Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 47(1998)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 281] [p. 281] Dichter te gast Hester Knibbe Onderweg Onder de straat hangt het plafond van het perron waarlangs wij staan. We reizen samen ondergronds; hoe licht is het door zwart te gaan. Geen sprake is er van een nacht en van een dag is niets te zien. Wij zijn de stilste passagiers; alleen het razen van wagons. En razen is wat ons passeert: ramen met schimmen ingelegd, gezichten als fossiel zo tijdeloos al onderweg. Eurydice Hij heeft zijn lied op mij gezet, betast de lier zoals voorheen mijn huid, terwijl de kou mij tot de lippen staat. Onder de tijdschaal bijgezet leef ik het leven van een smeekgebed: Eurydice, kom uit! Sluitsteen en godsverbod speelt hij opzij, verdooft de dood tot slaap, men laat hem in en geeft mij weg als bruidsschat aan herinnering. Maar leven achterwaarts doet kwaad; kijk niet naar wat geweest is lieveling, kijk hoe ik moet ontsporen in de tijd die voor je voeten ligt. Ik volg je op de hielen, licht en nauw als stilte luistert, en beeld me weer de wereld in. Speel me zing me blindelings. Persephone Hij heeft me niet geschaakt, ik was nieuwsgierig, ben vrijwillig afgedaald en liet me nemen, kuis. Zo haalde ik de dood onsterfelijk in huis. Mijn moeder snapt dat niet, ze wil alleen maar dat ik op het oogstfeest voor de maaiers dans, de zomer in het hoofd en in het haar. Maar ik heb ook een winterkant, die dieper naar de wortels graaft, op zoek gaat naar de kiemen in het zaad. Dat vloekt niet met wat boven staat; ik wil de bronnen duiden van wat voedt, de maaiers in de armen vallen moet. Daaraan ben ik verbruid. Orpheus Wij zijn ons lichaam ingedaald: één vorm die niet te delen is dan in verscheurdheid en gemis. Mijn naam moet willig samengaan met jou mijn dierbaarste verlies, ons hart de lier waarin het lied met stomheid ligt geslagen. Hoe hoekig staan wij hier verdriet te dragen en te dragen van al die eeuwen die ik schreeuwde niet van mij te wijken toen ik om moest kijken. Bij ‘Orpheus’ van Zadkine Vorige Volgende