| |
| |
| |
Ludo Abicht
Grensstad Jeruzalem
Jeruzalem ligt op de grens van drie wereldgodsdiensten, van twee volkeren en van de spanning tussen een verregaand gesymboliseerd verleden en de uitdagingen van een moderne grootstad.
Om het huidige Jeruzalem te begrijpen, moet men de geschiedenis ervan kennen; om de geschiedenis van Jeruzalem te begrijpen, moet men van de contradicties van het heden uitgaan.
In de Geestelijke Oefeningen van de zestiende-eeuwse mysticus en stichter van de jezuïetenorde Ignatius van Loyola worden de retraitanten opgeroepen, hun meditaties telkens te beginnen met een zo nauwkeurig en gedetailleerd mogelijke visuele voorstelling van het Heilig Land, waar Jezus predikte, wonderen verrichtte en ten slotte vervolgd, verraden en gekruisigd werd. Vanzelfsprekend speelt de stad Jeruzalem in deze meditaties een centrale rol, zowel voor Jezus zelf als voor zijn Kerk en zijn geestelijke soldaten in de Orde. Het resultaat is een soort van zondagschoolbeeld van het oude Jeruzalem, een beeld dat sinds de Middeleeuwen het imago van die heilige stad in de geesten van de gelovigen heeft bepaald. Want deze vrome retraitanten van Ignatius werden predikanten, leraars, auteurs en missionarissen die de diepe indruk die deze dertigdaagse Oefeningen onvermijdelijk op hen gemaakt hadden, over de jeugd en de wereld hebben verspreid. In de herfst van 1954 heb ik als achttienjarige aspirantjezuïet deze Oefeningen in de Oude Abdij van Drongen met de diepste overtuiging meegemaakt, en zonder enige twijfel werd mijn beeld van het oude Palestina erdoor gekleurd.
Wanneer je dan zo'n tweeduizend jaar na de gebeurtenissen en veertig jaar na de noviciaatstijd, voor de eerste keer op reis gaat naar het Midden-Oosten, lees je vooraf de folders en reisgidsen die uiteraard alleen maar foto's bevatten van de toeristisch of archeologisch interessante landschappen en gebouwen, zodat je ten slotte toch nog erg onvoorbereid in het echte Jeruzalem aankomt. In mijn geval was dat vanuit Galilea, volop tijdens de Intifada, in een Israëlische lijnbus dwars door de bezette Palestijnse gebieden. We waren nog niet over de zogenaamde Groene Lijn gereden, de feitelijke grens tussen Israël en de Westelijke Jordaanoever, of iedereen rond ons haalde zijn geweer of Uzi boven, er verscheen een gevechtswagen met een machinegeweer erop gemonteerd voor en een achter de bus, en in elke stad waar de bus stopte, reed men een gevangeniskamp, een legerbasis of een zwaar bewaakte joodse nederzetting binnen. Buiten de poort stonden dan vaak honderden Palestijnse vrouwen met witte hoofddoeken ten teken van rouw en protest te wachten op nieuws over hun man of zonen in die kampen. Jenin, Nabloes, Ramallah, Oost-Jeruzalem: overal heerste hetzelfde beangstigende en deprimerende beeld.
En dan rijdt de bus met zijn door stenen gebarsten ruiten West-Jeruzalem binnen. De wapens worden ingepakt en iedereen kijkt opgelucht en begint met de buurman te praten. Je rijdt door brede lanen met grote moderne hotels en woningblokken, langs vroegere Arabische wijken waar de straten zwart zien van de vrome Hassidim en plotseling zie je de gouden koepel van de Rotsmoskee op de Tempelberg boven de daken opdoemen.
Het Jeruzalem, zoals je dat uit de meditatieboeken, reisfolders en kunstboeken meende te kennen, blijkt een heel kleine oase te zijn in een enorme betonwoestijn van moderne huizen, winkelstraten en shoppingcentra (West-Jeruzalem) of in een slecht onderhouden, halfvervallen maar luidruchtig levende oosterse stad (Oost-Jeruzalem).
Zicht op Jeruzalem. [Foto: Maria Fialho]
De meeste bezoekers en pelgrims komen echter via de grote weg van Tel-Aviv naar Jeruzalem de stad binnen. Langs de weg zien ze de bewust onderhouden wrakken liggen van Jordaanse auto's en tanks die daar als herinnering aan de overwinning in de oorlog van 1948-1949 worden tentoongesteld, langs de ruïnes van verlaten Palestijnse huizen en dorpen tot ze, omringd door de enorme witte woonblokken op alle heuvels, via de grote straten van de voorsteden Jeruzalem binnenrijden. Het maakt wel een enorm verschil uit, hoe je de stad voor het eerst binnenkomt, vanuit de spanning en de haat van een volksopstand tegen de bezetting of vanuit de bloeiende velden van de welvarende en duidelijk militair superieure staat Israël.
Maar in beide gevallen ligt Jeruzalem als reisdoel in het midden. Over welk Jeruzalem hebben we het dan in feite? Over de door hoge muren omringde Oude Stad, die sommige van de heiligste plaatsen van de drie monotheïstische wereldgodsdiensten bevat en die in zich ook verdeeld is in een Palestijns en een joods gedeelte, waarbij de Palestijnen dan nog een minder op- | |
| |
vallend maar reëel onderscheid maken tussen islamieten en christenen, en de christelijke Palestijnen dan op hun beurt, het houdt hier blijkbaar niet op, verdeeld zijn over minstens een dozijn verschillende christelijke kerken, elk met hun eigen clerus en liturgie, hun eigen versie van het Credo, hun specifieke gebruiken en, vooral, hun eigen gelijk?
Hebben we het eerder over de hoofdstad van de staat Israël met de Knesset, het parlementsgebouw en het Museum
De Menora voor de Knesset.
[Foto: Maria Fialho]
van de Dode Zeerollen als centrum?
Over de mogelijke, in elk geval door hen gewenste, hoofdstad van het nieuwe onafhankelijke Palestina met Oriënt House als symbolisch middelpunt?
Over de plaats van Yad Vashem, het Holocaustmuseum met de emotioneel aangrijpende zaal gewijd aan de nagedachtenis van honderdduizenden vermoorde joodse kinderen, waarvan de namen één na één worden voorgelezen?
Of over de verdwenen en overdekte ruïnes van het Palestijnse dorp Deir Yassin waar in 1948 honderden ongewapende Palestijnse burgers door zionistische terroristen vermoord werden?
Elke straat, elk huis, bijna elke steen van Jeruzalem, vooral het oude, maar sinds 1948 ook het nieuwe, heeft zo zijn geschiedenis die, zoals dat nu eenmaal gaat, moet verteld worden, indien we enigszins willen begrijpen wat daar aan de hand is. Het is nu al duidelijk dat dit geen fraaie, troostende of voorbeeldige geschiedenis zal zijn, maar we hebben die kennis nodig, om een paar zinvolle dingen over deze fascinerende stad te kunnen zeggen.
| |
De vele geschiedenissen van Jeruzalem
Vijfduizend jaar geleden ontstonden er in het centrale heuvelgebied van het latere Palestina een aantal steden en plaatsen die vandaag nog steeds bewoond zijn. Een ervan kreeg de naam ‘Roesjalimoem’, waarin verwezen wordt naar ‘Salem’, de
Straat in Oost-Jeruzalem. [Foto: Maria Fialho]
Kanaänitische god van de ondergaande zon of de avondster. Het is de beginperiode van de belangrijke Ugarit-cultuur van Kanaän met zijn administratie en teksten, zijn tempels en burchten. Drieduizend jaar geleden werd Jeruzalem, dat intussen een andere naam, Jebus, gekregen had, op de Jebuzieten veroverd door David, de koning van het joodse Israël, die er het religieuze en politieke centrum van zijn koninkrijk van maakte. Hij bracht de Ark van het Verbond naar de nieuwe hoofdstad en kreeg via de profeet Nathan van Jahweh de opdracht, er een tempel te bouwen. Deze eerste tempel zal pas door zijn zoon Salomon gebouwd worden tussen 962 en 955. Na Salomons dood in 926 wordt het rijk verdeeld in twee staten, Israël en Juda, met Jeruzalem als hoofdstad. 329 jaar later wordt Jeruzalem veroverd door de Babylonische koning Nebukadnezar. De tempel wordt in brand gestoken en de voorname inwoners worden als ballingen naar Babylon gedeporteerd. Vanaf dat ogenblik zal het verlangen naar de terugkeer naar ‘Zion’, de heuvel die zowel Jeruzalem als het hele oude koninkrijk symboliseert, als een constante in de joodse literatuur, de psalmen, de profetische teksten en de liturgie tot op vandaag blijven doorklinken.
Wanneer de ballingen in 538, na zestig jaar, mogen terugkeren, beginnen ze meteen aan de heropbouw van de tempel, maar Jeruzalem is niet langer de hoofdstad van een onafhankelijke joodse staat. Nog één keer, tussen 143 en 63 vóór Christus, zullen de joden erin slagen, onder de Makkabeeën hun onafhankelijkheid te veroveren op de Grieken, maar na de verovering door de Romeinen zal het duren tot 1948, voor er opnieuw een joodse staat in Palestina en in het westelijke gedeelte van Jeruzalem zal worden gesticht. Ook tijdens de nieuwe, bijna tweeduizend jaar durende ballingschap in de diaspora zal het verlangen naar de terugkeer een religieuze en/of politieke motivatie blijven van zowat alle joden ter wereld.
Wanneer de opstand tegen de Romeinse bezetter losbreekt en Titus in 70 de tweede tempel verwoest en alle joden uit Jeruzalem verdrijft, is er intussen binnen het jodendom een tweede monotheïstische godsdienst ontstaan, die zich bewust als wereldgodsdienst (kata holein tein gein, katholikos) begrijpt, want zijn stichter, de rabbijn en profeet Jezus, wordt door zijn joodse volgelingen als de Messias verwelkomd, en het was toch de taak van de Messias, om alle volkeren te bekeren en naar het Heil te leiden? Het feit dat het belangrijkste gedeelte van Jezus' prediking en vooral zijn dood en verrijzenis in Jeruzalem hebben plaatsgevonden, maken van die stad nu ook de heiligste plaats van het triomferende christendom, sinds de vierde eeuw de officiële godsdienst van het Romeinse Rijk.
| |
| |
De vijandschap tussen de christenen en de joden, in elkaars ogen respectievelijk ‘de volgelingen van de valse messias’ en ‘de moordenaars van Christus’, trekt een eerste scherpe grens die voor de joden, nu een kleine minderheid binnen het christendom, tot grote tragedies zal voeren. Het verhaal van het christelijk geïspireerde antijudaïsme speelt zich grotendeels buiten de stadsmuren van Jeruzalem af, maar het zal ook daar diepe wonden slaan en zijn sporen achterlaten. Jeruzalem, dat voor de
Joodse nederzettingen op de heuvels rond Oost-Jeruzalem. [Foto: Maria Fialho]
christenen de stad is van het begin van de uiteindelijke verlossing en de aankondiging van de nieuwe, bevrijde wereld met het ‘nieuwe Jeruzalem’ als symbool van de hemel, wordt voor de verbannen joden het symbool van het verzet tegen de ondergang van het jodendom. Een citaat uit de ‘Apocalyps’, het laatste boek van de christelijke bijbel:
En hij bracht mij in de geest op een zeer hoge berg en toonde mij de heilige stad Jeruzalem, terwijl zij van God uit de hemel neerdaalde, stralend van de heerlijkheid Gods; zij schitterde als het kostbaarste gesteente, als kristalheldere jaspis. De stad was omringd door een grote hoge muur met twaalf poorten, en aan de poorten stonden twaalf engelen; namen waren daarop gegrift, de namen van de twaalf stammen van Israël. Er waren drie poorten op het oosten, drie op het noorden, drie op het zuiden en drie op het westen. En de stadsmuur had twaalf grondstenen en daarop de namen van de twaalf apostelen van het Lam.
Het boek eindigt met de woorden: ‘Amen. Kom, Heer Jezus!’, waaruit het verlangen spreekt naar de wederkomst van de Messias en het einde der tijden. Zo diep is Jeruzalem intussen ook in de symboliek en het ideologische zelfbewustzijn van de christenen doorgedrongen. Dat verklaart ook de emoties waarmee, naast de joden, ook de christenen Jeruzalem als hun eeuwige hoofdstad beschouwen.
Maar het verhaal gaat verder. Tussen de vierde en de zevende eeuw is Jeruzalem het geestelijke centrum van het christendom, met als kernstuk de basiliek van het Heilig Graf, die in 335 in de aanwezigheid van 300 bisschoppen plechtig werd ingewijd, en daarrond ontstaan kloosters en pelgrimshuizen, hospitalen, scholen en kerken. Jeruzalem is nu een Byzantijnse heilige stad geworden en de Hebreeuwse bijbel van de joden is veranderd in het Oude Testament, de voorloper en aankondiger van het nieuwe en eeuwige Israël, zoals de katholieke Kerk zich nu noemt. Israël, oorspronkelijk de nieuwe naam voor Jakob, de zoon van Isaak, en later de naam van het joodse volk en van een joodse staat, is nu een synoniem geworden van het christendom, dat zichzelf heeft uitgeroepen tot legitieme erfgenaam van het oude jodendom, dat de Messias verworpen had.
Maar al in 638, zes jaar na de dood van de profeet Mohammed, verovert kalief Omar Jeruzalem in de naam van de derde en nieuwste monotheïstische godsdienst, de islam. Zijn opvolger, kalief Abdel Malek, zal op de Tempelberg, op de rots vanwaar Mohammed ten hemel is opgestegen, de rotskoepel bouwen die nog steeds de stad domineert. Jeruzalem is, na Mekka en Medina, nu ook de derde heiligste plaats van de islam en de Arabische wereld en zal die rol ook blijven spelen tot aan de verovering van Oost-Jeruzalem door het Israëlische leger in 1967. Uiteraard met uitzondering van de honderd jaar heerschappij van de kruisvaarders, vanaf de verovering van de stad door Godfried van Bouillon in 1099 tot de herovering van Jeruzalem door Saladin in 1187. Na Saladin komen de Mameloeken en na hen, van 1516 tot 1917, de Ottomanen die in 1535, onder Soliman de Prachtige, de huidige stadsmuren zullen heropbouwen. De islamieten beheersen de stad maar zijn, in tegenstelling tot de kruisvaarders, gedurende die negen eeuwen over het algemeen verdraagzamer tegenover ‘de volkeren van het boek’: ze laten de joden opnieuw in Jeruzalem binnen en garanderen de toegang tot de christelijke heiligdommen. Ook de Engelsen, die in 1917 Jeruzalem op de Turken veroveren en na WO I het mandaat verkrijgen over Palestina, laten de nietchristelijke godsdiensten ongemoeid en spelen een meesterlijk verdeel- en heersspel tussen de Palestijnse Arabieren en de toenemende stroom van zionistische kolonisten aan wie ze in november 1917 het recht op een ‘joods thuisland’ (home) beloven, zonder dat ze dit vage begrip duidelijk definiëren. Sommige zionisten, waaronder Martin Buber, verstaan daaronder het recht van alle joden ter wereld om in Palestina een geestelijk thuisland op te bouwen, terwijl anderen deze Britse belofte als een mandaat zullen interpreteren voor het oprichten van een soevereine joodse natie-staat. We weten intussen, welke interpretatie het gewonnen
heeft. In 1948 veroveren de Israëli's West-Jeruzalem en na de Zesdaagse Oorlog ook Oost-Jeruzalem en het hele Palestijnse mandaatgebied. Voor de radicale zionisten is dit de verwezenlijking van een droom die de joden al vanaf de zesde eeuw voor Christus gekoesterd hadden en die ze elk jaar aan het einde van het Pesachfeest hebben herhaald: ‘Vandaag vieren we nog in ballingschap, maar volgend jaar vieren we in Jeruzalem!’ Voor de Palestijnen, zowel christenen als islamieten, die de herinnering bewaard hebben aan het negen eeuwen lang Arabische Jeruzalem en, vooral, aan het recente verlies van hun land sinds 1948, is die droom een ondraaglijke nachtmerrie. Hiermee zijn we midden in de huidige problematiek van deze fascinerende grensstad beland.
| |
Jeruzalem: laboratorium van de vrede of ‘heilig graf’ van een interculturele gemeenschap?
Hoewel er over het toekomstig statuut van Jeruzalem, dat wil vooral zeggen van de inwoners van die stad, heel wat gedeeltelijk elkaar overlappende posities bestaan, is het wellicht nuttig, om eerst de vier dominerende antagonistische, elkaar uitsluitende stellingen te overlopen.
| |
| |
Voor de PLO, die de grote meerderheid van de Palestijnen vertegenwoordigde, was de oplossing in 1968, na de kater van de nederlaag in 1967, duidelijk: Palestina moest een seculiere, democratische staat worden, waarvan de gelovigen van elke godsdienst, in casu islamieten, joden en christenen, op gelijke voet burgers zouden zijn. Dit betekende, dat het hele grondgebied één zou blijven, maar ook, dat er geen plaats zou zijn voor een specifiek joodse staat. Dit druiste regelrecht in tegen de doelstellingen van het zionisme, dat een joodse staat nastreefde met een uitgesproken joods karakter en open voor alle joden ter wereld. Dit Palestijnse plan werd eerst officieus in 1988 en dan officieel in 1993, met de ondertekening van de eerste vredesakkoorden, opgegeven. Er werd gekozen voor een opdeling in een Israëlisch en een Palestijns gebied, waarin elk van de twee volkeren het recht had op een eigen soevereine staat. De regeringen van beide staten zouden dan als gelijkwaardige partners onderhandelingen beginnen over economische en politieke samenwerking, veiligheid en verdeling van het kostbare, want schaarse water. Jeruzalem, dat in die periode nog bestond uit een bijna uitsluitend joods en een even uitsluitend Palestijns gedeelte, zou dan de gedeelde hoofdstad worden van beide staten, dat wil zeggen met één paritair of proportioneel samengestelde administratie maar met, in elk stadsgedeelte, de officiële symbolen (parlement, ministeries en ambassades) van Israël en Palestina. De toegang tot de heilige plaatsen zou voor de gelovigen van de drie godsdiensten onvoorwaardelijk gegarandeerd blijven, in welk stadsgedeelte ze zich ook bevinden. Over de Tempelberg, met daarop de Rotskoepel en de Al Aksamoskee, zou dan moeten onderhandeld worden met het koninkrijk Jordanië, dat nog altijd het beheer van die plaatsen in handen heeft.
Er bestaan echter ook andere Palestijnse organisaties zoals HAMAS en de islamitische JIHAD, die sinds de Intifada (december 1987 tot 1991) een groeiende aanhang kennen en die in Gaza en Hebron, maar ook in de dorpen succes oogsten vanwege hun goed werkende religieuze, sociale en culturele dienstverlening en die vooral teren op het ongenoegen van de bevolking over het uitblijven van elke zichtbare verbetering van hun materiële toestand. Zij zijn de erfgenamen van de Moslimbroederschap die zich tientallen jaren buiten ‘de politiek’ gehouden heeft en daardoor op de steun van de Israëlische regering kon rekenen, maar die sinds de Intifada gekozen heeft voor politieke en militaire acties, waaronder ze ook terroristische aanslagen en zelfmoordcommando's verstaat. Ze richten zich zowel tegen Israël (‘de zionistische kolonialisten’) als tegen de Palestijnse Autoriteit (‘de verraders van volk en godsdienst’) en zetten alles op alles, om het vredesverdrag onmogelijk te maken, want dat zou het einde betekenen van hun heel Palestijnse islamitische droom. Over het lot van de ongeveer viereneenhalf miljoen joden in Israël hebben ze zich niet expliciet uitgesproken, maar men kan ervan uitgaan, dat de joden in de islamitische
De voorgevel van Orient House in Oost-Jeruzalem. [Foto: Maria Fialho]
staat in het beste geval tweederangsburgers zouden zijn en in het slechtste geval hetzelfde statuut en lot zouden hebben als de joden in bijvoorbeeld Iran. Hun slogans en acties liegen er niet om en een gedeelte van de bevolking - men schatte het in januari 1996 op 12 tot 15 procent, wat voor een dergelijke extreme organisatie niet weinig is - schijnt hen moeiteloos te ondersteunen. In hun optie wordt Jeruzalem dan opnieuw de Arabische hoofdstad van een islamitische staat, maar men kan veronderstellen dat ze, onder internationale druk, de joden en christenen de toegang tot hun heilige plaatsen wellicht niet zouden kunnen verbieden.
Hun spiegelbeeld vinden we bij de ultra-orthodoxe en extreem-nationalistische zionisten, die eveneens dromen van een herenigd ‘Palestina’, maar dan wel onder de vorm van een volledig joodse staat met een zo klein mogelijk gehouden niet-joodse bevolking. Sommigen van hen spreken in alle ernst over massadeportaties van alle Palestijnen uit de regio, terwijl anderen het hebben over een politieke en sociale strategie die de Palestijnen op termijn tot emigratie zou ‘overreden’. Ook zij geloven in het recht op geweld voor de goede zaak, of het nu gaat om het dagelijkse terroriseren van de plaatselijke bevolking in de bezette gebieden of om moordpartijen als die gepleegd door de door hen intussen tot held en voorbeeld uitgeroepen Dr. Goldstein, die in Hebron koelbloedig 29 biddende islamieten neerschoot. Ook zij zijn fundamenteel en fundamentalistisch gekant tegen het vredesverdrag, want het is in hun ogen godslasterlijk, om ook maar één vierkante centimeter heilige grond aan niet-joden weg te geven. Jeruzalem moet en zal de ‘eeuwige, ongedeelde hoofdstad van het joodse volk’ blijven, en hun enthousiaste steun aan de bouwplannen voor exclusief joodse wijken in Oost-Jeruzalem is dan ook vanzelfsprekend. Hun invloed in de Knesset en op elke Israëlische regering sinds die van Begin is relatief veel groter dan die van de HAMAS op de Palestijnse Autoriteit, maar qua geesteshouding en fanatisme zijn ze zonder meer met hun tegenstanders vergelijkbaar.
De vierde groep, die zowel de Israëlische regering en dus de meerderheid van de kiezers omvat, in feite de twee grote blokken (de Arbeiderspartij en Likoed), staat op het standpunt dat er nooit een autonome Palestijnse staat mag en zal komen, maar dat een minimale, door het Israëlisch leger gecontroleerde en geografisch versnipperde vorm van Palestijns zelfbestuur de prijs is, die Israël voor de vrede zal moeten betalen. Ook zij verdedigen de ultieme dominantie van Israël over het hele mandaatgebied en de politieke en administratieve eenheid van Jeruzalem. Deze groep
| |
| |
aanvaardt daarom zelfs geen symbolische aanwezigheid van de Palestijnse Autoriteit (Oriënt House als officieus ‘ministerie van buitenlandse zaken’ en een paar andere kantoren) en steunt daarom de projecten die Oost-Jeruzalem zo snel mogelijk moeten verjoodsen, zodat er binnenkort geen sprake meer zal zijn van een Palestijns gedeelte van Jeruzalem, slechts van een klein gehouden minderheid van ‘Arabische Israëli's’ met hetzelfde statuut als de andere Arabieren (niet: ‘Palestijnen’) in steden als
Een op sabbat afgesloten straat in West-Jeruzalem. [Foto: Maria Fialho]
Nazareth en Haifa. De aanhangers van deze groep, die ook nauw aansluit bij de meerderheid van de joden in de VSA, wijzen nadrukkelijk op de reeds bestaande vrije toegang tot de heilige plaatsen in Jeruzalem en elders, met de beperking dat die toegang ten allen tijde om veiligheidsredenen kan worden verboden. In tegenstelling tot de ultra-orthodoxen en de extreme zionisten blijven zij het vredesproces verdedigen, maar dan wel met de hierboven geschetste invulling.
Om samen te vatten: drie groepen verdedigen de éénheid van het hele Palestijnse of Israëlische grondgebied, maar zijn het niet helemaal eens over de etnische samenstelling van de bevolking. Slechts één groep, de Palestijnse Autoriteit, wil een duidelijke afbakening van de territoria van twee soevereine staten, terwijl zijn tegenspeler, de meerderheid van de joodse Israëli's, die autonomie zoveel mogelijk wil beperken. Wanneer we er, enigszins optimistisch, van uitgaan dat de Palestijnse en joodse fundamentalisten en terroristen de confrontaties niet zullen opdrijven tot een volledige oorlog, waarin beide volkeren zullen verlies lijden, maar gezien de krachtsverhoudingen en de buitenlandse bondgenootschappen in de eerste plaats de Palestijnen, blijft de scherpe tegenstelling bestaan tussen beide partners in de onderhandelingen over het zogenaamde vredesproces. Ze kunnen het eens worden over de toegang tot de heilige plaatsen; ze kunnen zelfs onderhandelen over de gezamenlijke administratie van één groot stadsgebied ‘Jeruzalem’ met twee componenten, al wordt dit compromis moeilijker gemaakt door elk nieuw joods huizenblok in Oost-Jeruzalem, maar hoe verzoen je het streefdoel om de stad volledig in de joodse staat te integreren en effectief af te grenzen van de relatief autonome Palestijnse gebieden?
Anders gezegd: de enen willen de grens buiten Jeruzalem verleggen, waarbij de Palestijnen de keuze hebben tussen uitwijken naar de Palestijnse gebieden of het aanvaarden van een de facto tweederangs-burgerschap in een joodse staat, terwijl de anderen - gesteund door een kleine minderheid van joden - de interculturaliteit van Jeruzalem willen bewaren, op voorwaarde dat ze er als volwaardige Palestijnse burgers met de Israëli's kunnen samenleven. Dit is, in geografische termen, de inzet van het huidige conflict. In het eerste geval betekent dit het einde van een interculturele grensstad, in het tweede, veel moeilijker te verwezenlijken maar ook veel creatiever geval zou die grens een ontmoetingsplaats kunnen worden tussen twee volkeren en culturen en een brug kunnen slaan tussen Israël en de omringende Arabische wereld.
| |
Tekens van hoop?
Er vallen, hier en daar, tekens van hoop te bespeuren. Er bestaan in Jeruzalem, ook vandaag, groepen van intellectuelen, kunstenaars, theater- en filmmakers, opvoeders, studenten en feministen, waar joden en Palestijnen elkaar ontmoeten en samenwerken. Via de MERETZ-partij, goed voor ongeveer tien procent van de stemmen, kunnen ze een beperkte invloed uitoefenen op het beleid. Er zijn joodse advocaten die zich al jaren inzetten voor de rechten van Palestijnse gevangenen en er zijn rabbijnen die de Torah en Tamoed interpreteren als een oproep tot verdraagzaamheid tegenover de anderen. Er worden nog steeds gemengde huwelijken gesloten, hoe moeilijk die ook door beide kanten aanvaard worden. Maar zolang de Israëlische meerderheid en de meerderheid van de joodse en niet-joodse supporters van Israël in het buitenland niet echt overtuigd is van het belang van een min of meer rechtvaardige vrede, zal er weinig veranderen. De voorstanders van de harde lijn zullen het wellicht halen, maar hun overwinning zal de voorlopig nog machteloze woede van de Palestijnen alleen maar aanwakkeren, met alle nare gevolgen vandien. In zijn laatste boek, City of Stone, schrijft Meron Benveniste, de vroegere vice-burgemeester van Jeruzalem:
Honderd jaar gewelddadig conflict heeft bezinksels achtergelaten van haat, ontmenselijking en de brutalisering van waarden. De mechanismen van geweld, agressie en confrontatie, geïnspireerd door destructieve mythes en gemobiliseerde indoctrinatie, verdubbelen zichzelf en het conflict.
Anders gezegd: zolang men niet in staat is om de brede politieke, psychologische en conceptuele problemen aan te pakken die beide kanten verhinderen naar rationele alternatieven te zoeken, zijn alle vredesverdragen dode letter. Indien ik een Grieks profeet was, zou ik het hierbij laten, want de tragedie zal zich verder vanzelf blijven ontvouwen. Ironisch genoeg is de profetische traditie van de bijbel, waar zowel joden als christenen en islamieten hun inspiratie halen, van een ander kaliber. Die bijbelse profeten waren er namelijk van overtuigd, dat mensen en volkeren veranderbaar zijn, ook in positieve zin. Misschien moeten we ons meer door hen laten inspireren, om het niet op te geven. En die profeten predikten meestal niet in de woestijn, maar in de straten en op de pleinen van Jeruzalem.
| |
Selectieve bibliografie
K. Armstrong, Jeruzalem: een geschiedenis van de heilige stad, Amsterdam, 1998 |
R. Doom en G. Nonneman (red.), Het Midden-Oosten hertekend, Brussel, 1996 |
F. Encel, Géopolitique de Jérusalem, Parijs, 1998 |
K.M. Kenyon, Jerusalem: Excavating 3000 years of History, s.l., 1967 |
Y. Zvi Blum, The juridical status of Jerusalem, Jeruzalem, 1974 |
|
|