[nummer 270]
Godfried Kardinaal Danneels
Voorwoord
De Meester van Flémalle schilderde omstreeks 1410-1415 de H. Veronica (paneel, 151,8 × 61 cm). Het werk wordt bewaard in het Städelsches Kunstinstitut in Frankfurt.
(Foto: Frankfurt, Städelsches Kunstinstitut)
Er is geen thema dat de kunst - in al haar uitingen - zo zeer heeft beroerd als het lijden van Christus. Niet enkel gelovigen hebben naar de beelden gekeken en naar de teksten geluisterd, maar ook ontelbare anderen werden in hun hart geraakt door het lijden van de onschuldige. Deze Man van Smarten heeft de gelovigen ontroerd, niet enkel omdat Hij Gods Zoon was, maar omdat Hij ook ‘de schoonste der mensenkinderen’ was. Hij heeft de hele mensheid naar het woord van de profeet ‘de hand aan de mond geslagen’.
‘Hij schoot op als een jonge stek,
als een wortelstok uit de dorre grond:
vormeloos en zonder schoonheid,
onooglijk en onaantrekkelijk,
door iedereen veracht en verlaten.
Een man getekend door lijden
een man die weet wat pijn is,
een man voor wie men de ogen sluit;
verguisd en niet in tel’ (Jes 53,2-3).
Hoe is deze man ‘onooglijk en onaantrekkelijk, voor wie men de ogen sluit’, diegene geworden naar wie aller ogen werden gericht, die duizenden schilders en beeldhouwers met liefde tot hun oogappel hebben gemaakt? Hoe was het mogelijk dat diegene die niemand kon aanzien, door iedereen wordt bewonderd in ontelbare kunstwerken? Hoe was het mogelijk dat Hij die sprakeloos was, reeds bijna tweeduizend jaar, tot alle mensen spreekt uit ontelbare teksten, dat Hij ‘die stom stond als een schaap voor zijn scheerders’ zijn leed en zijn hoop uitzingt in zoveel cantates, oratoria en motetten? ‘Geen van zijn tijdgenoten die zich om Hem bekommerde’, zegt de profeet nog (Jes 53,8). Waarom gaan dan elk jaar honderdduizenden naar kerken om de passiemuziek te horen en stil te worden?
Omdat Hij niet alleen Gods eigen Zoon is, maar ook het archetype van de Mens. Al zijn pijn is de onze, al het onrecht dat Hem werd aangedaan, wordt ook ons aangedaan, heel zijn verlatenheid op het kruis is ook de onze. Alleen zijn onschuld kunnen wij niet delen. Maar daarom precies kunnen we het niet laten naar Hem op te zien ‘die wij hebben doorstoken’ (Jo 19,37).
‘Hij heeft onze ziekten gedragen,
al ons leed op zich genomen...
Om onze zonden werd Hij doorboord
onder onze schulden vermorzeld.
De straf die Hij onderging,
de wonden die Hij opliep,
brachten ons genezing’ (Jes 53, 4-5).
Kunst is de derde ingangspoort tot God en zijn Christus. Naast de poort van de waarheid en die van de goedheid, is er die van de schoonheid. God is immers niet alleen oneindig waar en oneindig goed: Hij is ook oneindig schoon. Wellicht is deze toegangsweg tot God de aantrekkelijkste en de efficiëntste voor onze tijdgenoten. Want de sceptische mens heeft het lastig met waarheid, de zwakke mens met morele goedheid. Maar de schoonheid breekt alle weerstand: in het aangezicht van de schoonheid valt de scepsis en vergeet de mens zijn onmacht. Misschien wordt, naar het woord van Dostojevski, de wereld gered door de schoonheid.