Luc Decorte
Beknopte biografie van Maurice Guillaume Rosalie GilliamsGa naar eind1 (Antwerpen, o20 juli 1900 - † 18 oktober 1982):
‘De waarheid van een mens is in de eerste plaats wat hij verbergt.’
André Malraux
‘De vrij spaarzame gegevens over Gilliams' leven vinden wij niet alleen in zijn poëzie, maar evenzeer in zijn verhaal Elias, zijn dagboekbladen en zijn essays. Geboortestad, ouders en jeugdjaren spelen een belangrijke rol in zijn werk.’
Anton van Wilderode
- | geboren op 20 juli 1900, 's middags om 2 u., in Antwerpen (‘het nest der ondankbaarheid’), als enig kind van de 32-jarige, Vlaamsgezinde boekdrukker Franciscus Gilliams (Mechelen, o15 mei 1868 - Antwerpen, (20 november 1945)Ga naar eind2, ‘oud twee en dertig jaar’, die op een antieke handpers graag dichtbundeltjes voor bibliofielen drukte en een ‘Historiek van het Boekdrukkers-Verbond van Antwerpen’ heeft nagelaten; van hem erfde de zoon ongetwijfeld de vaardigheid en de voorkeur om typografie, band en lay-out van enige van zijn eigen boeken te verzorgen; zijn moeder Louise-Marie-Thérèse Lambrechts (Antwerpen, o29 maart 1864 - Antwerpen, (28 of 31 maart 1936)Ga naar eind3, ‘oud 36 jaar bij de geboorte van haar zoon’, uit een geheel andere levenssfeer dan zijn vader afkomstig, zeg maar uit een burgerlijke familie, was een, heel erg vrome vrouw, die lid was van het caritatieve St.-Vincentiusgenootschap; |
| |
- | zijn kindertijd bracht hij afwisselend door in de stad (zijn ouderlijk huis stond aanvankelijk in de Pruynenstraat nr. 3 (vanaf 8 maart 1901) en later, bijna in de slagschaduw van de Sint-Jakobskerk - van 18 maart 1924 tot 6 januari 1960 - aan de Lange Nieuwstraat nr. 91 te Antwerpen; thans is het antiquariaat Jennes er gevestigd) en op een landhuis, dat zijn vader, (dixit Maurice), ‘met zijn eigen naarstig verdiende, harde geld had gekocht’ (cf. het ‘kasteel’ van Elias, het door Gilliams' bibliograaf Firmijn Vander Loo geschilderde ‘Vedelaarshof’), grotendeels tussen oudere familieleden (‘ik leefde meestal onder mensen tussen veertig en tachtig jaar’), met name twee tantes-oudejuffrouwen, de zusters van zijn moeder, Carolina L. (o27 juli 1861 - (14 april 1942) en Mathilde L. (o24 juni 1866 - (7 januari 1955), meer bekend als tante Theodora en tante Henriette uit zijn roman Elias of het gevecht met de nachtegalen; |
| |
- | hij kreeg, met soms onderricht thuis, een verzorgde opvoeding (o.m. in het Sint Victors Gesticht te Turnhout, ‘bestuurd door de Broeders van Liefde’) die echter, wegens zijn wankele gezondheid (hij leed aan chronische astma en migraines), zijn eenzelvige natuur én een gebrek aan studieijver, niet resulteerde in een diploma met een geslaagde ‘baan’ of een officiële betrekking; men kan derhalve zeggen dat hij, kunstenaarsnatuur uit het fin de siècle in Vlaanderen, als Karel van de Woestijne, de onorthodoxe weg van de zelfstudie volgend, wezenlijk autodidact is geweest; alleen was een bekroning, als de benoeming die Van de Woestijne als docent aan de Gentse Rijksuniversiteit ten deel viel, voor Gilliams niet weggelegd (anderzijds kreeg Gilliams de even eervolle aanstelling als vast secretaris van de (Vlaamse) Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, zie verder); |
| |
- | in een interview met Joos Florquin (uit 1969)Ga naar eind4 deelde hij mee muziek te hebben gestudeerd, harmonie en contrapunt, bij de organist en leraar August de Coninck, en op zijn 11de viool bij het Duitse meisje Georgina Springer, over wie hij in Oefentocht in het luchtledige heeft geschreven; hij zong ook in het Sint-Caeciliakoor geleid door Lodewijk de Vocht (‘Wom.’ in de dagboekbundel De man voor het venster en in de roman Gregoria) in de Sint-Pauluskerk (zo leerde hij overigens zijn eerste echtgenote kennen); |
| |
- | bij het uitbreken van de eerste Wereldoorlog bracht vader Gilliams zijn familie in veiligheid in Amsterdam, bij een jeugdvriend, nl. Paulus Hols, secretaris van de Algemene Nederlandse Typografenbond; Maurice verbleef vele maanden in het kroostrijke gezin van deze typograaf; een bijzondere vriendschap ontstond tussen hem en een dochter van Hols, het belezen meisje Margaretha-Elisabeth, dat echter heel jong, bijna 16 jaar oud, in 1917 overleed; Gilliams heeft haar later vereeuwigd in zijn gelijknamige novelle en in een olieverfschilderij Eefje d'Amsterdam; |
| |
- | na de oorlog trok Gilliams naar Parijs om er zich in de typografie te bekwamen; hij moest immers de opvolger van zijn vader worden. Het vak heeft hij er in ieder geval geleerd, want behalve zijn (onregelmatige) bezigheden in het bedrijfje van zijn vaderGa naar eind5, onderwees hij later ook jarenlang aan de Vakschool voor Kunstambachten van Roger Avermaete te Antwerpen (Violetstraat 18), in een dubbele avondcursus, de vakken ‘typografische verzorging’ en ‘kunstschrift’. Dit laatste zal niemand verbazen die het even sierlijke als zeldzame handschriftGa naar eind6 van de kalligraaf Gilliams kent; |
| |
- | nadat hij zich op 16 juni 1935 verloofd had, trad Gilliams op dinsdag 27 augustus 1935, 35 jaar oud, ‘in de Kerk van den H. Guibertus te Schilde, te 11 u.’, in het huwelijk met Gabriëlle Baelemans (Turnhoutsebaan 90, Schilde), een mislukte verbintenis die niet eens een jaar standhield; feitelijk al op 12 februari 1936 gingen de echtgenoten uit elkaarGa naar eind7, ofschoon een officiële scheiding vooralsnog uitbleef wegens het verzet daartegen van de wettige echtgenote. (Cf. de figuur van Gregoria Balthazar in het gelijknamige boek, dat - om reden van kiesheid - testamentair pas na de dood van zijn tweede vrouw mocht verschijnen.) De scheiding vond eerst plaats in 1976, toen een nieuwe wetgeving dit onder bepaalde voorwaarden ook zonder wederzijdse toestemming mogelijk maakte. Gilliams hertrouwde (nog ten overstaan van burgemeester Lode Craeybeckx, alleen burgerlijk dus; Craeybeckx die, 78 jaar oud, op 25 juli 1976 zou overlijden) op 26 april van dat jaar met Maria-Eliza Antonia de Raeymaekers (Borgerhout, o1 juni 1907), een verpleegster die hij in 1938-1939 had leren kennen tijdens een langdurig verblijfGa naar eind8 in het ziekenhuis (cf. het gedicht ‘Droomfuga’-Stuyvenberggasthuis, zaal 2, 1939). Sinds dat laatste jaar bezocht zij hem en zijn vader in hun huis aan de Lange Nieuwstraat 91 en trok zij zich het lot aan van de sedert de dood van de moeder (1936) alleenlevende mannen; ook zijn tweede huwelijk, met Maria-Elisabeth de Raeymaekers, dat veel weg
had van een zgn. Jozefshuwelijk, cf. de verbintenis van Louis Couperus en Elisabeth Baud, bleef kinderloos (de band tussen Maurice en Maria staat in tal van zijn gedichten uitgedrukt); intussen was Gilliams - vanaf 6 januari
|
| |
| 1960 - vierhoog in een flatgebouw in de drukke Lange Gasthuisstraat nr. 13, bus 10 te 2000 Antwerpen (tel. 03-32.76.65) gaan wonen; dat zou - tot aan zijn dood, iets meer dan twintig jaar dus, zo blijven; |
| |
- | Gilliams debuteerde in 1917, bij drukker-uitgever F. Gilliams-Lambrechts (‘Huis gesticht in 1901’), onder de schuilnaam Floris van Merckem met werk (o.m. Dichtoefeningen) dat later, op verzoek van de auteur, niet in zijn bibliografie is opgenomen; |
Tante Theodora (1861-1942)
- |
• | in 1934 stichtte Gilliams het boekentijdschrift ‘Contact’; |
• | van het tijdschrift ‘Criterium. Letterkundig maandblad’ (Amsterdam, Meulenhoff, 1940-1948) maakte Gilliams vanaf oktober 1946 als redacteur voor Vlaanderen deel uit, maar veel publiceren in het blad deed hij niet; wel stond de roman Gregoria toen al bij zijn naam vermeld, voorzien van de mededeling: ‘niet in de handel’; |
• | ook van het ‘Nieuw Vlaams Tijdschrift’ kan Gilliams een passief redacteur worden genoemd (1945-1967); |
• | aan andere tijdschriften, als ‘Dietsche Warande & Belfort’, ‘De Gemeenschap’, ‘Groot Nederland’, ‘Maatstaf’, ‘De Vlaamse Gids’ e.a., stond hij af en toe een bijdrage af; |
|
| |
- | in 1947 werd hij, ter opvolging van August van Cauwelaert (én nadat Paul de Vree ‘academicien’ Lode Baekelmans verzekerd had, dat Gilliams geen katholiek meer was), lid van de toen nog Vlaamse, thans Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en LetterkundeGa naar eind9; in 1953 werd hij er onderbestuurder van en in 1954 bestuurder (cf. zijn verklaring hieromtrent in de plenaire vergadering van 20 jan. 1954 - zie Verslagen en Mededelingen enz., 1954, blz 10-11); |
| |
- | op 1 september 1955 trad hij als wetenschappelijk bibliothecaris in dienst bij het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te AntwerpenGa naar eind10, waar hij o.m. de samenstellling en verzorging op zich nam van de grote catalogi Henri de Braekeleer (1956), Rik Wouters (1957), Constant Permeke (1959) en Gust de Smet (1961), aan wie omvangrijke overzichtstentoonstellingen werden gewijd; |
| |
- | op 31 december 1960 nam hij uit die functie ontslag, toen hij (tot zijn 75ste levensjaar, in 1975), in opvolging van Cyriel de Baere, tot ‘vast secretaris van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde’, te Gent, was benoemd; van ‘de man voor het venster’ die hij elders bleef werd hij in de Academie ‘de man achter de bestuurstafel’, d.w.z. hij ontpopte er zich als een zakelijk organisator en een man van veelzijdige initiatieven (herinrichting van het secretariaat, verfraaiing van het academiegebouw, aandacht voor een snelle en regelmatige verschijning van de ‘Jaarboeken’, de ‘Verslagen en Mededelingen’ en de overige publicaties waarop hij een heel eigen stempel drukte, met name bij de typografische verzorging van de drie grote delen De ‘Poetische Werken’ van jonker Jan van der Noot (Analytische bibliografie en tekstuitgave met inleiding en verklarende aantekeningen) door Werner Waterschoot (1975) en van de op zijn initiatief ontworpen reeks fraai uitgegeven essays Memorabilia, gewijd aan het literaire werk van overleden Academieleden als Guido Gezelle door B.F. van Vlierden (1973), Karel van de Woestijne door A.M. Musschoot (1975), Hugo Verriest door A. Demedts (1974), Lode Baekelmans door G. Schmook (1974) en Stijn Streuvels door J. Weisgerber (1970); hij bekommerde zich tevens om het secretariaatswerk voor het Nationaal Fonds voor de Letterkunde en nam de beslommeringen met het kasteel Beauvoorde voor zijn rekening; hij nam afscheid van dit werk in de plenaire vergadering van de Academie op 16 juni 1976 (cf. zijn ‘Antwoord van de gehuldigde’ in Verslagen en Mededelingen enz., 1976, blz. 326); drie dagen later benoemde de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden hem tot erelid; |
| |
- | nadien leefde Gilliams nog zeven jaar als ambteloos artiest in zijn geboortestad; veel in de openbaarheid kwam hij niet, wel bij vrienden; met de media ging hij behoedzaam omGa naar eind11; |
| |
- | op 29 juli 1980 werd hij er door Rika de Backer, minister van de Vlaamse gemeenschap, van op de hoogte gebracht dat koning Boudewijn hem, op voorstel van hofmaarschalk prof. dr. Herman Liebaers, in de adelstand verhief, waardoor hij zich ‘baron’ mocht noemen; in datzelfde jaar had de Academieraad van de Gentse Rijksuniversiteit hem (n.a.v. haar gouden jubileum 1930-1980) in haar vergadering van 21 mei 1980 tot doctor honoris causa benoemdGa naar eind12;
Gilliams was tevens Grootofficier in de Leopoldsorde én in de Kroonorde; |
| |
- | minder bekend is dat Maurice Gilliams ook beeldend werk en muzikale composities heeft gemaakt; in het door J.L. de Belder samengestelde ‘Een portret-album van Maurice Gilliams’ (1981) n.a.v. zijn 80ste verjaardag, werden enkele schilderijen, |
Tante Henriette (1866-1955) (Mathilde Lambrechts) (AMVC)
| tekeningen en houtsneden van zijn hand gereproduceerd, waaronder een paar portretten van hemzelf (uit 1939, 1941) en van zijn vader (uit 1922, 1923 en 1930); |
| |
- | het verzameld werk van Maurice Gilliams verscheen onder de (voor hem karakteristieke) titel ‘Vita brevis’ in vier delen bij C. de Vries-Brouwers te Antwerpen tussen 1955 en 1959; twintig jaar later werd het door Orion-Scheltens & Giltay in Brugge/Den Haag onder dezelfde titel herdrukt, maar in een grondig herziene vorm; in 1984 werd het nog een keer herdrukt, maar in één band (zie hieronder); de verzamelde werken van Gilliams bevatten soms zowel poëzie als verbeeldend en essayistisch proza in één band; |
| |
- | pas tijdens zijn laatste levensjaren genoot hij een ruimere waardering en werd hij - zoals uit het lijstje hieronder moge blijken - herhaaldelijk gelauwerd:
• | voor het tijdvak 1936-1937 verleende de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde hem de August Beernaertprijs voor zijn roman Elias of het gevecht met de nachtegalen, |
|
| |
|
• | nadat hij in 1935 (voor Oefentocht in het luchtledige), in 1937 (voor Elias enz.), in 1953 (voor Een bezoek aan het prinsengraf) en in 1954 (voor Winter te Antwerpen) bekroond werd met telkens een premie vanwege de Provincie Antwerpen, werd hem in 1967 voor zijn gezamenlijk literair oeuvre de Premie voor Letterkunde van de provincie Antwerpen toegekend, |
• | in 1969 reikte de Jan Campert Stichting hem, als een erkenning voor de hoge waarde van zijn gehele oeuvre, de Constantijn Huygens-prijsGa naar eind13 uit, |
• | in 1970 ontving hij de Emile Bernheimprijs voor zijn gezamenlijke oeuvre, |
• | in 1972 werd hem op 21 november in het kasteel van Ham te Steenokkerzeel de Staatsprijs ter bekroning van een schrijverscarrière (ingesteld in 1927, aanvankelijk vijfjaarlijks, vanaf 1969 driejaarlijks) toegekend, |
• | in 1980 tenslotte verwierf hij de (driejaarlijkse) Prijs der Nederlandse LetterenGa naar eind14, hem door koningin Beatrix op zaterdag 4 oktober, om 14.30u., in het Koninklijk Paleis op de Dam te Amsterdam uitgereikt (in 1956 ingesteld en door de Nederlandse Taalunie afwisselend toegekend aan een Vlaams en een Nederlands auteur ter bekroning van een oeuvre); |
|
| |
- | werk van Maurice Gilliams is in het Frans geslaagd vertaald door Saint-Rémy = Rémy de Muynck (L'Hiver à Anvers suivi de Margaretha-Elisabeth, Georgina, L'Homme dans le Brouillard et Douze Poèmes, 1965 en Elias ou le Combat contre les Rossignols suivi de Monsieur Albéric, 1968) en in het Duits door de uitstekende vertaler Heinz Graef (Vita brevis. Gedichte, 1965); jammer genoeg verschenen deze vertalingen bij de kleine Antwerpse uitgeverij Librairie des Arts, waardoor ze nauwelijks buiten de grenzen bekend raakten; de bestaande Duitse vertalingen van het proza door Georg Hermanowski (Elias oder das Gefecht mit den Nachtigallen + Winter in Antwerpen, 1964; Der Mann am Fenster + Kunst der Fuge + Libera |
De handtekenigen van auteurs bij het kaartje met gelukwensen voor Gilliams bij zijn verkiezing tot lid van de Academie (1949) (AMVC)
| nos, Domine, 1967), uitgebracht door Verlag Bibliotheca Christiana in Bonn, zijn helaas beneden de maat van het origineel gebleven;
ook in het Bulgaars, Deens, Engels (o.a. Elias or the Struggle with the Nightingales, door André Lefevere, 1995), Grieks, Hongaars, Italiaans (L'inverno ad Anversa, door Therese-Jeanne Seidl, 1969), Pools (Eliasz albo walka ze slowikami + Zima w Antwerpii, 1971), Roemeens, Servisch, Spaans en Tsjechisch is werk van Maurice Gilliams vertaald (cf. F. vander Loo's Bibliografie..., 1976 en de in Ons Erfdeel verschijnende ‘Bibliografie van het Nederlandstalige boek in vertaling’ I tot CXXXII; |
| |
- | Maurice baron Gilliams, dichter, romanschrijver en essayist, overleed, nogal onverwacht, aan een nieuwe hartaanval (er waren er verscheidene aan voorafgegaan) in zijn geboortestad op maandagmiddagGa naar eind15 18 oktober 1982, gedurende een bezoek aan zijn echtgenote (‘ons Marieke’), die (dit keer wegens rugklachten, maar eigenlijk al een hele tijd) in het Antwerpse Sint-Elisabeth-ziekenhuis werd verpleegd; zijn stoffelijk overschot werd gecremeerd en na een uitvaartmisGa naar eind16 om 10 uur in de parochiale kerk van St.-Joris aan het Mechelse Plein te Antwerpen op vrijdag 22 oktober 1982 werd zijn as (en - later - die van zijn tweede echtgenote, overleden te Antwerpen op 25 december 1988) bijgezet op het erepark van de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof; |
| |
- | bij testament dd. 25 oktober 1982 en 8 december 1982 legateerde mevrouw Maria de Raeymaekers (die na de dood van haar man haar intrek in een bejaardentehuis aan de Antwerpse Jan van Rijswijcklaan had genomen, waar ze op dezelfde verdieping woonde als Adèle de Ridder, oudste dochter van Willem Elsschot) aan de stad Antwerpen, ten behoeve van het Archief en Museum voor het Vlaamse CultuurlevenGa naar eind17 (Minderbroedersstraat 22, 2000 Antwerpen), alle handschriften en tekeningen gemaakt door haar echtgenoot Maurice Gilliams en de boeken die hem hadden toebehoord; in de Gemeenteraadszitting van 22 november 1989 aanvaardde de Stad Antwerpen officieel dit legaat, dat reeds op 23 oktober 1987 grotendeels ter beschikking van het A.M.V.C. was gesteld; het omvangrijke archief (= 100 archiefdozen met doorgaans ongeordend materiaal van zeer verscheiden aard) bevat alles wat de schrijver heeft nagelaten: een enorme correspondentie (= 3 meter archiefmappen; met uitgeverijen en hun beheerders, van literaire vrienden en kennissen, kunstenaars, collega's in de Academie én de zeer persoonlijke correspondentie met Maria de Raeymaekers), de manu- en typoscripten voor zover hij die zelf heeft bewaard, een groot pakket ‘genealogie’Ga naar eind18, de schilderijen van zijn hand, zijn bibliotheek (ca. 100 strekkende meter
boek! Met o.m. zijn indrukwekkende verzameling eigen werk, veelal bibliofiele exemplaren, in een beperkte oplage gedrukt of gekalligrafeerd en voorzien van kostbare banden - een streling voor het oog), persoonlijke papieren (Gilliams was een verwoed verzamelaar: hij hield alles bij: bankuittreksels, aankoopbewijzen van een fiets L'Aurore: 1085,95 fr. in augustus 1929, van zijn Volkswagen Carman Ghia, van een stofzuiger, hotelrekeningen: Osborne Hotel, 22 rue des Aiguilles, Bruges, lidmaatschapskaarten, paspoorten, prentkaarten, documenten m.b.t. zijn auto-ongeval, de oorlogsschade door een V-bom aan de woning in de Lange Nieuwstraat, de problemen met de huurders enz.), enkele voorwerpen (schrijfmachine, boekentas, pijpen, verfborstels, erepenningen,...), een aanzienlijke fotocollectie, de getekende en geschilderde portretten en beelden van hem door vrienden (o.m. Georges van Raemdonck, 1943, Antoon Marstboom, 1944, Jan van Rijswijck, 1946, Jos Hendrickx, 1947, Albert van Dyck, 1950 en Janchelevici, 1974); |
| |
- | op zondag 25 oktober 1992 werd aan het geboortehuis van de auteur, Ossenmarkt nr. 25 (thans zetel van de Christelijke Mutualiteiten Antwerpen), door burgemeester Bob Cools een (helaas weinig zichtbare) gedenkplaat onthuld, waarop de woorden: ‘Op 20 juli 1900 werd hier geboren Maurice Gilliams, auteur van Vita Brevis’; in het Rubenianum aan de Kolveniersstraat te Antwerpen vond om 16.30u. een plechtige zitting plaats waar Frans Boenders en Stefan Hertmans het woord voerden en waar fragmenten uit ‘Die Kunst der Fuge’ van Johann Sebastian Bach door John Whitelaw op clavecimbel ten gehore werden gebracht; het A.M.V.C. zette bij de herdenking van het 10-jarig overlijden van de auteur een kleine gelegenheidstentoonstelling op met hoofdzakelijk iconografisch materiaal (schilderijen en foto's), een publicatie was er niet; |
| |
- | op initiatief van de ‘Stichting Vita Brevis’Ga naar eind19 zal, ter gelegenheid van de 15de verjaring van het overlijden van de dichter, een standbeeld van Maurice Gilliams, gebeeldhouwd door Rik Poot, worden onthuld op zaterdag 27 september 1997 om 10.30 u. in het Elzenveld, Lange Gasthuisstraat 45, naast de kapel van het Sint-ElisabethgasthuisGa naar eind20; aansluitend zal in het auditorium Lazarus Marquis een Academische Zitting worden gehouden, waarop Paul de Wispelaere en Hans Vandevoorde over
het werk van Gilliams zullen spreken; er zullen eveneens teksten van de herdachte dichter worden beluisterd en het geheel zal muzikaal omlijst worden. |
|
-
eind1
- Een achterneef van Maurice Gilliams, nl. Eugeen Lodewijk Gilliams, raakte in de literatuur bekend als de dichter Frans de Wilde. Deze Gilliams werd in Antwerpen geboren (in de herberg ‘In 't wit paard’ op de hoek van de Sint-Jansvliet en de Plantinkade) op 18 oktober 1889, als derde van vier kinderen en oudste zoon van de herbergier Jan-Baptist Gilliams en Anna Paulina Blieck. Hij overleed in Ukkel op 25 mei 1981.
-
eind2
- * ‘Oprichter van de eerste beroepsschool voor typografen in België, drukkerspatroon, sociaalvoelend zonder socialist te zijn, zelfs stakingsleider, partijloos, sober levend, antialcoholist, anti-conformist, vrij denkend maar geen vrijdenker, vroom maar onkerkelijk, een man die geen waarde hechtte aan diploma's maar wel aan ontwikkeling, die veel las en een grote bibliotheek had.’ (Cf. P.H. Dubois in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1982-1983, 1984, blz. 45)
** Cf. de twee gedichten van Maurice Gilliams: ‘Requiem -in memoriam Patris obiit 20-xi-1945’ uit Tien gedichten 1939-1954. Op het rouwprentje van Frans Gilliams, weduwnaar van Marie-Thérèse Lambrechts, staat geschreven: ‘Hij was een braaf man.’
*** Cf. Paul de Vree, Overwegingen bij de vader-zoon verhouding bij Maurice Gilliams in Radar, 1982, nr. 21, blz. 9-13.
-
eind3
- Cf. de twee gedichten van Maurice Gilliams: ‘Requiem -in memoriam Matris obiit 28-iii-1936’ uit Verzen 1936. (Omtrent de precieze overlijdensdatum van Gilliams' moeder bestaat er enige discussie. De rouwbrief, het rouwprentje en ‘Een portret-album van Maurice Gilliams’ (1981) geven als datum op: 31 maart 1936. Cf. de publicaties van M.J.G. de Jong.) Het is eveneens bekend, dat Gilliams in de kist van zijn overleden moeder bij wijze van afscheid een exemplaar van zijn dichtbundel Het Maria-leven heeft gedeponeerd.
-
eind4
- Cf. Florquin J., Ten huize van... Vijfde reeks. Leuven, Davidsfonds, 1969, blz. 62-107.
-
eind5
- Zijn vader oefende een leven lang zijn drukkerijbedrijf uit in het smalle, sombere huis aan de Lange Nieuwstraat 91 te Antwerpen, waar thans het antiquariaat M. Jennes gevestigd is.
-
eind6
- Cf. het stukje ‘Tekenend’ van Marcel Janssens over de handtekening van Maurice Gilliams in Dietsche Warande & Belfort. Tijdschrift voor letterkunde & geestesleven, 1974, CXIX, blz. 186-187.
-
eind7
- Op de rouwbrief van moeder M.-Th. Gilliams-Lambrechts - † 31 maart 1936 - staat nog: ‘Maurice Gilliams en zijn vrouw geboren Gabriëlle Baelemans’.
-
eind8
- Tussen 1 december 1938 en 12 mei 1943 verbleef Gilliams, gespreid over zes perioden, een 12-tal maanden in het Stuyvenberggasthuis in Antwerpen en in het Ziekenhuis St.-Jozef in Essen (zijn bloedgroep: O, de rhesusfactor: +).
-
eind9
- In het zelfde jaar 1947 werden ook in de Academie opgenomen: de heren P. Sobry, J. Kuypers, G. Schmook, L. Indestege, C. de Baere, E. Rombouts en F. Herreman.
-
eind10
- Dat gebeurde door voorspraak (bij eerste minister Achille van Acker) van de schilderijenrestaurateur Corneel Bender, de vroegere hoofdconservator Walther Vanbeselaere en gouverneur Richard Declerck. Al had Gilliams dan niet een diploma van kunstgeschiedenis, op die manier werd hij ‘van de straat geholpen’. Cf. de bijdrage van Walther Vanbeselaere in Dietsche Warande & Belfort. Tijdschrift voor letterkunde en geestesleven, 1974, CXIX, blz. 180-182: ‘Gilliams als museumbibliothecaris’.
-
eind11
- Toch is bekend (via H.C. ten Berge) dat Gilliams in juni 1976 - hij was toen bijna 76! - op het Rotterdamse Poetry International en begeleid door Gerrit Borgers als onverwachte gast uit Vlaanderen het podium beklom en, ‘met zijn volle grijze haardos nog opmerkelijk jong’, voor een groot publiek zijn verzen las. Een zeldzaam gebeuren, wat de aanwezigen lang niet allemaal hebben beseft.
-
eind12
- Bij die gelegenheid werden nog 6 andere prominente Vlamingen tot doctor honoris causa verheven: de musicus Louis de Meester, de beeldhouwer Roel D'haese, de eerste V.U.B.-rector Aloïs Gerlo, minister van staat August de Schrijver, de eerste K.U.L.-rector Piet de Somer en Karel
Sano, medestichter van de Koninklijke Vlaamse Ingenieurs Vereniging.
-
eind13
- De jury bestond uit: Gerrit Borgers, Pierre H. Dubois en Gerrit Kamphuis. Het bedrag van de prijs was: 5.000 gulden. Het dankwoord dat Gilliams bij het in ontvangst nemen van de Constantijn Huygens-prijs uitsprak, staat, onder de titel ‘Van 't gedroomde naar het onbekende’, afgedrukt in De Vlaamse Gids, 1970, LIV, nrs. 8-9, blz. 2. Cf. tevens voetnoot 26.
-
eind14
- 18.000 gulden groot. De jury was als volgt samengesteld: Hubert van Herreweghen, voorzitter, Gerrit Borgers, H.A. Gomperts, Martin Hartkamp, Bernard Frans van Vlierden, Jean Weisgerber en H.J. Kompen, ambtelijk secretaris. Cf. het juryrapport in Mededelingen Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, december 1980, nr. 105, blz. 11-15 en in Een portret-album van Maurice Gilliams (Beveren, Orion-Colibrant, 1981, blz. 106-111).
-
eind15
- In Gilliams' nalatenschap in het A.M.V.C. te Antwerpen trof ik (op 21 augustus 1997) een vier bladzijden lange ‘horoscope: sexe masculin: Le 20 juillet 1900, Anvers à 3 h apres midi’ aan, met daarin deze uitspraak: ‘Votre jour de chance est le lundi; votre couleur de chance le bleu’.
-
eind16
- Anton van Wilderode sprak namens de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde een lijkrede uit. (Cf. Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, 1983, blz. 77-79.) Het (voor-)laatste woord was aan een van de schepenen van de stad Antwerpen.Andere Academieleden die de begrafenis en/of de uitvaart bijwoonden: O. Leys, voorzitter, A. Deprez, ondervoorzitter, M. Hoebeke, vast secretaris, W. Couvreur, B. Decorte, J. Deschamps, H. Draye, M. Gysseling, K. Roelandts, V.F. Vanacker, leden, en J.L. Pauwels, E. Rombouts, G. Schmook, J.F. Vanderheyden en G. Walschap, binnenlandse ereleden. (Het kan vreemd lijken dat Gilliams eerst gecremeerd werd - in die tijd in Vlaanderen nog duidelijk een gewoonte van de vrijzinnigen - en daarna toch kerkelijk werd begraven, al had hij ooit (in een ‘testament’ van 1 november 1944) geschreven geen kerkelijke begrafenis te willen. Kort voor zijn 82ste verjaardag evenwel, nl. op 17 juli 1982, had hij eigenhandig vastgelegd, dat zijn uitvaart in de parochiale St.-Joriskerk
plaats moest hebben.)
-
eind17
- Cf. Van Dijck L., AMVC verwerft archief Maurice Gilliams in Cultureel Jaarboek Stad Antwerpen, 1989, VII, blz. 157-160.
-
eind18
- In het Antwerpse Stadsarchief en elders heeft Maurice Gilliams geruime tijd besteed aan het naspeuren van voorouderlijke sporen, o.m. met het doel een beter beeld van zichzelf te krijgen. Tot een afgeronde publicatie in dat verband is het niet gekomen, al had hij dat in de verzamelbundel ‘Familiealbum. Vlaamse auteurs schrijven over hun voorouders’ (Antwerpen, Ontwikkeling, 1955) laten uitschijnen.
-
eind19
- De ‘Stichting Vita Brevis’, instelling van openbaar nut (identificatienummer: 228/90), mogelijk gemaakt door de schenking van een belangrijke som gelds vanwege de weduwe Gilliams, heeft tot doel de bescherming, de bevordering en de verspreiding van het oeuvre en de nagedachtenis van wijlen Maurice baron Gilliams. Het officiële adres van de stichting is, sinds 11 mei 1993: Merksemheidelaan 51, 2170 Merksem.
Maken momenteel deel uit van de ‘Stichting Vita Brevis’: Charles Sluyts (ere-notaris), voorzitter, Frans Baudouin, Frans Boenders (producer bij de BRTN), Jean de Crée, Jozef Deleu (afgevaardigd-bestuurder ‘Stichting Ons Erfdeel’) en Ludo Simons (hoogleraar), leden, Paula Sörnsen, secretaris. Bij de oprichting, op 17 juni 1987 1989, werd Carlos de Baeck, ere-advocaat en ere-senator, voorzitter. Na zijn overlijden op 14 september 1993 te Brasschaat, nam Jean de Crée (geneesheer) een korte tijd het voorzitterschap waar. Andere leden bij de oprichting: Maria-Elisabeth de Raeymaekers, Paula Smolders, Michel Oukhow, Ludo Simons, Leentje Vandemeulebroecke, Roger Rennerberg (secretaris) en Marc Somers (penningmeester). Naast de ‘Stichting Vita Brevis’ bestaat er ook een vereniging die aanvankelijk ‘Stichting Maurice Gilliams’ heette en thans, sinds juli 1995, genoemd is: ‘De Vrienden van Maurice Gilliams’. Voorzitter hiervan is Paula Baudouin-Smolders, het correspondentie-adres luidt: Minderbroedersstraat 22, 2000 Antwerpen.
-
eind20
- Eerst leek het erop dat het standbeeld van Rik Poot in de Antwerpse Kruidtuin, die in het werk van Maurice Gilliams een opmerkelijke rol speelt, een plaats zou krijgen. Toen de stedelijke overheid niet voor die plek koos, ging de voorkeur uit naar het Elzenveld, de binnen-plaats van het Elisabethgasthuis, waar de dichter op maandagmiddag 18 oktober 1982 plots ineenzakte en overleed.
|