| |
| |
| |
Bibliotheek
Literair Proza
Ingrid Vander Veken
Papavers, uitg. Manteau, Antwerpen, 1997, verspreid door Standaard Uitgeverij, Belgiëlaan 147a, 2018 Antwerpen, 200 × 125 mm, 143 blz., paparback 595 fr. - In Papavers vertelt een vrouw over de voortschrijdende schizofrenie van haar stiefzoon. Het hele verhaal door ‘dialogeert’ zij met de jongen die haar herhaaldelijk mentaal ontglipt. De ik-verteller krijgt geen vat op het psychotische bestaan van de jongeman. De vele vraagzinnen illustreren overduidelijk de onzekerheid, de angst en de machteloosheid van de directe omgeving. Die vele vragen worden trouwens maar met mondjesmaat door de experten beantwoord. De vrouw kan alleen maar constateren dat haar stiefzoon verder afdaalt in zijn schimmige wereld en onherroepelijk verloren loopt in zichzelf. Alle pogingen om hem op de ‘normale’ werkelijkheid te oriënteren, mislukken. Droefheid heeft zich blijvend in het leven van de gezinsleden genesteld. Het zakelijke jargon van de psychiater weegt loodzwaar: schizofrenie met ernstige decompensatie en zonder ziektebesef. Ingrid Vander Veken presenteert het levensechte verhaal in een beeldrijke taal, zonder in de valkuil van het pathos te tuimelen. Het poëtische taalvermogen verdiept de tragiek van het relaas. Met een passend taalregister heeft de auteur ervoor gezorgd dat Papavers een aangrijpende leeservaring wordt.
gvp
| |
Ernest Claes
De Wonderbare Tocht, uitg. Ernest Claesgenootschap, Hemelhuis, Brusselsestwg 142, 3020 Winksele en Uitg. Lannoo, Tielt, 1997, met illustraties van F. Timmermans en K. Pieroth en een Inleiding van R. van de Perre, 275 × 235 mm, 93 blz., gebonden 1295 fr. - Toen Ons-Lieve-Vrouwke heuren beeweg deed (1933) is een mariale fantasie waarin Claes, na een evocatie van zijn jaarlijkse bedevaart als kind naar Scherpenheuvel, het Mariabeeld uit de basiliek een nachtelijke tocht laat maken naar haar zusterbeelden in Wallonië en Vlaanderen. De volkseditie van dit magischrealistisch werk verscheen in 1944 onder de titel De wonderbare tocht. Naar aanleiding van de 125ste verjaardag van de Kroningsfeesten van O.-L.-V. van Scherpenheuvel bracht het Claesgenootschap de vijfde druk van dit werk uit, aangevuld met een vijftal onvindbaar geworden teksten van Claes rond hetzelfde thema. Rudolf van de Perre die de langverwachte Claesbiografie voorbereidt, situeert het verhaal van de vijf mariale teksten binnen Claes' verering voor de Moeder Gods, onderzoekt de receptie en reconstrueert op basis van archiefdocumenten het verhaal van de diverse edities en vertalingen. Een andere meerwaarde van deze uitgave ligt in de opname van de oorspronkelijke en nooit gebruikte tekeningen van Felix Timmermans voor de volkseditie. De Duitse kunstenaar Karlheinz Pieroth kleurde ze in en voorzag de andere teksten van illustraties in de naïeve stijl. Dit schitterend boek zal geen enkele Claesliefhebber in zijn verzameling willen missen.
pl
| |
Tom Naegels
Het heelal in!. Vijf stukjes van de kosmos, uitg. Manteau, verdeeld door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 1997, 200 × 125 mm, 128 blz., paperback 550 fr. - Vijf verhalen, gebundeld onder de titel Het heelal in! vormen het debuut van de tweeëntwintigjarige Tom Naegels. Rode draad doorheen het boek is de fascinatie met de dood, onmacht, leegte... In het titelverhaal bij voorbeeld gaan een groepje jongeren zich tijdens een kerstfeestje te buiten aan overdadig drankgebruik. Hún manier van vluchten, van ontsnappen aan de realiteit. En als een meisje dood in bed gevonden wordt, is niemand onder de indruk. En in ‘Elise!’ heeft Laurent grootse plannen, maar blijft zitten in een bloedarmoedig sociaal contact. Ook Kim en haar zus, in ‘Komeet’, dromen, verlangen. Naegels beschikt duidelijk over voldoende stilistische bagage. Zijn stijl is sober en direct, maar verhult terzelfdertijd voldoende om de lezer te prikkelen. Hij formuleert puntig en met zin voor humor. Op haast elke pagina tref je een beklijvende zin aan. Tot dusver niets dan lof. Wel heb ik moeite met de inhoud. Dood, onmacht, leegte, vlucht... de woorden zijn al gevallen. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat het allemaal ver van Naegels' bed staat, hoe hard hij ook zijn best doet. Om bij titel van de bundel aan te sluiten: het zweeft naar mijn smaak allemaal wat te veel.
Mijn besluit: Naegels is een schrijver, laat daar geen twijfel over bestaan. Alleen heeft hij nog het juiste onderwerp niet gevonden.
gs
| |
Luc Huybrechts
De wijnmaker, uitg. De Arbeiderspers-Amsterdam, 1997, verspreid door uitg. Singel 262, Schuttershofstraat 9, 2000 Antwerpen, 200 × 125 mm, 174 blz., paperback 599 fr. - Luc Huybrechts, broer van bekende Vlaming Carl, baat in Antwerpen een literair café uit. Dagelijkse omgang met literaire figuren zit er wellicht voor iets tussen dat Huybrechts op zijn beurt met een boek uitpakt. Hoofdpersonage in zijn eersteling is René David. Na zijn echtscheiding heeft hij Parijs als toevluchtsoord gekozen. Wanneer zijn vader door een serieuze beroerte getroffen wordt, keert hij ijlings naar Antwerpen terug. Maar het blijkt vals alarm. De vader herstelt. Het stelt beiden in staat tijdens lange wandelingen hun filosofische mijmeringen over de dingen des levens uit te wisselen. Ook de saillante beschrijving van een wat uit de hand gelopen feestje met BV's - de obligate scheut seks inbegrepen - ontbreekt vanzelfsprekend niet. De wijsheid die de auteur in zijn roman meent te verpakken overstijgt nergens het huis-tuin- en keukenniveau. Melig-zalvend is de juiste omschrijving. De auteur verspringt voortdurend in de tijd, maar dat kan de al te vlakke vertelstijl nauwelijks verhullen. In een interview zei Huybrechts dat De wijnmaker oorspronkelijk vele honderden bladzijden telde en dat hij er heel streng in geschrapt had. Wat mij betreft, mocht hij ook de resterende 175 pagina's weggegooid hebben. Een uitgave De Arbeiderspers onwaardig.
gs
| |
Geertrui Daem
Zotverliefd, uitg. Manteau Antwerpen / Prometheus Amsterdam, 1997, verspreid door Standaard Uitgeverij, Belgiëlaan 147a, 2018 Antwerpen, 200 × 125 mm, 212 blz., paperback 595 fr. - ‘In deze nieuwe verhalenbundel worden alle personages even meevoelend als genadeloos geportretteerd,’ luidt de tekst op het omslag. Maar dat vrijblijvende geleuter van uitgevers en reclame-yuppies is ons al langer bekend. In werkelijkheid schreef Geertrui Daem vier ongelijkwaardige verhalen met de voor haar onvermijdelijke ingrediënten: marginale figuren, stekelige situaties, ongezouten taalgebruik, dialogen in ‘schoon Vlaams’... Gemeen volk is gewoon een zwak verhaal over een meisje van zeven en haar dikke buurjongen. Voeg daarbij een paar simpele ouders die de prille relatie natuurlijk hypothekeren met ‘vuile manieren’, brutaal reageren en het plaatje is ingevuld. In het titelverhaal is de jonge Bert nu en dan zot, nu en dan verliefd, dus gemakshalve zotverliefd. Neuken, (half)stijve lullen, scheldpartijen brengen de lezer op temperatuur. Een verhaal van 80 blz. over een ‘schizofrene’ jongen en een verliefd meisje dat noch ontroert, noch over-tuigt. De intrige is trouwens te voorspelbaar. Mijn leven/Ma vie is een kort verhaal over twee marginale vrouwen. De zielige omstandigheden waarin Angelina (aan het begin van het verhaal weet de lezer eigenlijk al dat ze zelfmoord heeft gepleegd) leeft, worden dit keer geloofwaardig en zelfzeker beschreven. Een pakkend relaas.
Wat mij betreft het beste verhaal draagt de titel Mama's minnaar. Daarin vertelt Daem met diepgaand inlevingsvermogen over een vrouw en haar twee dochters. Tweemaal is haar relatie op de klippen gelopen maar ze heeft alweer een nieuwe vriend. De auteur verwoordt op een bijna vanzelfsprekende manier de grillige reacties van de twee meisjes op de ‘indringer’. Ook het onderlinge gekibbel van het tienermeisje Ines en haar zusje Nina worden speels en spontaan weergegeven. De hele uitwerking getuigt van een natuurlijke vertrouwdheid met de leef- en denkwereld van jonge kinderen. Een sterk verhaal.
gvp
| |
Johan Dirkx
Mijnland, uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 1997, verspreid door de uitg. Singel 262, Schuttershofstraat 9, 2000 Antwerpen, 200 × 125 mm, 135 blz., paperback 550 fr. - Met de roman Mijnland heeft Johan Dirkx zijn debuut niet gemist. Tegen de achtergrond van een tanende mijnindustrie plaatst hij het verhaal van jonge tweede-generatiemigranten - hoofdzakelijk Italianen, maar ook Spanjaarden, Grieken, Turken, enz. - die in dit land van vroegere beloftes in uitzichtloosheid terecht zijn gekomen. Hun leeftijd vraagt zorgeloosheid, maar hun sombere toekomstperspectieven drijft hen naar drank, drugs, hopeloze relaties en kleine delinquentie. Is deze roman dan zwartgallig? Geenszins! In een vlotte taal, gedrenkt in een eigentijds, erg jong aandoend vocabularium schrijft Dirkx een onderhoudend verhaal, tragisch in afloop maar boeiend in opbouw. Voortdurend geeft hij blijk van een sterk inlevingsvermogen en brengt hij voldoende humor in de tekst om de lectuur aangenaam te houden. Hopelijk gaat dit geslaagde debuut niet te onopgemerkt voorbij.
ft
| |
Monika van Paemel
Rozen op ijs, uitg. Meulenhoff-Amsterdam, 1997, verspreid door uitg. Kritak, Diestsestraat 249, 3000 Leuven, 210 × 140 mm, 416 blz., paperback 898 fr. (hardcover: 1.198 fr). - De nieuwe roman van Monika van Paemel was voor mij op meerdere vlakken teleurstellend. Rozen op ijs is met z'n 416 blz. een lijvig boek remake, een doublure van vroeger werk. Het verhaal is modieus kosmopolitisch. Aan het begin van het boek maken we kennis met Perla, een vrouw in de ‘middenleeftijd’. Zij zit in het vliegtuig met als eindbestemming het hoge noorden. Perla is milieuactiviste. Voor de buitenwereld heeft de trip tot doel het walvisbestand te controleren. In werkelijkheid wil zij informatie inwinnen over de aanwezigheid van kernduikboten onder de ijskap van de noordpool. Tijdens die lange vlucht gaat de auteur uitgebreid in op de achtergrond van Perla. Er is de volwassen dochter Isabelle, de kleinburgerlijke echtgenoot, de opvoeding door de grootouders (waar heb ik dat al eerder gelezen?). De milieugroepering waar Perla bijhoort, is erg radicaal en deinst niet ook voor geweld terug. Het verhaal loopt als een trein, dat lijdt geen twijfel. Maar het heeft ook al te veel irritante kantjes. Er zijn de vele uitweidingen over maatschappelijke kwesties, de naïviteit van Perla's standpunt, het karikaturale beeld van de man,... Van Paemel maakt van Perla enerzijds een hard personage, dat houdt van risico's, voor niets bang is. Maar anderzijds wordt diezelfde Perla ook beladen met zoveel goede bedoelingen en idealen dat het een beetje belachelijk wordt. Ook de symboliek (rozen & ijs; zacht & hard) duikt op al te nadrukkelijke wijze telkens weer in het boek op. Dat alles maakt van Rozen op ijs, spijts de mooie, gevoelige passages, een onevenwichtige roman.
gs
| |
Annie Van Keymeulen
Het leeuwerikshuis, uitg. De Geus-EPO, Lange Pastoorstraat 25-27, 2600 Berchem, 205 × 130 mm, 207 blz., gebonden 698 fr. - De nieuwe roman van Annie Van Keymeulen is gesitueerd in de jaren vijftig in een dorp aan de Schelde. Zij schetst het portret van de kleine Annette Colmaer. Haar moeder Clarissa verzorgt als bijverdienste het huishouden voor enkele oude mannen in het dorp. Annette moet een handje toe steken door
| |
| |
hun maaltijden weg te brengen. Eén van de klanten is Beer, oudstrijder uit de Grote Oorlog. Hij heeft de loopgraven overleefd en waant zich onsterfelijk. Beer kan z'n handen niet thuishouden. Hij is geobsedeerd door al wat een rok draagt. Clarissa speelt het spel mee en gaat graag in op de avances van Beer. Maar Beer is onverzadigbaar. Hij tracht ook de kleine Arlette te verleiden. zij slaagt er een tijdje in hem te ontlopen. Uiteindelijk krijgt Beer haar toch te pakken. Het achtervolgt Arlette tot zij een volwassen vrouw is. Ze verliest er - ook letterlijk - haar stem door, wordt monddood. Het leeuwerikshuis is een fijnzinnige roman over een jong meisje op zoek naar evenwicht. Het dorpsleven, de huiselijke bezigheden, de kostschool,... - de sfeer van de jaren '50 kortom - het wordt door de auteur geloofwaardig geëvoceerd. Het leeuwerikshuis is niet het zoveelste boek over een geschonden kind. De brute kant van het verhaal wordt verzacht door de dromerige wereld waarin Arlette zich terugtrekt. Annie Van Keymeulen schaamt zich niet om een herkenbaar Vlaamse en kleurrijke taal te gebruiken. Zij bevestigt meteen haar knap debuut.
gs
| |
Geert van Istendael
Altrapsodie, uitg. Atlas - Amsterdam/Antwerpen, 1997, verspreid door Veen Uitgevers Groep, Santvoortbeeklaan 21-25, 2100 Deurne, 215 × 130 mm, 141 blz., gebonden 800 fr. - Hoofdpersonage in Altrapsodie, de eerste roman van Geert van Istendael is Tante Adèle. De ik-figuur, haar veel jongere neef wordt geïntrigeerd door haar leven. Hij voelt zich immers met haar verwant: allebei zij ze sterk muzikaal begaafd; geen van beiden heeft dat talent écht benut. De neef vraagt zich af hoe het komt dat een mooie getalenteerde vrouw veranderd is in een verzuurde oude vrijster. Waarom zijn de dingen zo gelopen? De neef reconstrueert haar verleden en meteen ook dat van hun familie. Meteen is het boek ook een portret van het leven in Vlaanderen tussen 1920 tot 1970. Tante Adèle groeit op met de strenge katholieke moraal van die tijd, waarin er voor een vrouw slechts heel beperkt ontplooiingskansen weggelegd waren. Bovendien is er nog een geborneerd Vlaams-nationalisme en het sluipend antisemitisme. Er is simpelweg geen plaats voor een onderwijzeres met een zangcarrière. Ook haar geliefde, Noël Slanghe, denkt alleen in stereotiepen en dweept liever met een geïdealiseerde Adelheid dan dat hij Adèle ruimte laat voor muzikale groei. Als hij hun verloving verbreekt, heeft Adèle niet het lef om haar eigen weg te gaan. De Rhapsodie für Alt van Johannes Brahms deemstert weg tot herinnering. Ze verzuurt langzaam weg als pastoorsmeid. Zwakke schakel in dit voor het overige geslaagd boek vond ik de relatie tussen de neef en nonkel Romain. Waarom de oom zoveel vertrouwelijkheden aan de neef vertelt, komt niet goed uit de verf. Maar er zijn ook heel wat pluspunten. Vooreerst de structuur. Van Istendael bouwt het portret zorgvuldig op uit herinneringen van de neef, afgewisseld met gesprekken met Tante Adèle en haar oudere broer Romain. Door die structuur legt de auteur
bovendien een zekere spanning in zijn roman. En er is ook de taal. Elk personage heeft zijn eigen stem; de auteur laat ze versmelten tot een geslaagde melange van dialect en beschaafd. Conclusie: een prozadebuut boven de middelmaat.
gs
| |
Klassieke letterkunde
De Griekse Liefde
Honderd vijftig epigrammen vertaald door Paul Claes, uitg. Kritak-Goossens, Diestsestraat 249, 3000 Leuven, 1997, reeks Klassiek nr. 22, 205 × 125 mm, 106 blz., paperback 598 fr. - Een volledige vertaling van de Griekse Anthologie is nog niet voor binnenkort. Deze heterogene verzameling van meer dan vierduizend epigrammen van driehonderd auteurs tussen 500 vóór en 500 na Christus is bijna zo volumineus als Ilias en Odyssee samen. In de literatuurgeschiedenis duikt de Anthologia Graeca steeds weer op in vertalingen of bewerkingen (o.m. bij Petrarca, Shakespeare, Goethe, Quasimodo, Pound) en in ons taalgebied hebben o.a. Claus, d'Hane-Scheltema, Gerhardt, Guépin, Haasse en Nolthenius epigrammen vertaald of bewerkt. De meest geslaagde vertalingen blijven komen van Paul Claes die in 1983 onder dezelfde titel al een honderdtal gedichten samenbracht en ze nu herwerkte en uitbreidde. Uit het inhoudelijk gevarieerd materiaal selecteerde hij hetero- en homoseksuele epigrammen waartussen een afdeling komische en moraliserende verzen geplaatst worden. Twee voorbeelden/ herfst Je weigerde me je groene druiven, / je joeg me weg van je rijpe trossen, / krijg ik nog een hap van je rozijnen? (Anoniem, XI 53) - didi Als ik aan mijn dictieleraar denk, / begin ik subiet te stotteren. (Lucillius, XI 138). Claes kiest duidelijk voor een omdichting die het origineel herschept en een nieuw gedicht in onze taal creëert. Voor wie zweert bij het oorspronkelijke vers een (overbodige) nachtmerrie, voor wie van de klassieken houdt en hen begrijpen wil, een reüssite, waarmee Meleager en Strato ingenomen zouden zijn en Paulus Silentiarius nooit uitgepraat zou raken. Claes' vertaalplezier werd ons leesplezier.
pl
| |
Suetonius
Keizers van Rome, uitg. Athenaeum-Polak & Van Gennep/Amsterdam, 1996, verspreid door Uitgeverijen 262, Schuttershofstraat 9, 2000 Antwerpen, vertaald door D. den Hengst, Baskerville Serie, geïll. met kaarten, 220 × 150 mm, 384 blz., gebonden f 55,- / 1.100 BEF. - In de Romeinse historiografie is Suetonius (ca. 75-150) altijd in de schaduw blijven staan van o.m. Livius en Tacitus. Toch heeft deze kamergeleerde die het onder keizer Hadrianus tot hoofd van de keizerlijke kanselarij bracht, een erg aantrekkelijk oeuvre geschreven waarvan de bijna volledig bewaarde keizersbiografieën het meest bekendheid genieten. In de Vitae van Julius Caesar en de elf keizers die na hem kwamen (van Augustus tot Domitianus) geeft Suetonius telkens een kort levensoverzicht gevolgd door een reeks beschrijvende rubrieken die de persoon analyseren zonder rekening te houden met karakterevoluties. Deze inventarisatie die in de lijn ligt van het zakelijk realisme dat ook de Romeinse portretkunst typeert, gaat gepaard met een doorgedreven aandacht voor de petite histoire en anekdoten uit het persoonlijk leven van de figuren. In tegenstelling met Tacitus die nergens de grote geschiedenis uit het oog verliest, focust Suetonius op de wijze waarop de keizers omgaan met macht, bezit, persoonlijke en ambtelijke relaties, enz. Het resultaat is een kleurrijk beeld dat niet aan vooringenomenheid en fantasie toegeeft en dus als informatie betrouwbaar blijft. Het Leven van Augustus nam Eginhard tot voorbeeld in zijn levensbeschrijving van Karel de Grote en het geheel inspireerde Robert Graves voor zijn succesverhaal I, Claudius. Wie het leven aan de top van het Imperium Romanum van binnenuit wil aanvoelen, zal van Suetonius in deze geslaagde vertaling genieten.
pl
| |
Patrick De Rynck
De knipoog van Medusa. Avonturen van oude Grieken, uitg. Davidsfonds/Clauwaert, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 1997, 208 × 127 mm, 161 blz., genaaid 495 fr. - De Griekse oudheid heeft een enorme schat aan sagen en verhalen nagelaten. Zij horen ontegensprekelijk tot het belangrijkste culturele erfgoed van onze westerse cultuur. Ieder die het genoegen heeft gehad de Latijns-Griekse humaniora te doorworstelen, is ongetwijfeld bekend met de herkomst van termen zoals Sisufosarbeid, Tantaloskwelling of Achillespees. Wie op een prettige en alternatieve wijze van dit erfgoed en deze verhalenschat van de Griekse oudheid wenst te genieten of ermee kennis te maken, mag zeker niet ‘De knipoog van Medusa’ laten liggen. Voor het veelgeprezen Radio 1-programma ‘het einde van de wereld’ liet de auteur, de classicus Patrick De Rynck, de Griekse goden, helden en heldinnen een stevige facelift ondergaan. Zeus, Herakles, Perseus, Theseus, Pelops,..., zij passeren allen de revue. Nu eens relativerend, dan weer ironisch, altijd even amusant, verhaalt P. De Rynck hun avonturen en escapades, vol intriges, strijd en vrouwen. De lezer zal zeker meermaals glimlachen bij de herhaalde knipogen naar de dag van vandaag: een mestactieplan, nu echter niet van de Boerenbond, wel van Herakles, Griekse alternatieve straffen, de antieke Bond van Kroostrijke Gezinnen. ‘Gelijkenissen met bestaande toestanden en personen, dood of levend, zijn niet toevallig en zeer wel mogelijk’, Zo worden de Griekse sagen herschreven, hertaald op een wijze dat ieder er het grootste plezier aan zal beleven, zeker als men reeds met de verhalen vertrouwd is. En indien we leerkrachten, die worden geconfronteerd met weerbarstige leerlingen een gulden raad mogen geven, probeer even met een verhaaltje uit ‘De knipoog van Medusa’. Succes verzekerd! Uit het voorwoord, ook de bijsluiter genoemd, onthouden we nog één
passage: ‘Maximaal één verhaal per week! Overschrijdingen van deze dosis kunnen gevaar opleveren voor de geestelijke gezondheid’. Ondergetekende kan de lezer gerust stellen: meerdere verhalen per dag bevorderen de geestelijke gezondheid. En anders? Het is duidelijk: gek zijn doet geen pijn!
rn
| |
Sulpicius Severus / Patrick Lateur
Het leven van Sint-Maarten, uitg. Lannoo, Tielt, 1997, geïll. met een kaart, 220 × 145 mm, 103 blz., gebonden 595 fr. - Dit boek omvat meer dan de titel laat vermoeden, want behalve de geannoteerde vertaling van het levensverhaal van St.-Martinus, geeft Lateur ook uitgebreid informatie over de auteur Sulpicius Severus en bespreekt hij indringend de tijd waarin het werk tot stand kwam. In de epiloog, onder de titel ‘Brief aan Martinus’, stelt Jean-Paul Vermassen daarbij een aantal pertinente vragen over geloof, kerk en moderniteit op het einde van het tweede millennium, waardoor het boek voor de actuele gelovige boeiende perspectieven opent. De H. Martinus overleed in 397 en de herdenking van deze sterfdatum - 1600 jaar later - was meteen de aanleiding tot dit boek. Hoewel de heilige ook in onze gewesten heel wat verering genoot/geniet - getuige de vele parochiekerken die aan hem gewijd zijn en de folkloristische Sint-Maartensfeesten - is hij eigenlijk een grote onbekende. Behalve de geschiedenis van Martinus die als Romeinse soldaat zijn mantel deelde met een arme aan de stadspoort van Amiens, weet de doorsnee gelovige niet veel meer over deze heilige, die monnik werd en in 371 tot bisschop van Tours werd gewijd. Nog tijdens zijn leven schreef advocaat Sulpicius Severus (ca. 363 - ca. 420) in het Latijn de biografie van de heilige onder de titel ‘Vita Sancti Martini’, een werk dat hij in 396 voltooide en completeerde met drie brieven waarin hij o.m. de dood en begrafenis van Martinus verhaalde. De vertaling van Patrick Lateur - wetenschappelijk onderbouwd door historische en taalkundige verwijzingen - is van uitzonderlijke taalkwaliteit. Zij leest zo vlot dat je vergeet dat het om een vertaling gaat en dat durven we beweren tegen het gevleugelde woord ‘traduttore traditore in! Voor ons heeft de ‘poëet’ in de persoon van classicus Lateur een succesvol duel geleverd met de
‘grammaticus’!
rd
| |
Essay
Herman-Emiel Mertens
Schoonheid is uw naam. Essay over esthetische en religieuze ervaring, uitg. ACCO, Tiensestraat 134-138, 3000 Leuven, 1997, 240 × 160 mm, 167 blz., genaaid 640 fr. - Wie geboeid werd door de bijdrage van Herman Mertens in het themanummer van Vlaanderen over geloof en kunst (265) zal met evenveel enthousiasme deze publicatie begroeten die de problematiek verruimt en verdiept. Na een verduidelijking van de term religieus die vooral
| |
| |
betrekking heeft op de persoonlijke ervaring, analyseert Mertens in een aantal theoretische hoofdstukken de betekenis van menselijke ervaring, religieuze ervaring en esthetische ervaring om uiteindelijk de relatie te verduidelijken tussen kunstgenot en geloofservaring. Dit pleidooi voor kunst als bron van geloof zet de auteur verder in een tweetal hoofdstukken waar literatuur en beeldende kunsten benaderd worden als vindplaats voor de hedendaagse theologie en die op zich reeds pleiten voor het paradigma Schoonheid als een mogelijk godsbeeld. Het essay ontleent trouwens zijn titel aan een afzonderlijk hoofdstuk over dit thema. Het werk wordt afgesloten met een genuanceerde bijdrage over de betekenis en de plaats van de muziek. Door zijn logische opbouw, heldere verwoording en overvloed aan illustratieve voorbeelden is dit essay over een moeilijke problematiek bijzonder toegankelijk. Dit boek getuigt van openheid voor de tijdsgeest, verbeeldingskracht en taalvaardigheid die Herman Mertens zelf bij de moderne theoloog veronderstelt (blz. 75). Zijn respect voor de autonomie van de kunst en zijn kritische opstelling als theoloog maken van dit essay bovendien een belangrijke bouwsteen voor het gesprek tussen gelovigen en andersgelovigen.
pl
| |
Yves Desmet & Staf Nimmegeers
Gesprekken in Jeruzalem, uitg. Lannoo/Tielt, 1996, 215 × 135 mm, 208 blz., paperback 595 fr.. - Yves Desmet en Staf Nimmegeers: twee uiteenlopende persoonlijkheden maar met ook gelijkenissen. De eerste, Yves Desmet (1959), is hoofdredacteur van de krant De Morgen en vrijzinnig. Staf Nimmegeers (1940) is priester van de Finisterraekerk in hartje Brussel, en ‘zich beter thuis voelend in Assisi dan in Rome’, zoals in de flaptekst staat. Beide publicisten vonden mekaar in verschillen en gelijkenissen, en gingen een intrigerende dialoog aan met elkaar. De neerslag daarvan is deze Gesprekken in Jeruzalem. Een boek over geloof en twijfels, de tweestrijdige geschiedenis van de katholieke kerk, de breuklijnen in de samenleving. In Jeruzalem wordt door beide auteurs naar de rode draad tussen hen gezocht en de maatschappelijke draagvlakken daarvan. Desmet eerst aanvallend, Nimmegeers eerst defensief. De kritieken zijn gekend, de argumenten eveneens, en beide zijn door de jaren heen gegroeid, en tegelijkertijd ook misgroeid en onderbouwd. De auteurs ontmaskeren dit. Een van hun beider bekommernissen: de vrijheid van geweten, het niet willen bepalen wat moreel goed zit of fout is. Dogmatisme dat universeel is, voor iedereen, kan nooit goed zijn. Gesprekken in Jeruzalem is een bijzonder goed boek: gedocumenteerd, beargumenteerd, vlot, afwisselend, strijdlustig en vertederend. Twee schrijvers die vriendschap en beminnelijkheid laten primeren op schrijfsels en zegsels.
svdb
| |
Fotografie
Filip J. Tas
R.I.P. Funeraire monumenten van beroemde Vlamingen, uitg. Pandora/Snoeck-Ducaju & Zoon, Antwerpen/Gent, 1997, 51 kleurenfoto's, 240 × 200 mm, 114 blz., genaaid 795 fr. - Dit fotoboek van Filip Tas (1918-1997), de bekende fotograaf en publicist, werd uitgegeven als catalogus bij een tentoonstelling die startte in De Warande in Turnhout. Intussen is Filip Tas overleden op 11/11/97. Requiescat in Pace was de titel van zijn laatste boek en catalogus van een tentoonstelling van grafmonumenten van kunstenaars. De foto's zijn ontstaan in de loop van vele jaren op veertien verschillende kerkhoven, inclusief dat van Père-Lachaise in Parijs waar Georges Rodenbach begraven ligt. Tas is altijd gefascineerd geweest door funeraire monumenten, waarover hij in zijn inleiding schrijft: ‘Ikzelf beschouw de dodenakker als een soort veredelde Junk Art, een assemblage van kunst en kitsch, van praal en eenvoud, folklore, architectuur, devotie, geschiedenis, stilte en piëteit, van herinneringen, leed en hoop, van mussen, kikkers, kruiden en bloemen, een gonzende hommel. Vandaag, helaas, verschralen devotie én praal, verwordt het kerkhof tot een karakterloze woonkazerne voor overledenen: het columbarium.’ Deze catalogus is op zich een boeiend boek geworden met, in alfabetische volgorde, de grafmonumenten van 51 Vlaamse schrijvers, beeldende kunstenaars, componisten, van Lode Baekelmans tot Jan Frans Willems via o.m. Elsschot, Gezelle, Streuvels en Verhaeren. Bij elke foto schreef Tas een korte biografische noot; als de kunstenaar die het grafmonument gemaakt heeft bekend is, wordt de naam vermeld. Deze documentaire fotografie is natuurlijk van een superieure professionele kwaliteit. Filip Tas heeft in zijn oeuvre prachtige opnamen zitten van sculptuur en architectuur (o.a. Middelheim, Brussel, Stijnen) evenals geprijsde en geprezen kunstprogramma's voor de Vlaamse TV. Hij kan een beeld
tonen juist zoals het moet worden gezien. Meteen krijg je ook een grote diversiteit van ‘funeraire stijlen’: van 1946 (J.F. Willems) tot 1980 (J. Cox) en 1988 (J. Minne). Niet het minst interessant is het feit dat met deze tentoonstelling en catalogus de aandacht gevestigd wordt op de belangrijkheid van het grafmonument, - tussen twee haakjes een van de doelstellingen van Epitaaf, waarvan Tas een actief lid is: de vereniging die het dikwijls verwaarloosde cultuurpatrimonium van het kerkhof beschermd en goed bewaard wil zien. Hij heeft zich bij zijn overleden vrienden gevoegd en hij is bijgezet op het erepark van het Schoonselhof in Antwerpen.
kvd
| |
Jo Daems
Teder testament: de films van Bert Haanstra, uitg. ACCO, Tiensevest 134-138, 3000 Leuven, 1996, geïll. met zw.-w.-foto's, 250 × 175 mm, 350 blz., genaaid 1295 fr. - Een biografie die ‘allereerst een hommage’ heeft willen zijn aan een belangrijk Nederlands cineast en een integer mens: Bert Haanstra. Ze is dan ook geschreven met bewondering en fraternele warmte. En, natuurlijk, met een grondige kennis van Haanstra's films waarvan het grote publiek titels kent als bijv. Glas, Fanfare, Alleman, Bij de beesten af, Dokter Pulder zaait papavers, Rembrandt. De auteur schreef zijn biografie blijkbaar aan de hand van een uitgebreid steekkaartensysteem, ook van krantenknipsels, brieffragmenten, anekdotes en kritieken, die een levendig beeld oproepen van de man en de kunstenaar. Meteen krijg je ook een kleine geschiedenis van de Nederlandse film mee. Haanstra heeft alle filmgenres beoefend: de documentaire, de speelfilms, de bedrijfsfilm waarin hij zich een virtuoos van de montagetechniek toont. Ook mislukte projecten waar soms jarenlang werk in zat, worden vrij uitvoerig beschreven waaruit te leren is dat film team-werk is en veel geld kost, - de twee grote hindernissen die genomen moeten worden vooraleer er kan worden gedraaid. (Kenschetsend is het verhaal over de poging tot samenwerking met Tati.) De carrière van Bert Haanstra begint in de fotografie, waarna hij cameraman, cineast en producent wordt in het filmbedrijf. Kenschetsend voor het interessantste werk van Haanstra is, behalve het superieure vakmanschap, zijn voorkeur voor de onderwerpen die de gewone dingen van het leven aanreiken, zoals de cursiefjes van Simon Carmiggelt. De humor van het dagelijkse leven met daaronder iets van goedmoedige ironie. Enkele keren terloops en uitvoeriger in de epiloog wijst Jo Daems erop dat Haanstra door de huidige
generatie cineasten, critici en bioscoopgangers vergeten dreigt te geraken, terwijl hij zulke grote verdiensten heeft, tientallen Nederlandse en internationale prijzen en onderscheidingen voor zijn werk heeft gehad. Dit boek is mede ontstaan als een hulde aan de pionier van de Nederlandse film, - van uit Vlaanderen. Leuk zijn de talrijke citaten van de auteur die geknipt zijn uit Nietzsche, Toon Hermans, Horatius, Shakespeare, Schopenhauer, Bloem, Bernanos e.v.a. van waaruit gefilosfeerd wordt over kunst, het leven, en natuurlijk over de film en de filmkritiek. Een vriendelijk boek dat met enthousiasme en bedachtzaamheid geschreven is
kvd
| |
Jérôme De Perlinghi
Working it out, uitg. Vrienden van de Provinciale Musea, Deel 3 van de reeks Documentaire fotoopdrachten Vlaanderen/Provincie Antwerpen, 1996, 59 zwartwit-foto's, 220 × 235 mm, 96 blz., 470 fr. - Het thema van deze derde foto-opdracht van de Provincie Antwerpen was: de mens in zijn arbeidsmilieu. De Perlinghi fotografeerde in een vijftiental steden en gemeenten van de provincie (bijna uitsluitend) arbeiders en kleine zelfstandigen in het decor van hun ateliers, winkels en kramen. Alle prenten hebben het zwarte negatiefrandje (het héle opgenomen beeld), de figuranten poserend in de rechthoek. Je kan deze reeks zien als een portrettengalerij waarbij Pool Andries in zijn inleiding terecht opmerkt dat ‘naarmate de behoefte zich manifesteert om aan deze geportretteerden een persoonlijkheid toe te kennen, het besef groeit van hun uiteindelijke anonimiteit.’ Het lijkt me het directe gevolg van de afstandelijke, objectiverende werkwijze van de fotograaf die zich a.h.w. achter zijn camera, het technische instrument, heeft afgesloten, zodat alleen maar aanwezig is wat er op de foto te zien is. Marc Holthof schrijft een essay, getiteld Vakmanschap of discipline? Over twee soorten ervaring. Uitgaande van twee foto's, constateert hij dat met het teloorgaan van het ambacht ook de echte, verrijkende, geïntegreerde ‘ervaring’ verloren is gegaan. Hij besluit: ‘(Alleen) lijkt het nuttig de individuele ervaring als kunde, als verbonden met het vakmanschap en met het ding, te herwaarderen. Al was het maar omdat onze persoonlijkheid gevormd wordt door ons ambacht, door de nauwe omgang die wij hebben met de dingen. Zoals deze foto's van vaklieden door een vakman zo perfect aantonen.’ Het is opvallend dat de opdracht versmald geïnterpreteerd werd: de wereld van de wetenschapper en de kunstenaar, de bediende en de technicus, de leraar en de koopman komt niet aan
bod. Thema voor een volgende foto-opdracht?
kvd
De recensies werden geschreven door:
ft: Frank Tubex |
gs: Geert Swaenepoel |
gvp: Guido van Puyenbroeck |
kvd: Karel van Deuren |
pl: Patrick Lateur |
rd: Robert Declerck |
rn: Robert Nouwen |
svdb: Stefaan van den Bossche |
|
|