Koel onthaal, sterke invloed
Het enthousiasme over de aangeboden vertaling bleef uit en literaire critici reageerden koel of bespraken het werk niet. Deze reactie van onbegrip bij het lezerspubliek lag bij het ‘Gezelliaanse’ taalgebruik. Hoewel er veel goede wil en respectvolle bewondering voor het doorwrochte taalkunstwerk aanwezig was, konden de meeste lezers niet goed overweg met de gehanteerde taal. Daardoor brak het werk niet echt door als een populaire vertaling, het bleef een artefact voor intimi en fijnproevers.
Voor Gezelles poëtica van zijn tweede dichterlijke bloei was deze vertaling echter van zeer groot belang. Door zijn grondige taalontginning en -verwerving en door zijn competitieve strijd om literairtechnisch evenwaardig over te komen, had hij een harde maar een verrijkende oefenschool achter de rug. Fonologisch en morfologisch zijn er parallelle evidenties aantoonbaar tussen de vertaling en latere gedichten in Tijdkrans en Rijmsnoer. Hetzelfde geldt voor het aangewende woordgebruik en syntactische aspecten uit een vaak stroef geformuleerde verzenbouw. Bovendien ‘klinken’ er ook echo's van beelden en metaforen uit de vertaling in later dichtwerk.
De intense taalarbeid en het jarenlange labeur aan de vertaling hadden dus geenszins het originele dichtwerk verhinderd, integendeel. Beide factoren hebben Gezelle ertoe gebracht dat hij op alle poëtisch-technische vlakken sterker werd en ondertussen een taaltechniek kon ontwikkelen, waarmee hij zich van nu af met groot gemak kon uitdrukken. De verstilde lyricus zou nu ten volle tot ontplooiing komen. Albert Westerlinck onderzocht Gezelles poëtica van de twee laatste dichtbundels, los van de vertaling. Zijn bevindingen i.v.m. structuren (alliteraties, binarisme), morfologische aspecten, woordgebruik en sommige metaforen zijn opvallend gelijklopend met de aanwendingen ervan in de vertaling. ‘The Song of Hiawatha’ vertalen nam Gezelle dus in beslag op lyrisch vlak en stimuleerde hem in taalvaardigheid.
Handschrift van Emile Lauwers met verbeteringen van Gezelle. Het betreft een vertaling van de vierde zang van Hiawatha. (uit: Hulde aan De Bo, knipselalbum van Jozef Samyn, Stedelijke Openbare Bibliotheek Kortrijk, L.S. 1767) (Cfr. V.D. deel III, p. 72)
Deze jarenlange activiteit trok opvallend zijn tweede dichterlijke bloeiperiode op gang.
Persoonlijk was Gezelle zeer tevreden over zijn vertaling en zijn verwoording ervan. Ook de inhoud bleef hem boeien en in 1897 schreef hij: ‘Ben in onderhandelinge met eenen Americaander om eene andere uitgave van Hiawatha te laten drukken, met prenten...’
Dit initiatief moet hem enorm aangesproken hebben, want prenten en illustraties vond hij zeer belangrijk voor het lezerspubliek. Daarvoor zorgde hij al in zijn volkspedagogisch blad Rond den Heerd bij tal van vulgariserende bijdragen. Bij de uitgave in boekvorm van zijn teksten over fauna en flora, als Uitstap in de Warande (1882), vielen deze prenten echter weg. Dit zal hij betreurd hebben, want zelfs in het taalkundige blad Loquela, dat een ander lezerspubliek voor ogen had, pakte hij uit met een illustratie nl. de kraanvogel.
Als er bovendien een ‘Americaander’ voor een heruitgave zou instaan, dan steeg zijn prestige ook. Maar deze onderhandelingen brachten blijkbaar niets op. Zo sloot zich de cirkel rond zijn geprefereerde literaire vertaalarbeid: van 1856 tot 1897 met intermezzo's en met intense jaren, waarvan de weerklank in en de gevolgen voor zijn poëtica onmiskenbaar en indringend aanwezig waren.
Belangrijke bronnen voor dit artikel:
Lockard, Joe Chapter 3 Translating Hiawatha, translating Indian-nes, in ‘Writing Race’ in Ninetheenth-Century America, Dissertation, Berkeley, 1991 |
Westerlinck, Albert. Wandelen al pemzend Leuven, Davidsfonds, 1960, 101 |
Couttenier, Piet. Guido Gezelle Mijn dichten, mijn geliefde Inleiding Gent, 1989, 12 |
Platteau, Karel. Van Lauwers' tot Gezelles Hiawadha, in Gezelliana Kromek van de Gezellestudie 1996, 1, 51-81 |
Boets, Jozef Gezelles Engelse lessen te Kortrijk, met achtergrond-informatie over de Hiawathavertaling, in Gezelliana 1971, 4, 101-136 |
Westerlinck, Albert De oude taaltovenaar Guido Gezelle Beveren-Nijmegen, 1980 |