lang meditatief werk waar Jo de belangrijkste orgels in Europa mee geteisterd heeft, van Altenberg tot in Riga. In Altenberg bevond zich onder de toehoorders de Keulse uitgever Christian Dohr die prompt voorstelde het werk uit te geven.
Sinds het tweede semester van 1992 ben ik in het Lemmensinstituut ingeschakeld bij de voorbereiding (en soms ook als uitvoerend dirigent) van de oratoria. Met de jaarlijkse Bach-producties erbij mag ik blij zijn te mogen werken met muziek van de groten der aarde.
Tijdens de eerste week van juli in 1993 fungeerde ik voor de tweede maal als gastdirigent bij het BRTN-koor, maar ditmaal met een zestal eigen werken. Een goede opname, zo werd me verteld, maar ze werd nooit uitgezonden op de nationale radio. Fragmentarisch werd er wel eens een werk van gebruikt voor andere programma's zoals bij het ‘Muziekkabinet’, maar nooit in ‘het koorleven van Vlaanderen’ - een programma van Simonne Claeys en Wim Verdonck door wie ik de laatste jaren gesteund word met het opnemen en uitzenden van mijn koorwerken. Toch een vreemde situatie: koorzangers en een koorleider een week laten werken (en daarvoor betalen) en dan nadien niets meer doen met het resultaat... In oktober van datzelfde jaar mocht ik de Cera-Jeugd & Muziek Vlaanderen Prijs voor Compositie in ontvangst nemen, nadat ik de twee vorige edities telkens genomineerd was. Ditmaal had ik mijn nominatie, waarop ik apetrots was natuurlijk, te danken aan Vic Nees en Willem Kersters, twee Vlaamse coryfeeën. Naast de werelcreatie van mijn Triptiek-aquarellen voor gemengd koor op teksten van René Geldof, een werk dat in 1994 de prijs van de vocale muziek kreeg in Waregem, werd er ook een concert georganiseerd in Leuven met mijn muzikale stamboom, naast eigen werk ook composities van mijn leraar Luc Van Hove en werk van diens leraar Willem Kersters. In 1993 voltooide ik mijn Missa in honorem Sancti Norberti, een opdracht van het vocaal ensemble Musa Horti en dirigent Peter Dejans. Peter was student harmonie (in de koorleidingklas) bij mij en met de jaren is er een mooie vriendschap gegroeid met als hoogtepunt deze Norbertusmis, een traditioneel ordinarium voor gemengd koor en orgel doorweven met psalmteksten rond Norbertus. Een behoorlijk ‘nieuw’ werk met naast het gebruik van aleatoriek een herkenbare toonspraak. Deze samenwerking culmineerde in het plan een cd-opname te maken met eigen werk,
financieel ondersteund door de Cera-J&M prijs, en geruggesteund door de aandacht van Vox Temporis. Deze cd - Kurt Bikkembergs Vocal Music - mocht dadelijk op heel wat bijval rekenen en werd nadien met zeer gunstige recensies (zie Vlaanderen, nr. 262 (1996), blz. 254) bedacht, zowel wat uitvoering als wat composities betrof. Naast de Mis, de Triptiek en nog andere composities (een staalkaart van 1989 tot 1994), is Stultorum infinitus est numerus de afsluiter: een compositie in opdracht van Alumni Leuven (1993) voor het Leuvens Universitair Koor, een groep die mij nauw aan het hart ligt. De compositie op tekst van Erasmus veroorzaakte door zijn experimenteel karakter nogal wat opschudding, maar wat wil je met zo'n inhoud? Europa Cantat in Herning (DK) bracht nieuwe inspiratie mee met de creaties van composities van E. Rautavaara en B. Holten, maar voor de rest was 1994 een jaar van vruchten plukken; vele composities werden gecreëerd en de recensies bij nieuwe uitgaven waren zeer lovend.
In januari 1995 kreeg ik de opdracht een oratorium te schrijven voor het openingsconcert voor de Hasseltse Virga-Jesse-Feesten in 1996. Na overleg werd het concept vastgelegd voor sopraan-solo, gemengd koor en meisjeskoor, strijkers, orgel, piano en slagwerk. Nu op zoek gaan naar teksten en bronnen.
Van 5 tot en met 7 september 1995 was ik te gast in Wolfenbüttel (als Belgisch componist van kinder/jeugdliederen) op een colloquium rond de problematiek: hoe ondersteunen, organiseren en promoten we nieuwe koormuziek voor de jeugd? De Duitse organiserende federatie kwam tot de
De O.-L.-Vrouw-ten-Poelkerk aan de Grote Markt in Tienen. In de glasramen van deze kerk vond Kurt Bikkembergs inspiratie voor zijn compositie Mirjam (1996)
conclusie, om het x-aantal jaar, componisten de opdracht te geven nieuwe werken te schrijven en deze opdracht te verbinden met een aantal specifieke koren, een idee dat reeds een decennium in Israël veel bijval genoot.Voor mij waren de nieuwe contacten met o.a. de Israëlische componist Yehezkel Braun en het Finse jeugdkoor Tapiola, met de dirigenten Erkki Pohjola en Kari Ala-Pöllänen zeer waardevol; in 1997 namen zij mijn compositie
Het meisje en de zee op hun repertorium en brachten er in 1997 de tweede uitvoering van in België (na mijn eigen Tiens jeugdkoor in 1994). Ondertussen had ik een structuur gevonden voor
Mirjam. Geïnspireerd door Brittens Saint Nicolascantate (die ik het jaar voordien zelf uitgevoerd had) en de glasramen in de O.-L.-V.-ten-Poelkerk in Tienen, kwam ik tot een negendelig werk met Maria's levensloop als leidraad. Na
de geboorte en de kinderjaren van Maria (waarvoor ik met veel hulp van goede vrienden Jos en Annemie een tekst kon laten schrijven door René Geldof),
de annunciatie en
het bezoek aan Elisabeth, kwamen we tot het belangrijke middelpunt, namelijk
de geboorte, kinderjaren en dood van Jezus, om dan af te sluiten met
Pinksteren, de hemelvaart en
kroning van Maria. De titel van elk deel, een Latijnse frase, vond ik deels in de glasramen en anderzijds stelde ik die zelf samen met de hulp van de pastoor van de O.-L.-V.-kerk van Tienen, E.H. Evrard Vandervelpen. Na lang zoeken in boekenwinkels en bibliotheken kon ik toch een zestal teksten destilleren uit het werk van M. Gilliams, P. Van Veen en A. van Wilderode. De rest schreef R. Geldof in afspraak met mij. Een opdracht van het vocaal mannenensemble Arc Sonore bracht mij tot het
Stabat Mater. En zo ontstond de idee om Latijnse ‘standards’ zoals het Ave Maria, het
Magnificat, het Stabat Mater en de psalm Jubilate Deo te laten samensmelten met Nederlandse teksten. Als slot van het Magnificat latiniseerde ik mijn vroegere compositie
Glory be to the Father als doxologie.
De laatste maanden van 1995 kon ik reeds enkele delen van Mirjam testen op concerten, en de resultaten waren zeer bevredigend.
Eindelijk! Mirjam was voltooid, een maand lang partijen uitschrijven en op 9 augustus 1996 was het dan zover.
De aanwezigheid en appreciatie van vele collega's en directeur P. Schollaert deed mij plezier... anderhalf jaar labeur was op zeventig minuten voorbij. Dolle weken volgden met het verdere verloop van de Virga Jesse-Feesten met concerten, radio- en TV-missen, en telkens met veel ‘jonge’ muziek.
In september reisde ik op uitnodiging van Vladimir Zenevitsch naar Minsk