Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 46
(1997)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 389]
| |
Samenstelling Fernand Florizoone en Chris Torfs
| |
Voor Anton van Wilderodezoveel blauw
zien komen
door de zomer
de ogen dicht
vol van het inlicht
uitgaan
in dat
wat in
je ligt
Katelijne van der Hallen
| |
Elegie
| |
MarineDominant neemt de zee, van het vroegste begin,
bezit van het weerloze land.
De wolken en meeuwen strijden al eeuwen
verwoed om de bovenhand.
Een vermoeden van zeilen haaks op de lijn
die door jutters wordt omgewoeld,
maar ook zij weten niet of de boot vroeg of laat
met het wrakhout komt aangespoeld.
Soms ben ik de zee, dan weer word ik het land
of een naamloze meeuw naar het licht,
maar het liefst werd ik schuimkop op weg naar het strand
met een eindeloos land in zicht.
Christina Guirlande
| |
MonoloogAls het ruisen in de wind -
dit keer heb ik woorden
zo slecht gehoord en verstaan
net of ze zweefden in stilte
boven uw boeken op tafel...
alsof alles in de kiem
van wat wij dachten en deden
niet lang geleden
aan iets ongrijpbaars ontstegen was.
Ik begrijp hoe dingen afglijden
van bladspiegels en tijd
en dagen vervormen tot het uitzicht
dat ten diepste duister blijft.
Ik geef toe dat er iets mis is
als luisteren doofheid wordt
en klanken een betekenis krijgen
die niet zijn gezegd, niet op dat moment
en toch is elk woord volmaakt in zichzelf
zoals het gezegd werd of bedoeld,
zelfs in letters uitgespeld,
gewogen op duizend schalen.
Hannie Rouweler
| |
[pagina 390]
| |
PontignyGa naar eind*De stenen wachten
in zacht oker of
gebroken wit op
enkelingen en
stille gedachten.
Gouden zonlicht wordt
getemperd door de
Franse zandsteen aan
de zuidkant van het
gezonken schip der
abdij. Nimmer (ook
in de twaalfde eeuw
niet) was hier een zee...
| |
Tweede gedichtTijdens de
zomer is
er wat groenbuiten en
hebben de
kasseien
een weke
kleur van tin...
| |
Pontigny verlatenDe tekst op de lippen is versteend.
Hymnen en hymen in stille tijden
verdwenen. De klank der akkoorden
tot bogen bevroren. Het licht of is het
schaduw tot echo gedoemd. Neumen
en cantilenen verstild tot vertrouwde
geluiden van memel in hout of krekels
daarbuiten. Soms wordt er nog geluid.
In de verte is het krijsen van kinderen
te horen: elke dag elders opnieuw en
opnieuw...eeuwig uit stilte geboren...
Lieven Baeyens
Ik moet morgen
mijn moeder behoeden.
Ik moet voorzichtig zijn,
ik mag haar nu niet kwetsen:
ze is een kromme uitgeholde vogel
die ergens nog iets weet
en weer dan niet.
Ze ligt te loeren
en te gluren
wantrouwig wit
in haar ontheemde geest.
Ik moet morgen
mijn moeder behoeden:
haar man is dood,
ik draag nu haar ontzag.
Ria Scarphout
| |
StadswandelingStraten en pleinen. Mijn stad. De zon.
Als ik nu eens echt verdwalen kon.
Een ontdekkingsreiziger of zoiets was.
Als alles nu eens nieuw was. Alles pas.
Huizen en mensen. Straten en pleinen.
En ik: verwonderd met vragen als ogen.
Wat is dit weer. Hoe noem je dat. En daar.
Twijfelen aan alles zowat. Aan jou. Aan mij.
Nee, nergens willen horen. Overal voorbij.
Denken: Wie ben ik dan. Waar ben jij.
Tegels als vaste grond onder de voet
wel en voor de rest alles maar kwijt.
Volop ‘zweven’ of ja, gewoon verloren zijn.
Natuurlijk niet voorgoed. De zwaartekracht
wel voelen en het ritme ook van stappen.
Zelf maar een stad uitvinden van kleuren
zoals die scheppingen van Hundertwasser.
Met overal gedichten als uithangborden.
Om er het Noorden bij te verliezen.
Voorlopig toch. En naderhand te vinden:
mijn stad, een web. Daarin jij en ik.
Denijs Van Killegem
|