Volkscultuur
Greeley gaat er terecht vanuit dat we bij popcultuur te maken hebben met volkscultuur (het woord zegt het zelf) en dat wie een boodschap voor het volk heeft, zich moet enten op deze cultuur (inculturatie). Als een cultuur uit het volk komt (veel popartiesten zijn inderdaad gewone jongens en meisjes), dan vertelt ze ons iets over de vragen, de verlangens en de ‘natuur’ van dat volk. Wie de popcultuur, in casu de popmuziek, van nabij bestudeert, merkt dat we inderdaad te maken hebben met een narratieve kunst. De meeste teksten van popsongs zijn als het ware verkorte romans of reducties van epossen. En toch gaat het hem in deze muziek net zoals in de oude volksverhalen,
Rock Circus in Londen: met de hoofdtelefoon op de oren wandel je er door de geanimeerde geschiedenis van de rock- en popmuziek.
(Foto: Bono van U2 beluisteren)
niet om het verhaal an sich. Het zijn oerverhalen: dat betekent dat de ‘vertelling’ eerst en vooral een ‘vertaling’ is van de menselijke angsten en vreugden. Er kan bijgevolg ‘genade’ in worden gevonden en signalen in worden gehoord: ‘geruchten van engelen’ die heel nabij zijn.
Soms gaat het zelfs letterlijk over ‘engelen’ in de hedendaagse rockmuziek: David Bowie in Word on a Wing, The New Bohemians in 10.000 Angels, Genesis in Visions of Angels, Talking Heads in Thank You for Sending Me an Angel, The Eurythmics in There must be an Angel. Bij sommige sterren valt de keuze op de tegenpolen van de engelen, het satanisme: Mick Jagger (Rolling Stones) had al Sympathy for the Devil, Michael Jackson heeft het over Bad, Prince bezingt His Royal Badness en Death Metal gebruikt alle satanssymbolen om een Trip to Hell te organiseren.
Maar Pop & Rock-muziek staat normaal gezien dichter bij het gewone leven. Het is op de eerste plaats herkenbare muziek, zoals volkscultuur altijd is: repetitief veel meer dan uitgewerkt, met herkenbare boodschappen, intuïtief veel meer dan intellectueel, over herkenbare mensen: over mezelf veel meer dan over vreemden. Ook de genade, net als liefde, is er herkenbaar. God kan plots heel dichtbij zijn. Dat klonk heel uitdrukkelijk in de vorig jaar uitgebrachte hit van Joan Osborne, One of us: God is iemand die je op de bus kunt tegenkomen.
Door die emotionele nabijheid van de transcendentie - te vergelijken met de volksdevotie in onze bedevaartsplaatsen - zitten in popmuziek kansen tot kerkelijke nabijheid. Helaas de minachting voor deze ‘volkse’ cultuur is - net als voor de volksdevotie - groot bij het merendeel van onze theologen. Ze laten kansen tot gesprek liggen. Want, zoals de Vlaamse jezuïet Jan Koenot het schreef in het Korrelcahier Popmuziek-Jeugdcultuur-Godsdienst-onderricht, stelt, ‘de huidige jongerencultuur aan de gevestigde maatschappij een grote vraag: hoe gaat zij om met de andere zijde van het leven, het inefficiënte, onproductieve onvatbare, het verrassende?’ Op hun vraag krijgen de jongeren van de instanties die het kunnen weten, geen antwoord op de tonen van hun ei-