[nummer 271]
Marc Dubois
Inleiding:
Het hergebruik van gebouwen
Eeuw na eeuw bouwt en sloopt de mens. Het bouwen gebeurt steeds vanuit een noodwendigheid, het creëren van een onderkomen voor een bepaalde functie. Maar gebouwen overleven vaak hun oorspronkelijke functie en krijgen door gewijzigde maatschappelijke omstandigheden een nieuwe bestemming. Het hergebruiken van gebouwen voor totaal andere functies dan waar ze oorspronkelijk voor bedoeld zijn, is een constant gegeven waarmee onze samenleving wordt geconfronteerd. Het recycleren van gebouwen is één van de meest fascinerende aspecten in de architectuur: fabrieken worden woningen of kantoorruimte, stations en kerken worden musea, woningen of concertzalen, enz.
De problematiek van herbestemming gaat verder dan een louter architectonische bezorgdheid. Hergebruik is in de eerste plaats de uitdrukking van een bewustzijn dat wij ons patrimonium een nieuwe betekenis willen geven in een snel evoluerende maatschappij. Een bewuste keuze voor hergebruik staat niet haaks op een dynamische toekomstvisie. De enge visie dat enkel nieuwbouw impulsen kan geven voor de toekomst, is voorbijgestreefd.
Wij beseffen te weinig dat slopen meer is dan het elimineren van een constructie, het brengt vaak een wonde aan in het weefsel van de plek. Het brutaal wegrukken van wat jaren, soms eeuwen, een collectieve betekenis heeft gegeven aan een bepaalde site, kan zelfs resulteren in een langdurige ontreddering. De grote afbraak voor de aanleg van de Brusselse Noord-Zuid verbinding is tot op heden een open wonde gebleven die nauwelijks te helen valt.
Een nieuwe bestemming zoeken is geen nostalgische bezigheid, het is een noodzakelijke bezorgdheid om verleden, heden en toekomst met elkaar te verbinden. Het opnieuw leven geven aan een gebouw is in feite het gebouwde een kans geven om oud te worden.
‘Gebouwen horen ons niet toe. Ook al hebben we ze zelf gemaakt, we kunnen er niet willekeurig mee omspringen. Ze maken deel uit van de wereld die ons draagt. Ze zijn die wereld. Ze naar het verleden terugwijzen is hun betekenis miskennen, want ze vormen het actueel kader, het enige dat ons gegeven is, waarbinnen we ons bestaan kunnen inrichten en het leven een zin geven, waarbinnen, zoals in een landschap, het toevallige en tegenstrijdige samenhang krijgen’. Met deze zinnen begint Geert Bekaert zijn tekst als ‘Hommage’ aan de Koninklijke Stapelhuizen in Antwerpen, het magistraal complex dat in 1990 op de meest brutale wijze werd gesloopt. Zelfs na massaal publiek protest werd de afbraakpolitiek doorgedrukt en dit om plaats te maken voor een nietszeggende nieuwbouw. Wat in de plaats is gekomen, bezit niet de ambitie die wel tot uitdrukking kwam in de stapelhuizen. In het begin van de 19de eeuw wilde men de nieuwe stapelhuizen de betekenis geven van een middeleeuwse halle; een complex dat naast het stadhuis en de kathedraal de dynamiek van de stad en de haven wilde visualiseren. De Koninklijke Stapelhuizen van architect Louis Roelandt straalden de kracht uit van Antwerpen als wereldhaven, de vervangende nieuwbouw toont enkel de pretentie en kortzichtigheid van behendige bouwspeculanten. Wat eens groots was en koninklijke allures bezat, is nu vervangen door een bouwsel met bekrompen provinciale pretentie. De sloping van dit gigantisch complex is misschien een nog grotere misdaad dan het slopen van het Art Nouveau Volkshuis in Brussel in de jaren zestig, het magnum opus van architect Victor Horta. Antwerpen verloor niet enkel stapelhuizen met een Europese allure, het ontnam vooral de potentialiteit om een nieuwe binding te leggen tussen stadscentrum en haven, zoals dit gebeurde in diverse Europese steden.
Wie denkt dat dergelijke baldadige aanslagen op ons patrimonium tot het verleden behoren, heeft het verkeerd voor. Het indrukwekkend complex van Thurn & Taxis in Brussel wordt actueel bedreigd door het megaproject MusicCity, een groots opgezet muziekcentrum. Anne Brumagne gaat in haar artikel in op dit uniek complex dat bedreigd wordt door een idee gelanceerd door Language of Forms (LoF), een Vlaamse groep die