Marc Dubois
Hergebruik van gebouwen in Europees perspectief
Wie een bezoek brengt aan Rome wordt permanent geconfronteerd met de veelheid aan mutaties die deze stad heeft ondergaan in de loop der eeuwen. De mens bouwt steeds vanuit bepaalde behoeften of noodwendigheden die meestal van tijdelijke aard zijn. Het wegvallen van de oorspronkelijke bestemming heeft te maken met maatschappelijke ontwikkelingen die de bouwheer en de architect nauwelijks konden voorspellen, toen er werd gebouwd. De volgende generaties kunnen overgaan tot het slopen, het wegnemen uit het stadsbeeld van gebouwen of van gehele stadsdelen. Het elimineren is meer dan het weghalen van bouwmaterialen; met het slopen verdwijnen ook de achterliggende ambities die de opdrachtgevers hebben gedreven een bouwdaad te stellen.
Meestal kiest men om pragmatische en economische redenen voor behoud, voor een ingrijpende verbouwing om alzo de opgetrokken ruimtes een nieuw leven te geven. De vorm van het stadium van keizer Domitianus werd de configuratie van een van de mooiste Romeinse pleinen, namelijk de Piazza Navona. De grote zaal van het indrukwekkend thermencomplex van Diocletianus, gebouwd rond 300 na Chr., werd door Michelangelo verbouwd tot dwarsschip van de kerk Santa Maria degli Angeli. Het imposante Palazzo Farnese uit de 16de eeuw fungeert nu als onderkomen voor de Franse Ambassade. Het groot theater van Marcellus, werd achtereenvolgens getransformeerd tot vesting en paleis van de familie Savelli. Het indrukwekkend Pantheon uit de eerste eeuw na Chr., de best bewaarde en befaamdste Romeinse tempel, werd een ruimte voor de christelijke eredienst. Nu is het meer een toeristische trekpleister, een unieke ruimte waar men in bewondering staat voor het feit dat het daglicht via een cirkelvormige opening bovenaan in het interieur kan penetreren. Voor Rome bestaan ook een gigantisch aantal projecten voor transformaties die nooit werden gerealiseerd. Paus Sixtus V stelde in 1590 voor het Colosseum te verbouwen tot textielfabriek, inclusief met woningen
Project van architect Carlo Fantana voor de bouw van een kerk in het Colosseum.
voor de arbeiders. In 1707 deed architect Carlo Fontana een ambitieus voorstel om binnenin het Colosseum een kerk te bouwen.
De ‘eeuwige stad’ biedt een overweldigend aantal voorbeelden van de wijze waarop de mens is omgegaan met het onroerend erfgoed. Dit is ongetwijfeld één van de belangrijkste aspecten waarom Rome, maar ook andere historische steden, ons blijven boeien. Die steden bezitten een affinerende rijkdom aan gelaagdheden die een hybride ‘tijdelijk’ eindresultaat opleveren. De rijkdom ligt juist in het onzuivere, in de vaak ingrijpende transformaties die de mens heeft aangebracht in de stedenbouwkundige structuur, maar ook in het hergebruik van de gebouwen. Bij hergebruik corresponderen vorm en inhoud vaak niet meer met elkaar. Dit verhoogt en versterkt de complexe gelaagdheid van de architectuur, een wezenskenmerk van het stedelijk landschap.
Men kan de architectuurgeschiedenis bekijken vanuit een zuiver stylistische invalshoek. Even boeiend is het onderzoek naar de mutatie van de functies die het gebouwde heeft meegemaakt. De opeenvolging van transformaties toont misschien nog beter de maatschappelijke structuren en mechanismen die aan de basis liggen van een samenleving.
In de loop der eeuwen zijn gebouwen ook verdwenen door oorlogsvernielingen of grote branden. Het reële werd soms brutaal uitgewist, maar bleef via tekeningen en schilderijen behoren tot het geheugen van de architectuur: het ooit gebouwde dat niet meer in aanmerking komt voor hergebruik. Wanneer men in het verleden de beslissing nam om te slopen werden de bouwmaterialen op grote schaal gerecycleerd; belangrijke bouwfragmenten verhuisden en kregen een plaats in een nieuwe context. In de 17de eeuw verplaatste men in Rome twee teruggevonden badkuipen van de Thermen van Caracalla naar de Piazza Farnese om te fungeren als fonteinen. Dit is maar één voorbeeld uit Rome hoe onderdelen van gebouwen een herbestemming kregen, hoe bouwfragmenten op reis gaan en te voorschijn komen in een nieuwe omgeving.
Soms worden grotere delen van een gebouw verplaatst om verder te leven in een andere site. Zo sloopte men begin deze eeuw de monumentale toegangspoort van het Gentse Elisabeth-begijnhof om ze vervolgens steen per steen te reconstrueren als nieuwe hoofdgevel van het Gentse Bijlokemuseum. Het fenomeen van gehele gebouwen die worden verplaatst, komt vaak voor na grote tijdelijke manifestaties. Bijna alle paviljoenen van de Brusselse Expo '58 werden gedemonteerd en verkocht. Zo is het Sint-Pauluscollege in Wevelgem het voormalig paviljoen van Joegoslavië ontworpen door architect Richter.
Gebouwen hebben vaak meer dan één leven en overleven de oorspronkelijke bestemming. De recent overleden Italiaanse architect en theoreticus Aldo Rossi (1931-1997) heeft een grote rol gespeeld om op een andere wijze naar de complexiteit van een stad te kijken. Zijn boek ‘L'architettura della città’, uitgegeven in 1966, belicht uitvoerig de historische dimensie van de ste-