Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 48
(1999)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
Tony Morren
| |
[pagina 38]
| |
[pagina 39]
| |
belangstelling voor het volksleven en de volksgebruiken. Toch hebben dit volksleven en die volksgebruiken in zijn bijna niet te overzien poëtisch oeuvre weinig of geen plaats veroverdGa naar eindnoot10. Keerselucht is een van de uitzonderingen waarin hij een oud volksgebruik, een kalendergebruik, verwerkt. De doelgroep waarvoor dit gedicht gecomponeerd werd, was zonder twijfel Kortrijks. Het derde verhaaltje nummerde de dichter verkeerd, wat er kan op wijzen dat hij de tekst nogal haastig klaarstoomde. Ondanks de griezelelementen is Keerselucht een grappig gedicht dat door zijn schalksheid reminiscenties oproept aan het overbekende Boerke Naas. Keerselucht is zeker geen top-Gezelle, maar het vormt de zoveelste illustratie van zijn veelzijdigheid.
Natus Beurze (Eduard Stillatus, 1844-1908) Het gedicht Keerselucht evoceert in een volks stijlregister een folkloristische scène met verwijzingen naar spoken en geesten, naar zwarte mannen en dieven, naar een kerkhof en naar allerlei macabere ingredienten van een moordverhaal. De spanning wordt gradueel opgedreven en bereikt een ontwapenende anticlimax in de regel: ‘Neen, 't is Natus, met zijn slaapmutse aan!’. De doorhalingen en bewerkingen die Gezelle aan deze versregel aangebracht heeft, wijzen op het belang van dit vers dat als een soort pointe in het gedicht functioneert. In deze folkloristische context ligt het voor de hand om dit Natus-personage als de Kortrijkse volksfiguur Natus Beurze te identificeren. Officieel was hij geregistreerd o.a. in ‘Het Nachtverblijf’ van Henri Leclercq, maar in feite leefde hij als dakloze. Hij was steeds opvallend gekleed, droeg vaak een bundel gekleurde linten in een van zijn knoopsgaten, had meestal een afgedragen soldatenpet op of een bolhoed getooid met feestelijke linten. Als attribuut beschikte hij over een stok die vaak ook met linten versierd was. Zo uitgedost verscheen hij op feesten, dopen, bruiloften, processies, begrafenissen, enz. Als een soort tamboer-major stapte hij soms op vóór een muziekkorps waardoor hij de aandacht van het publiek probeerde te trekken. Hij fungeerde ook als ‘brandwacht’ die met de slogan ‘Brand! Menschen! Brand!’ het volk inlichtte over een noodsituatie. Vaak ook trad hij op als een volkszanger met een overwegend luimig repertorium, al had hij een vrij bekend nummer over ‘De brand van Sint-Maartenstoren’. Deze brand vond plaats op 7.8.1862. Hij was bijzonder goed op de hoogte van het reilen en zeilen van het volkse leven. Er wordt vermeld dat hij huisdokters soms vergezelde wanneer die 's nachts opgeroepen werden en vaak hield hij zich op in de
buurt van het station waar hij mensen joviaal onthaalde of de weg wees. Ook voor kinderen was hij een fascinerende figuur die hij vaak op stang joeg met een macabergalmende uitroep. Anekdotes over Natus Beurze werden lang na zijn overlijden nog mondeling doorgegeven, terwijl zijn bijnaam een algemeen verspreide sympathieke spotnaam werd. Van hem is ook een foto bekend die genomen werd in de buurt van de O.-L-V.-kerk waar Gezelle toen onderpastoor was. Het profiel van deze bizarre, maar dynamische volksfiguur sluit goed aan bij de volkse sfeer van het gedicht. De referentie naar ‘zijn slaapmutse’ is in de context van Natus' uiterlijk en voorkomen gemakkelijk te plaatsen. Zijn intrigerende aanwezigheid bij dag en nacht, het feit dat hij dokters (en ook priesters?) 's nachts soms begeleidde; zijn vaak luidruchtige verschijning én de associaties met macabere uitroepen en met moord-en-brandliederen zijn allemaal indicaties die een identificatie met Gezelles Natus vrij voor de hand liggend maken. Zoals deze volkszanger vele keren gedaan heeft, spreekt ook hier de dichter zijn publiek aan: ‘en laat mij u die moord verhalen die gister is gebeurd...’ J.V
[Bronnen. A Peel, Kortrijk... 70 jaar terug, Kortrijk, z j., pp 100-104, O Provost, Mante en Kalle - Vroeger en nu te Kortrijk - Folklore en gedichten, Kortrijk, 1947, p. 123; mondelinge informanten, in een Kortrijkse orale context functioneert de Natus-pointe nog steeds als lyrisch-narratief effect]
|
|