Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 48
(1999)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermdZichem-Scherpenheuvel: Museum Huize Ernest Claes
De 100ste verjaardag van de geboorte van één van Vlaanderens populairste vertellers werd op 5 oktober 1985 herdacht met een Belgische zegel van 9 fr.
(oplage: 4,9 miljoen ex.), waarop P. Deweerdt naast de foto van de gevierde diens grote held De Witte heeft getekend. | |||||||||||||||||||||||||||
Ernest Claes (1885-1968), een van de meest gelezen en, met Streuvels en Timmermans, een van de meest vertaalde Vlaamse schrijvers...Zichem dankt zijn bekendheid in Vlaanderen aan de ooit bijzonder populaire schrijver Ernest Claes, die in vele van zijn romans en verhalen zijn geboortestreek, op de grens van de Kempen en het Hageland, nu eens gemoedelijk, vaak grappig en humoristisch beschreven heeft. Motieven als hardheid en sluwheid, die ook in zijn beroemdste boek De WitteGa naar eindnoot1 (1920) aan bod komen, treft men nader uitgewerkt aan in De vulgaire geschiedenis van Charelke Dop (1923), over een oorlogswoekeraar, en in Clementine (1940).
Het hoevetje waar ‘Nest’ op 24 oktober 1885 is geboren, werd op 18 april 1966 in de herberg van Nand de Smid in Averbode openbaar verkocht aan de jonge leraar Jan Van Hemelryck.Ga naar eindnoot2 Het was Claes zelf die | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||
Straks weet niemand meer hoe het eertijds was...Of het zinvol is dat schrijversoorden in ere worden gehouden? Dat ligt eraan. Van elk huis dat ooit door een schrijver werd bewoond een museum maken is natuurlijk onzin. Maar als zo'n huis en de omgeving ervan in iemands oeuvre een belangrijke rol spelen, dan lijkt het me wèl zinvol. Ik denk dat het goed is dat men in Aalst iets doet met de Kapellekensbaan en dat men in Bussum een stukje Walden bewaart. Ik denk dat het interessant is dat men in Zichem het geboortehuis van Ernest Claes als museum heeft ingericht, want wie het betreedt, krijgt meteen een goed beeld van de materiële omstandigheden waarin Claes opgroeide. Ik kom weinig in schrijversoorden, maar dat moet uitsluitend aan mijn luiheid worden toegeschreven. Ooit bezocht ik Streuvels' ‘Lijsternest’. Daar was ik nogal van onder de indruk. ‘Dat heeft hij toch maar allemaal mooi bij elkaar geschreven’, dacht ik. En dat brede raam in zijn werkkamer, dat uitkijkt op het landschap en waaraan hij de seizoenen zag voorbijgaan, ja, dat zei me ook wel wat. Ik kon niet aan de verleiding weerstaan om plaats te nemen op zijn stoel. Mijn vrouw heeft daar toen nog een foto van gemaakt. Wel viel het me wat tegen dat zijn boeken in ijzeren klemmen waren gevat. Ik had er dolgraag een paar van doorgebladerd om eens te zien wat voor aantekeningen hij erin had gemaakt. Maar ik begrijp wel dat het niet anders kan. De toerist in het algemeen en de literaire toerist in het bijzonder kennende zou die bibliotheek in een mum van tijd zijn leeggeroofd. Mocht één of andere verplichting mij richting Weimar sturen, dan zou ik vanzelfsprekend van de gelegenheid gebruik maken om Goethes huis te bezoeken. Ik zag op de buis de programma's die Büch eraan gewijd heeft, vandaar. En al jaren wil ik in Wenen het huis van FreudGa naar eindnoot1 in de Berggasse gaan bezoeken. Zowel in Goethes huis als in dat van Freud gebeurden belangrijke dingen. In het eerste ontstond een kolossaal oeuvre, in het tweede werd de psychoanalyse uitgevonden. Ik hoop dat de kamer nog bestaat waarin Freud samen met zijn kompanen van het eerste uur elke woensdagavond bijeen kwam. En ook - maar dat zal wel helemaal vergeefs zijn - dat er nog iets van de eertijdse sigarenrook hangt, want volgens Freuds biografen werd er in dat kamertje tegen de sterren op gepaft. Buiten de vermaarde Pot met Drie Oren heeft Olen op toeristisch gebied vrijwel niets te bieden. Op die pot is de moderne toerist veel te gauw uitgekeken. Wellicht om hem wat langer op Olens grondgebied vast te houden, heeft men in mijn geboortedorp het plan opgevat een toeristische Boudewijnroute te maken. Met behulp van bescheiden weerbestendige plaketjes met citaten uit Brief aan BoudewijnGa naar eindnoot2 wil men ze markeren. Op die route bevindt zich uiteraard ook mijn geboortehuis. Toen Tfabriek in de jaren '70 de cité-huizen te koop stelde, wilde ik graag mijn geboortehuis kopen. Niet om het als museum in te richten, maar veeleer als een soort werkverblijf. Jammer genoeg had ik er het geld niet voor. Mocht ik ooit in de (financiële) gelegenheid zijn om het alsnog te verwerven - zoals Multatuli het meemaakte -, dan zou ik het in zijn oorspronkelijke staat terugbrengen en opnieuw met beukenhagen omringen. Het zou daardoor een dubbele museale functie krijgen. Enerzijds als mijn geboortehuis, en anderzijds - en dat vind ik veel belangrijker - als typische citéwoning uit de jaren twintig van deze eeuw. Want alle andere cité-huizen zijn intussen verbouwd of afgebroken, en straks weet niemand meer hoe het eertijds was. Dat te verhinderen was één van de redenen waarom ik Brief aan Boudewijn schreef.
Walter van den Broeck (Turnhout) het museum met eigen meubelen en gebruiksvoorwerpen heeft helpen inrichten en op 29 april 1967 geopend heeft. Sommige delen van het geboortehuis werden wegens de bouwvalligheid met de oude steen hermetseld, zo de bakoven, de moosbank en de zwarte schouw in de beste kamer. In 1983 werd het museum eigendom van de Provincie Brabant. Sinds 1993 is het de gemeente Scherpenheuvel-Zichem die het museum (en het omliggende, beschermde landschap) beheert. In deze voormalige Kempense boerderij zijn in een bijzondere sfeer, vele boeken van en herinneringen aan een van de meest gelezen en, met Streuvels en Timmermans, een van de meest vertaalde Vlaamse schrijvers bijeengebracht.
Omdat het ts. Vlaanderen al eerder aandacht aan dit schrijversoord wijdde, verwijzen wij de geïnteresseerde lezer naar die bladzijden (1995, xliv, nr. 1, blz. 33-34).
Luc Decorte | |||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|