Frank Pollet
Pollet, Pop & Poëzie
Weinig songschrijvers willen ervoor uitkomen dat ze de ambitie hebben Poëzie te schrijven. Het is echter niet bij wet verboden, het is zelfs, voor de genietende luisteraar, mooi meegenomen. Vind ik.
Wanneer ik werkelijk ga zitten om van het leven te genieten, wil ik liever filet van het hert dan een uitsmijter en prefereer ik Miró boven Prosper De Wagter. En wanneer ik tijd neem om voor mijn elektrostatische geluidsweergevers te gaan zitten, wil ik dat daar muziek uitkomt. In principe is het genre mij om het even, als het maar goed is. Als vorm en inhoud maar een hecht koppel zijn, als het vakmanschap de broodnodige bezieling ondersteunt, als de teksten maar de nodige poëzie bevatten. De ultieme poëziebundel is een cd-boekje met schitterende gedichten op magistrale muziek, gezongen door (een) knappe ke(e)l(en). Iedereen is tevreden: de stemmenfanaat, de muziekfreak én niet in de geringste mate: de poëziepurist.
Voordat ik, in een themanummer over muziek, mijn bijdrage tot een opstel over literatuur laat verworden, moet ik toch mijn definiëring van poëzie even kwijt, mijn privénormpje. Poëzie (en eigenlijk elke kunstvorm) is voor mij een ijsberg: slechts een klein topje is zichtbaar, terwijl ik weet dat er meer is dan ik zie; er is de voelbare aanwezigheid van het mysterie dat zich pas zeer geleidelijk prijsgeeft na herhaalde lezing, beluistering. De literaire (muzikale, plastische,...) striptease. Stel je voor dat op je poëzieplank van je boekenrek enkel nog cd's zouden staan...
Meestal worden we echter bedrogen. Enerzijds door dichters die muziek als behang misbruiken. Anderzijds zijn er de muzikanten, zanger(e)s(sen), die pseudopoëtisch gewauwel als gedicht presenteren. Het betere lied, in Vlaanderen bekend als levenslied - in Nederland als chanson - is vaak niet meer dan een ongecondenseerde mix van pseudo-filosofie, nepsymboliek en een paar ongeïnspireerde oneliners over de Grote Vragen Des Levens. En vooral veel Gevoel en Emotie. Even shaken en klaar is... Clouseau (vervang, naar wens, door de Bart Kaëlls, Gunther Neefsen, Get Ready's, enz.) En wanneer ‘echte gedichten’ op noten worden gezet, blijkt de muziek weinig meer dan onbeduidend behang te zijn of heeft zoveel te maken met pop als een airbag met een stilstaande wandelaar. Ik denk aan Dirk Van Esbroeck (poëzie van Richard Minne en Jan Van Nijlen), Jan Rot (Willem De Mérode en Jan Hanlo) en een paar andere naïevelingen. Komen we - uiteindelijk, waarvoor duizendmaal sorry - bij de hamvraag, de vraag naar het poëziegehalte van de Nederlandstalige popmuziek in Vlaanderen. Als beperkend gebied al meer dan uitgebreid genoeg om er in enkele bladzijden iets representatiefs over te berichten.
In een zevental opstellen, die binnenkort gebundeld het daglicht zullen zien en waarvan er enkele verschenen in de te vroeg ter ziele gegane periodiek
Schoontijd, zette ik het mes in de teksten van een evenzoveel full-cd's van Vlaamse popartiesten. De tekstuele ellende van Tura, Sommers, Gooris en andere tuinders vond ik de beschouwing niet waard. Wél de ‘betere pop’, al blijft dat een vage vlag die uiteenlopende ladingen dekt als
De Mens, Noordkaap, Mama's Jasje (de vroege versie),
Ingeborg, Gorky, de halve Ollander
Stef Bos en de halve Belg
Frank Boeijen. Telkens dissecteerde ik de lyrics van één van hun mijn inziens representatieve straalplaten. Het volledige verslag beslaat meer dan honderd hilarische pagina's. Wat volgt, is de deprimerende conclusie, een overzichtje van wat mij aan poëzie is bijgebleven na ‘studie’ van flink wat teksten waarvan de meeste niet eens zijn opgenomen in de ‘standaardwerkjes’
Sire, dit is rock-'n-roll (Kris De Bruyne en Stijn Meuris) en
Heimwee naar huis (Johan Vanhecke).
De droefheid was voortdurend in handbereik. Een lichtpuntje: de teksten van Luc Devos
(Gorky). Wie ze beluistert, kan niet anders dan concluderen dat hiermee iets aan de hand is. Kortademig, naïef, absurd, ànders.
‘Hij leeft’ is de titel van de tweede straalplaat die vol schitterende verzen zit.
De middenstand regeert het land / Beter dan ooit tevoren / Mia heeft het licht gezien / Ze zegt: niemand gaat verloren (uit
‘Mia’) is er maar eentje van. Afwijkend, sprekend, suggestief, symbolisch. Dit lijkt wel een bespreking van
‘De Oostakkerse Gedichten’. Bovendien refereert Devos aan alles en nog wat, gooit er bijbel en kerk bovenop
(Hij leeft'!) en vergeet, naast het Morrissey-aanse zelfbeklag, de ironie niet. Jammer genoeg levert het nergens één af ‘gedicht’ op. Vanzelfsprekend oppert hier en daar een snuggere snorkelaar dat het een songwriter nooit te doen is om poëzie te schrijven. Wablief?! Wanneer die songwriter het kan, zal hij een Nobelprijsvers zeker niet in zijn pen laten zitten! Wanneer ik Devos' lyrics afweeg op mijn precisiepoëzieweegschaaltje, vind ik ze (nog?) iets te licht uitvallen. Al blijf ik gecharmeerd door verzen als:
‘...ik streelde toen je zwarte haar / Je was zo lief voor mij’, een vers dat bovendien nog een chiasme bevat. Een chiasme in een Vlaamse poptekst! Ga daar maar eens aan staan!
In interviews tracht Noordkaap-tekstschrijver en -brulboei Stijn Meuris vaak elk woord en iedere komma van zijn teksten te verklaren. Op zich een nobel streven: welke verzenbakker kent de betekenis van elke hoofdletter in zijn oeuvre? Wij hadden na zeer herhaalde beluistering ende studie van de tweede Noordkaap-cd, ‘Een heel klein beetje oorlog’, gevoelens die door onze Kenwood keukenrobot leken bewerkt. Meuris heeft wat te vertellen, maar het ontbreekt hem mijns inziens aan de suggestieve krachten die van zijn teksten poëzie maken. Wat Meuris doet is expliciteren en dat gaat bijna altijd ten koste van poëtische stootkracht en diepgang. Bij Noordkaap staat er (bijna steeds) wat er staat. En dat is mij te weinig. Ik wil méér: ik wil oppervlakte én diepte, verhaaltjes én verdoken boodschappen, harde woorden én stille wenken, ijs