| |
| |
| |
Bart A.M. Ramakers
De Passie in het middeleeuwse toneel
In het algemeen moet men stellen dat het volkstalige religieuze toneel zich los van het liturgisch drama ontwikkelde en beide gewoon naast elkaar bestonden.
Het religieuze leven maakte in de late Middeleeuwen een periode van ‘Hochkonjunktur’ door, waaraan vooral door leken werd bijgedragen. Die traden op het terrein van de vroomheid steeds nadrukkelijker naar voren. Ze verwierven de kennis en de middelen om uitdrukking te geven aan hun groeiende zelfbewustzijn in religieuze zaken en riepen de organisaties in het leven om hun religiositeit te beleven en te demonstreren. Zo kochten leken verscheidene soorten religieuze literatuur in handschrift of druk: bijbels, nieuwe testamenten, evangeliënharmonieën, getijden- en gebedenboeken, passietraktaten, levens van Jezus, heiligenlevens of compendia daarvan (zoals de Legenda aurea of Passionael) en devotieboekjes die op meer of minder systematische wijze een handleiding boden voor religieuze verdieping. Ook schaften ze beeldmateriaal aan om bij die verdieping te helpen, van dure sculpturen en geschilderde panelen tot zeer goedkope losse prenten. Ten slotte richtten ze broederschappen op met de bedoeling door regelmatig gebed en de boefening van naastenliefde hun devoties meer inhoud te geven.
De Passie van Jezus Christus was een van de belangrijkste, zo niet de voornaamste van de devoties die tijdens de late Middeleeuwen onder leken opbloeiden. Het mysterie van Christus' lijden vormde de kern van het christelijk geloof en stond derhalve centraal in de mis. In de late Middeleeuwen werden pogingen ondernomen leken door middel van preken, teksten en beelden steeds nauwer bij de mis en Christus' lijden te betrekken. Dat gebeurde door dat lijden in zeer realistische termen en vormen te schilderen en te beschrijven, waardoor men zich in dit lijden kon inleven, het als het ware kon ‘mede lijden’, en aldus dieper doordrongen kon raken van de betekenis van Christus' zoendood voor het heil van de mensheid. Toen aan beelden en verbeelding van de Passie grote behoefte ontstond, lag het voor de hand ook het toneel voor de voorstelling van het lijden in te zetten. Hoe kon de Passie nu dichter bij de gelovigen worden gebracht dan door haar letterlijk voor ogen te voeren, door acteurs
Zestiende-eeuwse miniatuur die het tafereel ‘Ecce Homo’ uitbeeldt. Deze voorstelling speelt zich af op de pui van een Renaissancegebouw. Waarschijnlijk heeft Simon Bening hier een scène uit een passiespel weergegeven. De afbeelding wordt in een getijdenboek in het J. Paul Getty Museum (USA) bewaard.
sprekend en handelend de gebeurtenissen van de Goede Week, van de intocht in Jeruzalem tot de opstanding op paaszondag, te laten uitbeelden?
| |
Het liturgisch drama
Reeds vanaf de vroege Middeleeuwen werd het bezoek van de drie Maria's aan het lege graf na de opstanding in toneelvorm voorgesteld tijdens de mis op paaszondag. De trope Quem quaeritis in sepulchro (‘Wie zoekt gij in het graf’) die de dialoog tussen de drie vrouwen en de engel weergaf (Mat. 28:5-6), werd op alternerende wijze door clerici gezongen, waarbij in bepaalde mate ook gebruik werd gemaakt van handeling en gesticulatie. Zo'n vorm van liturgisch drama ontstond ook voor het feest van Kerstmis, op basis van de trope Quem quaeritis in praesepe (‘Wie zoekt gij in de kribbe’). Hieruit ontwikkelde zich de Visitatio praesepis, waarin de verschijning van de engel aan de herders en hun tocht naar Bethlehem (Luc. 2:8-20) werden gedramatiseerd.
Het Latijnse liturgisch drama in de kerk is lange tijd beschouwd als de oorsprong van het volkstalige religieuze of geestelijke toneel buiten de kerk, op de markt en in de straten van de laatmiddeleeuwse steden. Helemaal onjuist is dit niet, want in de teksten van sommige volkstalige religieuze spelen vindt men gedeelten uit liturgische spelen in vertaling terug. Maar in het algemeen moet men stellen dat het volkstalige religieuze toneel zich los van het liturgisch drama ontwikkelde en beide gewoon naast elkaar bestonden. Uiteraard putten beide hun inspiratie uit dezelfde centrale geloofspunten en werd de dag van opvoering van religieuze spelen in de volkstaal in belangrijke mate bepaald door de liturgische kalender.
| |
Passietoneel in Frankrijk, Duitsland en Engeland
Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de volkstalige passiespelen van de late Middeleeuwen in de Goede Week of tijdens de paasdagen werden opgevoerd. Dat was echter zelden het geval. De Passie was zo belangrijk dat ze het voornaamste thema vormde van het middeleeuwse religieuze toneel in de volkstaal (feitelijk van het middeleeuwse toneel in zijn algemeenheid) en op vele momenten in het kerkelijk jaar dramatisch werd uitgebeeld. De meest spectaculaire dramatiseringen van het lijden zijn overgeleverd uit de ons omringende landen: uit Frankrijk, Duitsland en Engeland. Uit het eerste komen de zogenaamde passions, lange, uit tienduizenden verzen bestaande passiespelen, waarvan de opvoering zich over meerdere dagen uitstrekte. We weten van opvoeringen van zulke passions in steden als Parijs, Amiens, Valenciennes en Bergen (Mons). De teksten ervan werden gekopieerd en tussen steden uitgewisseld, zodat dezelfde speltekst met hier en daar wat aanpassingen in uiteenlopende steden gehoord (en gezien) kon worden.
| |
| |
De lengte van de Franse passions vindt deels haar verklaring in hun thematische reikwijdte. Het verhaal van Christus' lijden en opstanding vormde de kern van de spelen, maar veelal hadden ze de gehele heilsgeschiedenis tot onderwerp, van de schepping af tot de jongste dag.
De opvoering van de passions kostte naast tijd ook veel geld en menskracht. Op de markt werden grote stellages gebouwd met decors van beschilderd hout en doek, met daarop voorstellingen van de hemel en de hel, van de tempel in Jeruzalem, van de paleizen van Herodes en van Pontius Pilatus. De spelen telden soms honderden rollen en er werden kapitalen uitgegeven aan kostuums en aan spijs en drank tijdens de repetities en de opvoeringen. Die vonden bij voorkeur plaats in het voorjaar en de zomer, wanneer de kans op goed weer het grootst was. Ze trokken duizenden belangstellenden die van heinde en ver naar de stad kwamen om van het schouwspel getuige te zijn. De stad gaf aanzienlijke bedragen uit, maar verdiende een deel daarvan weer terug met de accijnzen op wijn en bier die ter gelegenheid van de feestelijkheden verhoogd werden.
Ook in de Duitssprekende landen en in Engeland werden passiespelen opgevoerd. Uit het Duitstalige gebied kennen we Passionsspiele die, net als in Frankrijk, op achtereenvolgende dagen gespeeld werden. Het lijdensverhaal maakte ook deel uit van de cycli van Fronleichnamsspiele, dramatiseringen van de heilsgeschiedenis die op het feest van Sacramentsdag werden opgevoerd. In veel gevallen gebeurde dat in de sacramentsprocessie zelf, te voet, te paard of op wagens, dan wel op stellages die langs de route stonden opgesteld. Vertoningen van het lijdensverhaal in sacramentsprocessies kennen we ook uit Engeland, de zogenaamde Corpus Christi cycles. Net als vele passions en Passionsspiele omvatten ook de Fronleichnamsspiele en de Corpus Christi cycles de gehele heilsgeschiedenis, maar ging de meeste aandacht uit naar het verhaal van Christus' lijden en opstanding.
| |
Passietoneel in de Nederlanden
Uit de Nederlanden zijn geen teksten overgeleverd van cycli die de gehele heilsgeschiedenis uitbeeldden, zelfs geen teksten van afzonderlijke passiespelen. Uit vermeldingen in stadsrekeningen weten we wel dat de laatste in onze streken werden opgevoerd, maar we moeten ons daarbij geen spelen voorstellen met de omvang van de Franse passions. Meerdaagse opvoeringen van zeer lange toneelteksten, zoals die in Noord-Frankrijk - zelfs dichtbij de taalgrens - werden opgevoerd, hebben in de Nederlandstalige gewesten nooit plaatsgevonden. We zouden anders wel ergens de teksten van zulke passiespelen, of in ieder geval fragmenten daarvan, hebben gevonden. De opvoering van omvangrijke passiespelen paste bovendien niet in de organisatiestructuur van het toneelleven in de Nederlanden. In de 15de em 16de eeuw waren toneelopvoeringen een verantwoordelijkheid van de rederijkerskamers. Daarvan telde elke stad er wel een paar. Het waren verhoudingsgewijs kleine organisaties, die alleen niet in staat waren meerdaagse toneelproducties van een omvang als die van de passions op te voeren. Tot een samenwerking met andere kamers in de stad of het opzetten van een vrije productie waaraan ook leden van buiten de kamer(s) deel konden nemen, kwam het niet. Daarvoor waren de kamers te zeer gehecht aan de monopoliepositie die zij op toneelgebied bezaten.
Waar passiespelen door rederijkers werden opgevoerd, ging het naar alle waarschijnlijkheid om korte dramatiseringen van hooguit een paar duizend regels. Overigens duiden de verwijzingen in verschillende stadsrekeningen erop dat meer nog dan Christus' lijden Diens opstanding of verrijzenis onderwerp van toneelspelen was of in één spel met Zijn lijden verbonden werd. Toch was men ook in de Nederlanden vertrouwd met grote cyclische dramatiseringen
Dit schilderij ‘De kruisdraging’ (olieverf op paneel, 83,5 × 76,5 cm) van H. Bosch wordt in het Museum voor Schone Kunsten van Gent bewaard. Het dateert uit de periode 1515-1516.
van het gehele lijdensverhaal, ja zelfs van de gehele heilsgeschiedenis, maar dan niet in de vorm van een toneelstuk met een omvangrijke tekst, gespeeld op één locatie, op een groot podium. Ten onzent vertoonde men de Passie van Jezus Christus op cyclische wijze in processies, in de vorm van levende beelden of tableaux vivants, waarbij soms korte dialogen werden gesproken, spraken genaamd. Het kwam voor dat die tableaux vivants bij een andere gelegenheid opnieuw werden getoond, op een vaste locatie, waarbij de stomme beelden door een ‘verklaarder’ van commentaar en uitleg werden voorzien.
Talloze middeleeuwse processies in de Nederlanden werden opgeluisterd met tableaux vivants. Beroemd zijn de Heilig-Bloedprocessie in Brugge en de Besnijdenisommegang in Antwerpen, maar elke stad had een jaarlijkse processie die door middel van levende beelden een bijzondere uitstraling kreeg. Daar bevonden zich bijna altijd voorstellingen tussen uit het lijdensverhaal: van de intocht in Jeruzalem, het laatste avondmaal, de gevangenneming, Annas en Kajafas, de veroordeling door Pilatus, de geseling, de doornenkroning, van Christus met het kruis, Simon van Cyrene, de ontmoeting met Maria en Johannes, van Veronica met de zweetdoek, de soldaten en de honderdman onder het kruis. De kruisiging
| |
| |
zelf kon worden uitgebeeld door een groot kruisbeeld mee te voeren.
Vaak vormde de intentie van de feestdag een reden om het lijdensverhaal zeer uitvoerig te verbeelden. Dat geldt voor de Brugse Heilig-Bloedprocessie en voor de vele processies ter ere van het Heilig Kruis, op het feest van de Kruisvinding of van de Kruisverheffing. Bij die gelegenheden werd door het vertonen van de Passie de betekenis van het kruis extra benadrukt. In een Heilig-Kruisprocessie werden bovendien de lotgevallen van het kruis voor en na de kruisiging, zoals verteld in de kruishoutlegende, uitgebeeld. Een andere processie die uitnodigde tot het vertonen van passiemomenten was de sacramentsprocessie. Op Sacramentsdag immers vierde men de instelling van het Heilig Sacrament, van het misoffer dus, dat feitelijk een herhaling was van Christus' offer aan het kruis.
| |
Beleving van het passietoneel
In de beleving van de middeleeuwse toeschouwer sloot de verbeelding van het lijden in tableauvorm nauw aan bij die in geschreven teksten en in de beeldende kunst. In de Heilig-Kruisommegang van Bergen op Zoom werd een reeks van levensen lijdensmomenten van Christus in tableauvorm omschreven als de 7 ghetiden van onsen lieven heer. Daaruit blijkt dat de betreffende voorstellingen geassocieerd werden met het canonieke urengebed in getijdenboeken.
Dit interessante paneel (120 × 151 cm) van Gillis Mostaert stelt de opvoering van een passiespel op de Markt in Antwerpen voor. Het is geschilderd omstreeks het midden van de 16de eeuw en het wordt bewaard in het Kon. Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. De achtergrond wordt gevormd door het vroegere stadhuis van Antwerpen en op de pui ervan wordt de ‘Ecce Homo’-scène voorgesteld. Op de voorgrond worden de goede en kwade moordenaars al weggevoerd.
De verschillende uren werden, onder meer door middel van miniaturen, verbonden met belangrijke momenten van Christus' leven en lijden. Zo werd een regelmatige en systematische overweging van dat leven en lijden onder leken gestimuleerd. Dezelfde momenten vormden ook het onderwerp van vele sculpturen, panelen en losse houtsneden die in kerken en kapellen, en thuis, in de slaap- en woonkamer, werd geplaatst of opgehangen. De verbeelding van diezelfde momenten in tableauvorm tijdens processies lag dus in het verlengde van hun verbeelding in andere media.
De vraag is of tableaux vivants van de Passie voor de late middeleeuwer dezelfde functie hadden als beschrijvingen ervan in passietraktaten of voorstellingen ervan op devotiebeelden, namelijk aan te zetten tot empathie, tot emotionele vereenzelviging met Christus' lijden. Een middel daartoe dat in de literatuur en de beeldende kunst met succes werd beproefd, was een uiterst realistische als anachronistische schildering van de Passie. Het lijdensverhaal werd uitgebreid met tal van apocriefe details betreffende de folteringen en vernederingen die Christus had moeten ondergaan. Het was daarbij gebruikelijk Christus' vervolgers en belagers uiterst onmenselijk en wreedaardig af te schilderen. Heel duidelijk is dit te zien op het paneel van de Kruisdraging door Jeroen Bosch in Gent. Zulke aangrijpende voorstellingen kon men ook realiseren in processies, wanneer de kruisdragende Christus, gevolgd door de twee moordenaars, de soldaten en een menigte van scheldende joden, door de straten trok. Het is niet uitgesloten dat deze actualisering hevige emoties opriep bij de toeschouwers langs de route. Het is bekend dat het middeleeuwse publiek illusie en werkelijkheid soms moeilijk uiteen kon houden en zich ofwel positief ofwel negatief met de personages identificeerde en aan zijn sympathie of antipathie jegens hen uitdrukking gaf.
In de beeldende kunst zien we hoe de Passie geplaatst wordt in een eigentijds decor, binnen de muren van een middeleeuwse stad, waardoor men Christus als het ware voor zijn eigen deur kon zien lijden. Een bekend voorbeeld van de transpositie van het lijdensverhaal naar eigen plaats en tijd levert het schilderij van de Ecce homo-scène op de trappen van het Antwerpse stadhuis door Gillis Mostaert in Brussel. Daarop is ook de wegvoering van de twee moordenaars te zien. Een panorama van het volledige verhaal van lijden en opstanding geeft Hans Memling op zijn Passie in Turijn. Daarop zijn maar liefst vierentwintig opeenvolgende momenten tegelijkertijd afgebeeld. Zulke simultane voorstellingen van twee of meer lijdens- en opstandingsscènes zullen de middeleeuwse beschouwers ongetwijfeld hebben herinnerd aan de vele processies waarin dezelfde simultaneïteit met behulp van tableaux vivants werd gerealiseerd.
| |
Het voorbeeld van Oudenaarde
Een Vlaamse stad waar gedurende de 15de en 16de eeuw het lijdensverhaal gedetailleerd in een processie werd verbeeld was Oudenaarde. De jaarlijkse sacramentsprocessie daar trok honderden bezoekers, wat voor een belangrijk deel samenhing met de grote hoeveelheid tableaux vivants die tijdens de processie te zien waren. Een groot deel van de stadsbevolking was actief bij de vertoningen betrokken. Elke straat op de processieroute nam een of meer tableaux voor haar rekening. Men bouwde daarvoor langs de kant van de weg stellages op. Naast de straten waren ook stedelijke organisaties bij het verzorgen van levende beelden betrokken. Zo vertoonden de rederijkerskamers van de stad verschillende taferelen vóór hun vergaderruimten.
Afgezien van de tableaux op vaste stellages langs de route werden er ook in de processie zelf scènes getoond. Ook hiervan namen de straten er een deel voor hun rekening. Maar ook uit de omliggende dorpen kwamen groepen naar de stad om tableaux vivants te tonen. De omgaande
| |
| |
figuren werden in chronologische, heilshistorische volgorde getoond, te beginnen met de taferelen ontleend aan het Oude Testament. De meeste scènes echter waren gewijd aan Christus' lijden en opstanding. Sommige werden zowel in de processie zelf als op een stellage langs de route getoond. Het ging om de volgende onderwerpen: Christus neemt afscheid van Maria in Bethanië, de intocht in Jeruzalem, het complot van de Farizeeën, de tempelreiniging,
Miniatuur die Jezus en zijn leerlingen in de hof van Getsemane voorstelt. Ze illustreert een passieoefening van Arnout Vennekens (Een deuote oefeninghe van dat bitter lyden ons liefs heeren) in handschrift South Brent, Syon Abbey uit 1565 en afkomstig uit het Dendermondse birgittinessenklooster Maria Troon.
de voetwassing, het laatste avondmaal, Christus in de hof van Olijven, Christus voor het Sanhedrin, de veroordeling door Pilatus, Jeruzalem, de geseling van Christus, de bespotting van Christus, de heraut die voor Christus uitrijdt, de twee moordenaars, de kruisdraging, de zes joden die meelopen met de kruisdragende Christus, Maria en Johannes die Christus tegemoet gaan, Veronica die Christus tegemoet gaat, het grote kruis, de vier spotters, de knotsdragers van Pilatus, de schriftgeleerden en Farizeeën, de dobbelende soldaten, de honderdman onder het kruis, Christus op de koude steen, de Nood Gods, het kleine kruis, Christus die het voorgeborchte opent, de verrijzenis, de victorie en triomf van Christus, de drie Maria's bij het graf, Petrus en Johannes op weg naar het graf, Christus verschijnt aan Maria, Christus verschijnt aan Maria Magdalena, de Emmaüsgangers en het ongeloof van Thomas. Ook waren enkele scènes te zien uit de kruishoutlegende, te weten: de drie twijgen, de kruisvinding, Heraclius met het kruis, de aankomst van Heraclius in Jeruzalem en de kruisverheffing.
| |
Bijbels en apocrief
Dat we deze onderwerpen kennen heeft te maken met het feit dat elke straat of organisatie die een figuur verzorgde van stadswege een zogenaamd presentwijn ontving, dat wil zeggen een vergoeding in de vorm van enkele kannen wijn. De uitgaven hiervoor werden in de stadsrekeningen geadministreerd, veelal onder vermelding van het vertoonde onderwerp. Verschillende van die onderwerpen zijn wellicht niet eenvoudig thuis te brengen, omdat ze niet behoren tot het lijdensverhaal zoals dat in de bijbel staat. Het afscheid van Maria in Bethanië (voorafgaand aan zijn vertrek naar Jeruzalem) bijvoorbeeld is apocrief, alsmede de ontmoeting met Maria en Johannes (die volgens de Schrift wél onder het kruis stonden) en de ontmoeting met Veronica (die Christus' gelaat afwist met een zweetdoek of sudarium). Ook de verschijning van Christus aan zijn moeder Maria na de verrijzenis is apocrief, want in de evangeliën ontmoet ze hem nergens alleen.
Sommige van die apocriefe scènes genoten grote populariteit als devotiebeeld. De afdruk van Christus' gelaat op de zweetdoek van Veronica bijvoorbeeld - vera icon genaamd - werd veelvuldig afgebeeld op miniaturen in getijdenboeken, vergezeld van een gebed tot zijn aanschijn. Andere taferelen die als devotioneel thema grote bekendheid hadden, waren de Nood Gods en Christus op de koude steen. Het eerste betreft de scène van Maria die het lichaam van Haar overleden zoon in Haar schoot neemt, thans beter bekend als de pietà. Dit was bij uitstek een thema om op een stellage te vertonen, waarbij de iconografie van deze lijdensvoorstelling (veelvuldig voorgesteld op miniaturen en panelen) tot in detail kon worden nagebootst. Hetzelfde geldt voor een ander bekend devotioneel thema, dat van Christus op de koude steen. Hierbij gaat het om een voorstelling van Christus gezeten op een steen of rotsblok, wachtend op het moment dat hij aan het kruis wordt geslagen. Het was vooral in de beeldhouwkunst zeer populair.
Bepaalde thema's laten zich niet eenvoudig duiden. De voorstelling van Jeruzalem is zo'n thema. Men komt het onderwerp ook in andere processies tegen. Het kan hierbij gaan om een willekeurig lijdenstafereel met een weergave van de stad Jeruzalem als achtergrond. Men had in de Middeleeuwen namelijk een duidelijke voorstelling van het uiterlijk van de heilige stad in Jezus' dagen. Centraal daarin stond de tempel, veelal afgebeeld als een achthoekig bouwwerk. De stad Jeruzalem is zelf onderwerp van reflectie in de bewening ervan door Christus (Luc. 18:41-44) of in Zijn voorspelling van haar einde (Luc. 21:5-24). Andere moeilijk te identificeren thema's zijn het grote en het kleine kruis. Het grote kan een kruisbeeld zijn geweest dat symbool stond voor de kruisiging, het kleine was wellicht een kruis zonder corpus, ten teken van de kruisafneming en de graflegging van Christus.
Met het kruis van Golgotha hangen tevens de taferelen samen uit de kruishoutlegende: de drie twijgen, de kruisvinding, Heraclius met het kruis, de aankomst van Heraclius in Jeruzalem en de kruisverheffing. Twee ervan, de kruisvinding en de kruisverheffing, waren als gezegd onderwerp van aparte feestdagen. Op de een werd de kruisvinding door Sint-Helena (de moeder van keizer Constantijn) herdacht, op de ander de verheffing (door keizer Heraclius) van datzelfde kruis in Jeruzalem. De drie twijgen verwijzen naar het begin van de kruishoutlegende, wanneer Set van de engel die het paradijs bewaakt drie zaden krijgt die hij onder de tong van zijn overleden vader Adam moet begraven. Daaruit groeide de boom waaruit eeuwen later het kruis van Golgotha werd vervaardigd.
Toen in het begin van de 16de eeuw een volledige sequentie van lijdens- en opstandingsscènes was gevormd, ging men er in Oudenaarde toe over diezelfde scènes, voorzien van uitleg, ook in de paasdagen te vertonen. Die voorstelling kon wel vier dagen duren. Er ontstond zo een traditie, die tot kort vóór 1566 voortduurde. Na de beeldenstorm kwam onder de invloed van de Contrareformatie aan de uitbundige dramatische representatie van het lijdensverhaal tijdens processies en andere gelegenheden langzamerhand een einde. Het gebruik de Passie in het openbaar te spelen zou in de eeuwen daarna slechts geleidelijk en op veel beperkter schaal dan in de Middeleeuwen weer herleven.
| |
Beknopte bibliografie
W.N.M. Hüsken, ‘1391-1392. In Dendermonde wordt tijdens de Paasdagen een Verrijzenisspel gespeeld. Kerkelijk drama in de volkstaal’, in: R.L. Erenstein (hoofdred.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen, Amsterdam, 1996, 24-29 (zie ook verschillende andere bijdragen in deze theatergeschiedenis); B.A.M. Ramakers. Spelen en figuren. Toneelkunst en processiecultuur in Oudenaarde tussen Middeleeuwen en Moderne Tijd, Amsterdam, 1996; J.A. Worp, Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland I, Rotterdam, 1903.
|
|