duidelijker dat uiteindelijk de twee kunstvormen haast niet meer met elkaar kunnen worden vergeleken. De inbreng van de ‘vertaler’ van het ene medium naar het andere wordt steeds groter. Wat essentieel lijkt bij dat ‘vertalen’, is een respect voor het oorspronkelijke werk, anders verzint de scenarist beter zelf iets. We kunnen ons voorstellen dat bijvoorbeeld Maria Rosseels zich bij de verfilming van haar roman Dood van een non verraden voelde, omdat de makers het slot zodanig veranderden dat de boodschap die ze wou brengen totaal omgekeerd werd. Het is een voorbeeld dat aantoont dat roman en film of televisiereeks best niet met elkaar worden gemeten. Ze hebben allebei eigen communicatietechnieken.
Met de feuilletonisering van enkele romans van Walschap, zoals dat gebeurde in de televisieserie Ons geluk ging de eigen inbreng van de scenarist nog een stapje verder.
Het is uiteraard niet toevallig dat als basis voor het opzetten van een indringende en toch populaire televisiereeks het omvangrijke oeuvre van Gerard Walschap werd gekozen. Walschap is een vlotte verteller die er altijd naar streefde om zijn boodschap te verpakken in een taal en vorm die zeer dicht bij de ‘gewone man’ staan. Hij is als schrijver precies het sterkst, wanneer hij volkse figuren ten tonele voert, maar doorheen de soms humoristische, soms tragische vertellingen proeft de lezer de doordachte filosofische onderbouw. Hij schreef sterke actie-scènes en dialogen die, mits enige ‘modernisering’, altijd geloofwaardig blijven, omdat ze zo uit het leven gegrepen zijn. Bij een bewerking naar televisie staat Walschaps werk garant voor hoogstaand entertainment dat echter nooit vrijblijvend is.
Uit het feit dat het oeuvre van Walschap werd gekozen voor wat het belangrijkste
Sel en Mie Zaterdag: het beest in de man getemd (Tom Van Bauwel en Fania Sorel) (Foto: VTM)
pakket van het drama-aanbod op VTM is geworden, kan voldoende worden afgeleid dat er een groot respect aanwezig was voor het werk van deze auteur van internationaal niveau. Dat respect mag een scenarist er echter niet van weerhouden soms verregaand in de romanstructuren in te grijpen. Dat is nu eenmaal, zoals beschreven, onvermijdelijk om een literair werk overtuigend in beeldtaal om te zetten.
Hoe werd er gewerkt? Eerst en vooral werd uiteraard het hele oeuvre van Walschap nog eens grondig gelezen, niet alleen zijn zesendertig romans, maar ook zijn essays. Er werd een selectie gemaakt, want niet alle romans van Walschap lenen zich tot verfilming. Dat is al een eerste subjectieve ingreep in zijn oeuvre, want misschien zijn er scenaristen die een middel vinden om de roman Het Oram-project tegen een betaalbare prijs wél naar een ruim kijkerspubliek te verkopen. Of om een beeldtaal te vinden die het getheoretiseer in Sibylle of Bejegening van Christus wél aanschouwelijk maakt. Of om gemotiveerd te blijven bij het naar beeld vertalen van spook- en andere verhalen uit De wereld van Soo Moereman.
In het bewustzijn dat bij een bewerking van een roman naar een ander medium iedere beslissing betwistbaar is, werden de overige romans van Gerard Walschap verdeeld in drie groepen.
Er zijn ten eerste de romans die de ‘kleinheid’ van een televisiescherm nauwelijks verdragen. Het zijn de werken met een grote epische adem, werken die om een lange speelfilm en een bioscoop vragen, eventueel met wat extra materiaal voor een korte televisiereeks om het project betaalbaarder te maken. Dat procédé werd in Vlaanderen een eerste keer toegepast door Stijn Conincks met Daens, zij het nog ietwat improvisatorisch. Walschaps meesterwerk Houtekiet zou zich uitstekend lenen tot zo'n aanpak. Maar ook het minder bekende De ongelooflijke avonturen van Tilman Armenaas behoort tot die reeks romans. De vergelijking kan verrassen, maar van deze werken zouden geweldige Vlaamse ‘westerns’ kunnen worden gedraaid. Walschap voert onklopbare helden ten tonele waarmee de kijker zich graag vereenzelvigt. De ‘goeden’ halen het van de ‘slechten’. Maar tegelijkertijd is bijvoorbeeld Jan Houtekiet de vleesgeworden filosofische overtuiging van een begenadigd denker. Dat geeft zo'n reeks naast de aaibaarheidsfactor een universele meerwaarde. Die romans leveren stof voor een door en door Vlaamse productie die internationale weerklank moet kunnen verwerven. Ook Oproer in Congo is een roman die ‘adem’ en dus filmtaal nodig heeft. Dit werk leent zich alleszins tot een (dure) mini-serie van drie afleveringen.
De tweede groep bestaat uit Walschaps werken, waarin gebeurtenissen uit W.O. I of W.O. II een determinerende rol spelen, zoals in De goede smokkelaar en Moeder. Het oproepen van deze periode is zo specifiek en duur dat deze romans zich nauwelijks laten combineren met de andere. Ze laten zich bij voorkeur gebruiken voor eventueel een aparte serie.
De derde en veruit sterkst aanwezige groep bestaat uit Walschaps meer intimistische werken, waarin hij de nadruk legt op het dagdagelijkse wel en wee van ongewone gewone mensen. Ze gaan van Ons geluk, Tor, De Française, Trouwen, Denise tot De familie Roothooft. Door het intimistische aspect lenen deze romans zich makkelijker tot een adaptatie voor televisie en het gedeeltelijk werken in studiodecors.
Uiteraard kan iedere meer intimistische roman van Gerard Walschap tot een televisiefilm of een mini-serie worden bewerkt. Een mens van goede wil, een co-productie van NCRV en BRT, was daar in 1974 een schitterend voorbeeld van. De consul bij de BRTN een minder schitterend.
Bij Ons geluk werd dus gekozen voor de verstrengeling van enkele romans. Het was in feite Gerard Walschap zelf die een hint in die richting gaf, doordat hij in een interview met Albert Westerlinck het volgende zei: ‘Wat mij ook aanlokte, was voortaan in de wereld van mijn boeken te blijven en personages uit Houtekiet, Trouwen, Sybille en andere gezamenlijk te laten optreden in nieuwe verhalen.’ Hij voegde daar wel aan toe: ‘Het heeft lang geduurd eer ik me kon neerleggen bij de evidentie dat ik het mij daardoor volkomen nutteloos moeilijk zou maken en nog altijd hoop ik dat onverwacht, ik noem nu zo maar iets, Houtekiet en Sybille elkaar zullen ontmoeten.’
Die ontmoeting werd in de reeks Ons geluk voor hem geregeld. Niet die tussen Houtekiet en Sybille, maar wel die tussen onder andere de Française en Tor. Om zulke ontmoetingen te ‘regelen’ zou Walschap zelf het zich ‘nutteloos moeilijk’ hebben gemaakt, omdat hij in zijn romans al alles had gezegd wat hij via die personages te zeggen had. Maar voor de scenarist is het een uitdaging om via de ontmoetingen van die door Walschap afzonderlijk uitgetekende personages, een zeer eigen inbreng in Walschaps wereld te krijgen.
Het door elkaar vlechten van verschillende romans van Walschap heeft als voordeel dat je zijn wereld kunt oproepen. De auteur situeert zijn volkse personages meestal in hetzelfde dorp, Londerzeel Sint-Jozef. Als je vandaag door dat dorp loopt, wijzen oudere dorpelingen je nog altijd de zonen, dochters of familieleden van personages uit Walschaps romans aan. Al die