de harmonieën, b.v. in die van Stuttgart: ‘ende daden hem sine cleder uut, ende daden hem an enen roc van purpre, ende hingen omme hem enen mantel van gelewen samite’ (=fluweel). Met behulp van Scutkens vertaling van de vier evangeliën werden zelfs twee harmonieën samengesteld. Zij zijn niet gebaseerd op de Latijnse tekst van Zacharias Chrysopolitanus, maar op het
Monotessaron (1420) van Joannes Gerson (1363-1429). Dat de Moderne Devotie zijn evangeliënharmonie verkoos, hoeft niet te
Het tractaat Indica mihi werd o.a. in Den Haag in 1518 gedrukt. De houtsnede links stelt Jezus met de passiewerktuigen voor.
verbazen: Gerson was van 1397 tot 1401 deken van Sint-Donatianus in Brugge en kwam daar in contact met de Moderne Devotie. Beide harmonieën zijn elk slechts in één handschrift volledig bewaard gebleven. Zoals uit de volledige vertaling van de vier evangeliën kon ook de passie uit de evangeliënharmonieën overgenomen worden: een tiental handschriften bevatten de passie uit de evangeliënharmonie die op de eerste vertaling teruggaat en in een vijftiental handschriften komt de passie uit de eerste evangeliënharmonie volgens Scutken voor. Daarnaast zijn er nog enkele handschriften met een passie in harmonievorm die duidelijk met behulp van Scutken werd vervaardigd, maar niet teruggaat op de Latijnse tekst van Gerson. Het vermoeden bestaat dat deze passie werd vertaald naar de verloren Latijnse passieharmonie van Geert Grote die volgens sommige bronnen ook een
Concordantia evangelistarum de passione Domini samenstelde. Zoals al de vorige is ook de harmonie van de anonieme Bijbelvertaler van 1360 een prozaharmonie. Hij vertaalde rond 1360 het Oude Testament in het Middelnederlands en sloot zijn vertaalwerk af met de vertaling van een Latijnse harmonie, waaraan hij in de volkstaal brokstukken uit de
Historia Scholastica van Petrus Comestor toevoegde. Dit compendium van bijbelse geschiedenis, vanaf 1228 in Parijs een verplicht handboek bij de studie van de theologie, gebruikte ook Jacob van Maerlant in 1271 voor zijn Middelnederlandse
Scolastica of
Rijmbijbel, die daarmee tevens een berijmde evangeliënharmonie bevat (vanaf vs. 20927 in ed. Gysseling). In het passieverhaal (vanaf vs. 26002) blijkt uit mijn referentietekst dat Maerlant zich beperkt tot de gegevens van de evangelisten: ‘Pylatus ridders hebben ontfaen / Ende sine cleder of ghedaen / Ende om spot te makene grod / Namen si eenen mantel purpur rod / In sconinx wijs ende daden
hem an’ (vs. 26372-26376). Jacob van Maerlant heeft bovendien Jezus' leven en passie nog eens berijmd in zijn
Spiegel historiael (1ste partie, 7de boek). Ook hier beperkt hij zich in de referentietekst tot de canonieke gegevens: ‘Pylatus ridders, diene namen, / Daden hem an altesamen / Eenen roc ende eene dornine crone’ (ed. De Vries, blz. 307).
De zeer verspreide levens van Jezus bevatten natuurlijk ook de passie. Voor het berijmde Vanden levene ons Heren, het oudste in zijn soort, werd gebruikt gemaakt van het evangelie van Nicodemus. Van de vroeger aan Martijn van Torhout toegeschreven tekst zijn o.a. een aantal fragmenten van ca. 1290 bewaard. Jezus' geseling begint er als volgt: ‘Doen quam geloepen een out iode, / Die van gheselenne was herde moede, / Ende brachte met hem een mantelkijn, / Ende hinct Jhesus an die scouderen sijn’. (ed. W.H. Beuken). Ook Jan van Boendale, die in het tweede boek van zijn Der leken spieghel het leven en lijden van Jezus behandelt, maakte gebruik van het evangelie van Nicodemus.
Een wijd verspreide tekst was het pseudo-Bonaventura-Ludolfiaanse Leven van Jezus, een Middelnederlandse vertaling van ca. 1400 van de Vita Jhesu Christi, die zelf gebaseerd is op een reeks Meditationes vitae Christi van pseudo-Bonaventura en op de Vita Christi van Ludolf van Saksen (†1378). De beide bronteksten werden ook in het Middelnederlands vertaald, de eerste tweemaal en van de tweede moet de vertaling zelfs in meerdere redacties verspreid geweest zijn. De ‘mozaïektekst’ Leven van Jezus kende met 40 à 50 handschriften een grote verspreiding, o.a. als voorleesboek in de refter van de lekenbroeders. Het 27ste hoofdstuk eruit luidt Vander passien ons Heren met daarin de referentietekst: ‘Doe vergaderden si veel lude inden raethuus ende deden hem sijn cleder uut ende namen enen mantel roet ziden, out, snode ende onreyne, ende deden hem dien aen (Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit Ltk 1984).
Een bijzondere groep zijn de typologische levens van Jezus, waarin een gebeurtenis uit het Oude Testament als voorafschaduwing van een feit uit het leven van Jezus wordt voorgesteld. Het belangrijkste typologische leven van Jezus is het Speculum humanae salvationis, door een anonieme dominicaan tussen 1309 en 1324 geschreven. In het Middelnederlands werd het werk bekend door een berijmde vertaling en een in proza (Spieghel der menscheliker behoudenesse). Daarbuiten zijn nog drie Middelnederlandse handschriften met een andere typologie bewaard, maar uit één ervan (New York, Pierpont Morgan Library 649) is precies het dubbelblad met de passie verwijderd. Uit het Speculum humanae salvationis werden o.a. de berijmde gebeden op de passie overgenomen in de grote Der sielen troest, een catechetisch werk over de tien geboden.