Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 48
(1999)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam: Theo Thijssen-Museum
| |||||||||||||||||||||||||
Theo Thijssen (1879-1943), schrijver, onderwijzer, voorvechter van kinderen in achterstandsituaties, politicus...Theodorus Johannes Thijssen werd op 16 juni 1879 als oudste van zeven kinderen in de Amsterdamse Jordaan geboren, waar zijn vader Samuel Jan (†1890, 37 jaar oud, tuberculose!) een schoenwinkel had. Van 1898 tot 1921 was hij onderwijzer op School 104 in de Oosterparkbuurt in Amsterdam, van 1921 tot 1939 bezoldigd bestuurder van de Bond van Nederlandsche
Bergen aan Zee 1938. Theo Thijssen met amandelbroodjes en v.l.n.r. Leida (vriendin van dochter Geertje), dochter Geertje, schoondochter Rie (van zoon Joop) en Maartje (huishoudelijke hulp).
Onderwijzers, van 1933 tot 1940 lid van de Tweede Kamer en van 1935 tot 1941 lid van de Amsterdamse gemeenteraad, beide voor de SDAP. Hij overleed op 23 december 1943. Hij liet een oeuvre achter dat tot op vandaag een grote aantrekkingskracht uitoefent. Theo ThijssenGa naar eindnoot1 is vooral bekend geworden als schrijver - in een simpele, heldere stijl die in literaire kringen nauwelijks erkenning vond - van de roman Kees de jongenGa naar eindnoot2 (1923, 198325), over de fantasiewereld van een twaalfjarig, arm, Amsterdams jongetje. Daarnaast schreef hij onder meer Barend Wels (1908), een roman over een pedante, beginnende onderwijzer, Jongensdagen (1909), over de wederwaardigheden van een paar gewone Amsterdamse jongens, Schoolland (1925) en De gelukkige klas (1926), het dagboek van een onderwijzer, Het grijze kind (1927), over een kleinburgerlijk gezin gezien door de ogen van een kind, Het taaie ongerief (1932), een roman over de universele kledingellende van kinderen (en volwassenen) en, zijn laatste boek, In de ochtend van het levenGa naar eindnoot3 (1941), Thijssens jeugdherinneringen aan de jaren 1883-1891, toen hij 4 à 13 jaar was. Theo Thijssen heeft altijd kunnen rekenen op fans van naam: Remco Campert, Kees Fens en - niet te vergeten - Simon Carmiggelt, die ooit (in 1963) schreef: ‘Er bestaat naar mijn eigenzinnige, doch niet te schokken overtuiging in de Nederlandse letterkunde geen treffender en geestiger beschrijving van de bonte denkwereld van een gewone, bona
Beeld van Theo Thijssen, gemaakt door Hans Bayens, hoek Lindengracht - Brouwersgracht. Foto Jack de Nijs
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||
Dan lijkt alles nog even op toenIn een tijd waarin de rechttoe rechtaan huizen als paddestoelen uit de grond verrijzen, waarin torenflats gebouwd worden en woonwijken er soms als kazernes uitzien, vind ik het een groot goed wanneer er hier en daar nog huizen mogen blijven staan als monument voor iets of iemand. En dan gaat het niet eens altijd om de grootte of de schoonheid van het gebouw, maar meer om wat erin gebeurd is (denk aan het Anne Frank-Huis) of om wie er geleefd en gewerkt heeft. Zelf bezocht ik vorig jaar het huis en de tuinen van Claude Monet in Giverny (zie dagboekfragment) en ik herinner me de ontroering van een paar voorwerpen, van een uitzicht, de vijver met het bruggetje. Wanneer je zo'n plaats bezoekt, krijg je vanzelfsprekend ook meer belangstelling voor de persoon die er geleefd heeft en vooral ook voor zijn werk. Een aantal jaren geleden ben ik in Brugge in het Gezelle-Museum geweest, en ik weet nog goed met hoeveel belangstelling ik de voorwerpen heb bekeken van de oude dichter die hier ooit vertoefd heeft: de boeken, de pen, de pijp, de stoel waarop hij zat, het bed - misschien - waarin hij sliep. Ik denk dan ook dat het heel zinvol is dat dit soort huizen in ere wordt gehouden, want ik moet er niet aan denken dat met de dood van een schrijver of kunstenaar ook zijn huis gedoemd is om te verdwijnen, later. Er staan dan ook nog veel huizen op mijn lijstje die ik ooit nog eens wil bezoeken: het Hans Christian AndersenhuisGa naar eindnoot1 in Odense, het huis van Dylan ThomasGa naar eindnoot2 in Laugharne, het huis van Lev TolstoiGa naar eindnoot3 op het landgoed Jasnaja Poljana, het huis van Karen BlixenGa naar eindnoot4 in Rundstedlung, Denemarken... Mijn eigen geboortehuis staat er nog, vlak achter het duin in Zoutelande. Er hoeft na mijn dood geen museum van gemaakt te worden. Dat zal ook wel niet gebeuren, want zo beroemd ben ik nu ook weer niet. Maar het zou me wel een goed gevoel geven wanneer het mocht blijven staan. En dat er dan ooit, als ik er al lang niet meer ben, iemand langs loopt en zegt: ‘Kijk daar, daar zat ze voor het raam te schrijven. En zie je dat? Dat is het uitzicht waarover ze schreef.’ En wanneer er dan ook nog wat meeuwen krijsen en je het geluid van de golven achter het duin kunt horen, lijkt alles nog even op toen, en zal ik me met plezier nog eens in mijn graf omdraaien en voorzichtig wuiven.
Johanna Kruit (Biggekerke) | |||||||||||||||||||||||||
Dagboekfragment: 11 oktober 1996.We rijden langs de Seine naar Giverny waar we het huis en de tuin van Claude Monet willen bezoeken. Er zijn veel mensen die op hetzelfde idee gekomen zijn, maar waarschijnlijk is het in de zomermaanden nog veel drukker. We bekijken eerst de tuin, maar moeten voor de beroemde vijver via een tunneltje onder de weg door lopen: hilariteit. Vanuit de tuin zie je dan ook boven de borders en waterpartijen langs, soms een grote vrachtwagen voorbij schuiven. De tuin is groot en mooi, de perken op kleur aangelegd. Ondanks de herfsttijd bloeit er nog geweldig veel. Ik geniet vooral van de grote vijver en probeer, wanneer ik op het beroemde bruggetje sta, te denken aan Monet die hier heel lang geleden ook gestaan heeft. Alleen zag hij toen waarschijnlijk niet zoveel mensen schuiven als ik nu, anders was hij zich vast een bult geschrokken. Daar is het huis: echt een huis om zelf te willen hebben. Met veel kamers en ramen vol uitzicht. Er is een grote eetkamer, een paar kleinere kamers, een salon, een opkamer, trappetjes op en neer en een mooie keuken waar een klein houten eierrekje ontroert. De vele Japanse prenten (Isha, Hiroshique e.a.) verbazen. Het schijnt dat Monet zich graag liet inspireren door, en tevens ook een groot bewonderaar was van, Japanse kunstenaars. Hij had in ieder geval een grote verzameling aangelegd die de moeite van het bekijken waard is, en zeker in deze tijd, een kapitaal moet vertegenwoordigen. Hier en daar staan nog meubels (‘ne pas toucher’) uit de periode dat de grote meester nog leefde. Het bed van Alice, zijn vrouw, is nog ontroerender dan het eierrekje in de keuken. Misschien ook omdat het zo klein is. Je probeert je er iets bij voor te stellen, maar dat lukt niet zo goed. Als laatste ‘attractie’ mogen we rondkijken in het vroegere atelier dat tegenwoordig als expositie- en verkoopruimte dienst doet. Er is veel kitsch te zien en er zijn veel (slechte) kopieën van schilderijen te koop. De mooiste kitsch: de kijkdoosjes van de slaapkamer of keuken, plus losse potjes, pannetjes en schilderijtjes. Verder een soort uitvouwbare kaart van ‘de tuin van Monet’, met uitklapbare rozenperken, bruggetjes en de hele reutemeteut. En o ja, voor wie geïnspireerd is: schorten, dassen en rugzakken vol waterlelies. Zo kan-ie dus wel weer: wegwezen nu!
Johanna Kruit
fide jongen, dan Theo Thijssen in Kees de jongen heeft gegeven. Wat mij betreft, is dit kostelijke, vaak herlezen boek een liefde voor het leven’. In 1970Ga naar eindnoot4 zette Gerben Hellinga het verhaal van Kees om in een succesrijk toneelstuk. Thijssen kreeg in 1979 een standbeeld op de hoek van de Brouwersgracht en de LindengrachtGa naar eindnoot5, er werd een school naar hem genoemd en zelfs een café. Uitgevers sloegen de handen samen om het Verzameld werk van de schoolmeester-schrijver uit te brengen. Een Stichting Theo Thijssen werd op 9 september 1987 opgericht om ‘de nagedachtenis aan de schrijver Theo Thijssen levend te houden’. De eerste activiteit van de stichting was de plaatsing, op 31 oktober 1987, van een gedenksteen in de gevel van Thijssens geboortehuis in de Amsterdamse Jordaan. Kort daarna ontstond het plan om er ook een klein museum te vestigen. Dat plan dreigde evenwel doorkruist te worden door het besluit van de gemeente om het pand te slopen en te vervangen door nieuwbouw, als onderdeel van een groot bouwproject. Dank zij een breed ondersteunde actie van de stichting en dank zij Jan Vrijman († 30 mei 1997) en oud-wethouder Jan Schaefer werd dit besluit in 1990 teruggedraaid. In de jaren 1991-1994 werd het pand herbouwd in de vorm die het had toen Thijssen er in 1879 werd geboren. De stichting, die voor de exploitatie van het museum en haar activiteiten geen subsidie ontvangt, het nagenoeg geheel moet hebben van de (lage) entreegelden, giften en vrijwilligerswerk, kreeg tegen gunstige voorwaarden de benedenverdieping in | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||
huur om er een Theo Thijssen-Museum te vestigen. Op 11 maart 1995 werd het schrijvershuis officieel geopend door burgemeester Schelto Patijn van Amsterdam. Naast het organiseren van tentoonstellingen, bijv. in 1996 ‘Mijn vriend C.A.J. van Dishoeck’ (over Theo Thijssen en zijn Bussumse uitgever), streeft de stichting haar doel onder meer na door het bevorderen van publicaties van en over Theo Thijssen (een zware man van 1,92 m, met een rossige hangsnor en een grote lading idealisme op onderwijsvlak), zoals zijn verzameld werk en een biografie.
Het museum is gevestigd op de benedenverdieping van het geboortehuis van Theo Thijssen, in het hart van de Amsterdamse Jordaan, nabij de Westertoren en schuin tegenover het Anne Frank-Huis. In het kleine maar gezellige museum wordt de tijd van Theo Thijssen weer tot leven gebracht via foto's, tekeningen, boeken, tijdschriften, brieven, handschriften, postzegels (o.m. de driehoekige zegel van Kaap de Goede Hoop), documenten en enkele persoonlijke bezittingen van Thijssen, zoals: zijn boekenkast, gemaakt door collega en vriend Jan Mens, de tafel en vier stoelen afkomstig uit het laatste huis van Thijssen en zijn wandelstok. Sinds kort is er ook een 20 minuten durende videofilm te bekijken: ‘Herinneringen aan Theo Thijssen’, bestaande uit interviews met mensen die Thijssen op heel verschillende manieren gekend hebben: een nichtje, een schoondochter, een buurjongen, een leerlinge en een collega-Kamerlid. Naast de vaste opstelling, waarin een algemeen overzicht wordt gegeven van Thijssens leven en werk, zijn er wisselende tentoonstellingen over specifieke thema's, die direct of indirect verbonden zijn met Thijssen: zijn favoriete kinderboeken, zijn eigen boeken, het dagelijks leven in de Jordaan aan het begin van deze eeuw, het onderwijs in Thijssens tijd, de kledingellende, die van alle tijden is, enzovoort. In het voorbije jaar heeft het Theo Thijssen-Museum tevens ieder weekend (van 18 mei tot 2 november 1997) wandelingen door het Amsterdam van Thijssens jeugd georganiseerd, waarbij in de Jordaan en een stukje van de aangrenzende grachtengordel het decor van een aantal van zijn boeken werd verkend. Op de Leliegracht, de Nassaukade, de Prinsengracht, in het Vondelpark en op de Dam liep Kees Bakels immers te fantaseren over heldendaden en wonderen die hem uit zijn middelmatige bestaan zouden verlossen. Het museum huisvest ook een kleine gespecialiseerde boekhandel, waarin nieuwe uitgaven van en over Thijssen worden verkocht, antiquarische uitgaven van zijn romans, boeken van verwante auteurs, publicaties over de Jordaan en prentkaarten.
Luc Decorte | |||||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|