatorium teruggevonden, in een niet-geïnventariseerd fonds. Bevat genoemde bibliotheek één van de rijkste partiturenverzamelingen van West-Europa, ze is waarschijnlijk ook wel recordhouder inzake niet-geïnventariseerde collecties: gebrek aan personeel, in tijden van zelden geziene werkloosheid! Hoe lang nog blijft de overheid doof, blind en ongevoelig? Marien van Staalen en Jozef de Beenhouwer spelen deze muziek met grote overgave en lyrische fijngevoeligheid, al is het jammer dat de piano heel af en toe een ietsje te weinig ruimte laat aan het discours van de cello.
jvh
| |
Muziek
Dominique Favart (coördinatie)
Aan de Muziek. 150 jaar muziekleven in Brussel, uitg. Lannoo/Tielt en de Filharmonische Vereniging van Brussel vzw, geïll. met zw.-w.-foto's, 245 x 170 mm, 295 blz., gebonden 1650 Bfr. - Wie niet verder kijkt dan de titel van dit boek lang is, kan er onmogelijk achter komen dat het gepubliceerd werd n.a.v. de 70ste verjaardag van de Filharmonische Vereniging van Brussel. Dergelijke gelegenheden geven nogal eens aanleiding tot het schrijven van de geschiedenis van de jubilaris, maar hier valt meteen uit de titel op te maken dat de initiatiefnemers het veel ruimer zagen. Natuurlijk gaat het boek ook daarover, maar het muziekleven in Brussel is wel degelijk ouder dan de ‘Philharmonique’ en niet door haar alleen bepaald. Eminente musicologen, kunsthistorici, filosofen en recensenten belichten in uiteenlopende (boeiende en degelijk gedocumenteerde) bijdragen verschillende aspecten van de Brusselse muziekgeschiedenis waarin de Filharmonische Vereniging en uiteraard ook het Paleis voor Schone Kunsten gedurende de laatste 70 jaar een niet weg te cijferen rol speelden. Eén constante komt hier duidelijk naar voor, als een beschamende kaakslag, als een etterende open wonde: op geen enkel moment heeft Brussel het in de voorbije anderhalve eeuw echt opgenomen voor de componisten van eigen bodem; beweren dat Vlaamse, Waalse en Brusselse componisten stiefmoederlijk behandeld werden, mag zelfs zonder aarzelen een eufemisme genoemd worden. Enerzijds siert het deze publicatie dat men die realiteit verbloemt, noch doodzwijgt. Anderzijds: wie er de programmabrochure van de Filharmonische voor het seizoen '98-'99 op napluist komt tot het pijnlijke besef dat de wonde onverminderd ettert. Het is dan ook ronduit schrikbarend in de inleiding van dit boek te lezen: ‘Zij (de Filharmonische) wil op de traditie voortbouwen...’ (p. 13). In die zin is er weinig reden tot tromgeroffel en feestgedruis.
jvh
| |
| |
| |
Literair proza
Irina Van Goeree
De fragiele man, uitg. Davidsfonds/Clauwaert, Blijde-Inkomststraat, 79-81, 3000 Leuven, 1998, 220 × 150 mm, gebonden. - De fragiele man, de jongste roman van Irina Van Goeree, heeft een misleidende titel. Hij was beter in het meervoud geformuleerd geweest. Meerdere namen passeren immers de revue in deze roman. Sommigen zijn al gestorven of zullen sterven in de loop van het verhaal; er zijn er jonge bij en ook rijpere; maar bijna allemaal hebben ze één ding gemeen: hun kwetsbaarheid, hun manipuleerbaarheid. Er lopen 2 vrouwenfiguren door het boek: een weduwe en haar dochter. De dochter is daarvan de meest eigengereide, onafhankelijke figuur: zij domineert de mannen die haar pad kruisen. Bij de moeder is de wil tot domineren veel lichter. Bij haar wegen bezorgdheid (o.a. voor haar kleinkind), begrip en zelfs medelijden voortdurend zwaarder door in haar verhouding tot de zo naar houvast, begrip of troost hunkerende mannen. Zij denkt met vertedering terug aan haar schuchtere, lieve overleden echtgenoot die zij - vreest zij teminste - te weinig ondersteuning heeft geboden. Zij ontmoet ook Wim, een seropositieve en gevoelige jongeman. Later in het boek sterft hij tot haar groot verdriet. Evenzeer komt zij in verwarring als blijkt dat Walter, een andere man wiens vrouw chronisch depressief wordt opgenomen, haar bij een korte vakantie in het Italiaanse Ravello amper aandacht schenkt. Haar beeld van ‘de man’ wordt er niet beter op. Toch bedrijft ze de liefde met hem en dat is meteen de parallel met haar dochter: deze vrijgevochten moderne vrouw laat mannen toe in haar leven als het haar uitkomt. Of ze zakelijk en ambitieus zijn (haar eerste echtgenoot) of dromerig en chaotisch (haar nieuwe minnaar), zij (de dochter) blijft over elke situatie heer en meester en ‘fragiliseert’, meer nog dan de moeder, elke man. Al die figuren hebben allemaal hun eigen verhalen die Van Goeree aan elkaar
probeert te snoeren. En daar zit m.i. de enige zwakheid van het boek. Ofschoon de auteur erin slaagt in enkele zinnen zeer rake typeringen en sterke psychologische inzichten te verwoorden, zijn alle verhalen niet even sterk en niet allemaal even goed geïntegreerd in het geheel. Daardoor komt de roman na zo'n ruime 100 blz. enigszins in ademnood. Gelukkig is er de zuivere taal van de auteur. Zij schrijft vlot en tegelijk met een poëtische ondertoon waardoor de lectuur ‘an sich natuurlijk de moeite blijft. Al is De fragiele man geen meesterwerk, toch heb ik het graag gelezen.
ft
| |
Gaston Durnez
Paspoort, uitg. Lannoo, Tielt, 1998, met een ‘woord vooraf’ door Cas Goossens, 220 × 145 mm, 252 blz., gebonden, 895 Bfr. - ‘Een geschreven portret van een auteur moet soms beginnen met de duidelijke vermelding over wie het gaat, de literator of de mens. Bij Gaston Durnez hoeft dat niet: bij hem vallen ze samen. Dat maakt hem zo authentiek en kwetsbaar’, schreef wijlen Anton van Wilderode in de inleiding van Kleinbeeld (1973), een van de ontelbare boeken van Gaston Durnez. Uit het boek Paspoort, dat naar aanleiding van zijn zeventigste verjaardag een selectie teksten gekozen door enkele vrienden bevat, komt die rake portrettering andermaal tot uiting. Durnez is een taalvirtuoos die met een haast onnavolgbare eenvoud zowel de wereld van spelende kinderen als van rouwende mijnwerkersvrouwen kan oproepen. Zonder hoogdravend te zijn schudt hij een raak beeld uit de mouwen, met enkele woorden komt hij tot de essentie. Paspoort is een staalkaart van zijn kunnen als reporter, essayist, grappige dichter, cursiefjesschrijver en historicus. Het geeft een beeld van een auteur - ooit de Carmiggelt van Vlaanderen genoemd - die door het leven is getekend, maar er terzelfder tijd met volle teugen van geniet. Ook al zijn de gekozen teksten pareltjes in hun soort, toch springen er vier bijdragen uit: twee uit ‘journalistieke beschouwingen’, één uit ‘historische terugblikken’ en één uit ‘schrijversminiaturen’. Durnez was een kwaliteitsjournalist zoals blijkt uit de twee opgenomen reportages over de mijnramp in Marcinelle in 1956. Hij kreeg er een jaar later de eerste Persprijs van de Vlaamse Journalistenclub voor. Ze beschrijven op een beklijvende wijze de ijzige sfeer van dood en vernieling. Als historicus brak Durnez door met zijn twee delen over de geschiedenis van De Standaard.
Nochtans zijn z'n historische kronieken over WO I ook niet te versmaden. In het verhaal van oudstrijder Medard Depuydt, opgenomen in Een bloem in het geweer (1988), voert Durnez meesterlijk de ellende en de ontbering ten tonele. Het stuk - reporters hebben het nooit over een artikel - over zijn bezoek aan Stijn Streuvels in de nazomer van 1961 is voor mij de knapste tekst uit deze geslaagde bundel. In enkele bladzijden krijgt de lezer een scherp beeld van de norse Streuvels die er niet voor terugdeinsde mensen openlijk in hun hemd te zetten. Een portret, een historische gebeurtenis, een actueel feit, een passage uit het dagelijkse leven, Durnez haalt voor elk onderwerp zijn literaire pen boven. Jammer dat Paspoort wordt ontsierd door een te encyclopedisch ‘woord vooraf’ van Cas Goossens en een onvolledige publicatielijst. Zo is Durnez' (voorlopig) laatste boek, Wie betaalt het gelach? (1994) door de vrienden over het hoofd gezien.
jdd
| |
Egbert Aerts
De Berg van Caspar, uitg. Verba vzw, Oudstrijdersstraat 25, 1700 Dilbeek, 1999, 220 × 140 mm, 159 blz., paperback 650 Bfr. - Ook in deze roman benadert Egberts Aerts, voorzichtig aftastend, de mens die aan het leven lijdt, die op zoek is naar zichzelf, die zijn ware identiteit en bestemming wil kennen. Die queeste verloopt in het randgebied van droom en werkelijkheid, in de periferie van het heden en van dat wat moet geweest zijn maar niet bekleef, van wat was, hoe onduidelijk ook, en mee te dragen is, te weerhouden en te bewaren. De werkelijkheid is blijkbaar moeilijk te vatten, ze wordt doorkruist door wat wordt ingebeeld, door de fantasie, door een concept van een eigen werkelijkheid, door een denkwereld waarin het reële duidelijk ondergeschikt is en zich toch blijvend opdringt. En dat gebeurt in en door de woorden van personages die van ergens uit aanwaaien, vaag blijven en toch lichamelijk genoeg om voelbaar en herkenbaar te zijn. De roman wordt gedragen door een vrij beperkt, kernachtig verhaalgegeven: de naamloze schipbreukeling die op een verloren eiland belandt en misschien opnieuw een naam kan verwerven als hij genoeg gehoord en geleerd heeft, als hij zichzelf voldoende heeft verwerkt. Dat krijgt duidelijker contouren in en door de confrontatie met de oude Caspar, een gewezen journalist voor wie Christus opnieuw een levensvoorbeeld is geworden. De boodschap, de inhoudelijke waarden die de auteur uitschrijft zijn ontegensprekelijk interessant: het is niet eenvoudig de werkelijkheid te duiden. Haar waarde wordt wezenlijk bepaald door de waarheid. En die kan enkel in alle oprechtheid en zonder enig zelfbedrog worden benaderd. Allicht streeft de auteur naar wat hij zijn hoofdpersonage in de mond legt: zoeken naar woorden die zo echt zijn dat ze niet verkeerd kunnen worden begrepen. En dat is niet noodzakelijk het naakte woord, dat is ook het teken, het symbool dat hij op een verhelderend allegorische wijze in zijn roman
verwerkt. Aansprekend is in dat opzicht de ontwikkeling m.b.t. de Christusfiguur, een menselijke en heilige figuur, gemarteld en van een onwezenlijke sereniteit. Egbert Aerts drukte zelf ooit zijn voorkeur uit voor een literatuur die haar esthetische authenticiteit haalt uit een bezinning op het levensgebeuren zelf, die opnieuw de band legt tussen woord en fundamenteel menselijke ervaringen. Vraag is of dat wezenlijke niet wat wordt verhuld door het esthetiserende.
gg
| |
Religie
Stijn van der Linden
De Heiligen. Levens, kalender, attributen, patronaten, iconografie, uitg. Contact, Amsterdam/Antwerpen, 1999, Elsbos 33/1, 2650 Edegem, 235 × 155 mm, 1.174 blz., gebonden 2.995 Bfr. - Op geregelde tijdstippen verschijnen tegenwoordig studies over heiligen. Even regelmatig worden overzichtswerken met hetzelfde thema uitgegeven. Het samenbrengen ervan heeft uiteraard een aantal nuttigheden. Het woordenboek over ‘heiligen, zaligen, eerbiedwaardigen en dienaren en dienaressen Gods’ vormt daar geen uitzondering op. Deze ‘encyclopedie’ van heiligen beoogt misschien geen volledigheid, maar de voornaamste heiligen (zeker uit de Nederlanden) werden er alfabetisch in gerangschikt. De auteur, die medewerking kreeg van de Vakgroep Geschiedenis van de Katholieke Universiteit van Nijmegen, gebruikte voor het opmaken van de lemma's een aantal vaste elementen. Naast de naam wordt er vermeld of het een heilige of een zalige is, vervolgens de geboorte- en de sterfdatum, de feestdag, de mogelijke naamsvarianten, een korte levensbeschrijving, patronaten en/of attributen en dikwijls een beknopt iconografisch register. Een bibliografie per heilige ontbreekt. Achteraan het boek zijn nog enkele lijsten toegevoegd: de kalender, de attributen, de patronaten, de voornaamste kloosters en abdijen, een verklarende woordenlijst en een algemene bibliografie. Voor wie vlug iets over een bepaalde heilige wenst te weten, kan deze uitgave een uitstekende dienst bewijzen.
jlm
| |
Encyclopedie van de wereldreligies
Christendom - Jodendom - Hindoeïsme - Boeddhisme - Islam en aanverwante stromingen, uitg. Tirion Uitgevers, Capucienenlaan 49, 9300 Aalst, 1999, geïll. met kleurenfoto's, 285 × 220 mm, 560 blz., gebonden 2990 Bfr. - Het valt op dat termen uit de wereld van de godsdiensten vooral in het Westen langzamerhand meer en meer onbekend geraken. Het is hier niet onze opdracht om te zoeken naar oorzaken van dit fenomeen. Het is een vaststelling en daarom is het niet onbelangrijk dat deze voortaan in een naslagwerk, een encyclopedie, in een specifiek woordenboek worden samengebracht en uitgelegd. De uitgever had daarbij niet alleen aandacht voor het christendom, maar ook andere wereldgodsdiensten (jodendom, hindoeïsme, boeddhisme en islam) komen in dit boek aan bod. Op een korte, bevattelijke manier worden inderdaad een uiteenlopende reeks trefwoorden (2500 in het totaal) alfabetisch gerangschikt (van aalmoes tot Zoroastrianisme), uitgelegd, eventueel zelfs uitgebreid besproken. Spijtig genoeg ontbreken er bepaalde lemmata. We denken dan bijvoorbeeld aan kanunnik en vooral aan woorden uit de liturgie en uit de architectuur die in verband te brengen zijn met die godsdiensten en er soms een essentiële rol in spelen. Het rijk geïllustreerd naslagwerk is niettemin erg nuttig, zeker ook door verscheidene uitvoerige toelichtingen nopens bepaalde deelfacetten van die verschillende godsdiensten. Ook enkele grote figuren uit die religies en bekende kunstenaars werden erin opgenomen en toegelicht.
jlm
De recensies werden geschreven door:
fb: Fernand Bonneure |
ft: Frank Tubex |
gg: Guido Goedemé |
jdd: Johan De Donder |
jlm: Jean Luc Meulemeester |
jvh: Jaak Van Holen |
rd: Robert Declerck |
svdb: Stefan van den Bossche |
|
|