| |
| |
| |
Fernand Bonneure
Galerie van Vlaamse keramisten
Er is in Vlaanderen geen dorp, welhaast geen straat waar er geen pottenbakker, keramist of keramische beeldhouwer woont en werkt, alvast iemand die kunstwerken of gebruiksvoorwerpen maakt uit vuur en klei. Er zijn in de eerste helft van deze eeuw enkele artiesten werkzaam geweest, die op dit gebied een spoor getrokken hebben en die ook gezorgd hebben dat in het kunstonderwijs de keramiek een volwaardige discipline is geworden. Zoals in de vorige bijdrage uitvoerig wordt beschreven volgt dit spoor de recente kunstgeschiedenis van art deco tot installatie.
In deze Galerie van Vlaamse Keramisten wordt een veertigtal keramiekkunstenaars van de huidige tijd en gespreid over het hele land beknopt voorgesteld. Ze hebben de redactie zelf over hun artistieke inzet gedocumenteerd. Volledigheid was onmogelijk, werd zelfs niet nagestreefd. Wél een zekere variatie, zodat zowel de artistiek verantwoorde functionele pot, schaal of vaas aan hun trekken kwamen, maar ook de keramiek die eigenlijk dicht bij de plastiek hoort te staan. De redactie weet natuurlijk dat zelfs een complete aflevering van dit tijdschrift niet zou volstaan om alle keramisten in dit land voor te stellen. Laat deze Galerie dan een kleine uitkijk bieden en voorzeker wel een smaakmaker zijn. En vooral toch een bewijs dat de kunst uit aarde en vuur het stadium van de toegepaste kunst of het kunstambacht of de kunstnijverheid achter zich heeft gelaten en binnen de discipline beeldende kunsten een eigen plaats heeft veroverd.
| |
Anne Ausloos
(Schoten, 1954) is gefascineerd door de schoonheid van het verval. Zij is er niet op uit iets te maken, ze schept alleen de voorwaarden onder invloed waarvan het materiaal zelf een vorm kan aannemen. Ze laat bijvoorbeeld nog niet gebakken bouwstenen in water uiteenvallen en dan bakt zij wat daarvan is overgebleven. Dat levert merkwaardige sculpturen op, die nooit door mensenhanden kunnen worden gemaakt. ‘Ik werk met klei’, zegt ze zelf. ‘Dat materiaal is mijn medium. Dat is dan de enige overeenkomst tussen mij en een keramist. Want een keramist wil iets maken; ik breek juist af.’ Toch is in het werk van Ausloos wel degelijk haar eigen hand te herkennen. Niet alleen omdat haar sculpturen uitkomsten zijn op een door haar verkozen thema, maar ook omdat zij bepaalt hoe ze worden opgesteld. Ausloos toont niet alleen het resultaat van verval; ze brengt ook het verval zelf in beeld. Tijdens de opening van een tentoonstelling in het najaar 1996 hing zij een ongebakken steen in water. Na één uur was deze steen uiteengevallen. Dat op zich leverde al een betoverend beeld op; wat overbleef was een kathedraal op zijn kop. Anne Ausloos omschrijft haar werkwijze dus als afbreken, maar zij bedoelt dat niet negatief. ‘Vergelijk het met een rivier’, zegt ze. ‘Die breekt ook af, voert het materiaal vervolgens een eind mee om er op een andere plek weer iets mee op te bouwen. Dat is precies wat ik nastreef.’ (Ernst Johan Rozendaal, Provinciale Zeeuwse Courant, oktober 1996). Leguit 21, 2000 Antwerpen.
Tijdbeeld, h 140 × b 40 × d 25 cm.
| |
| |
| |
Georges Blom
(Rotem, 1947) werd in 1974 al laureaat op de Internationale Wedstrijd voor keramiek in Faënza. Over zijn eigen werk zegt hij het volgende: ‘Niet noemen, niet klagen, maar omzetten in klanken, een esthetische werking beogen, door rationele planning, geen geschenk van inspiratie, maar geconcipieerd element na element. Een spel van kleurverwantschappen die nieuwe groeperingen en nieuwe legeringen doen ontstaan.
Zonder titel, houten paneel 40,5 × 21,5 cm, waarop een aantal losse figuurtjes geschikt.
Deze verbindingen naar de oppervlakte halen en ze in de thematische ontwikkeling op de juiste plaats zetten, de eigenlijk lyrische taak van het kunstverstand... Tot de belangrijkste algemene kenmerken van mijn werk behoren: zin voor tekenen, voor het teken en een sobere nietexpressionistische vormgeving. Analyse is de oorsprong van elk beeld. Ideeën zijn belangrijker dan ontwerpen. De laatste jaren treedt de figuratie steeds meer op het voorplan en proberen we ze te herleiden tot haar essentie. Weinig kleur, niet gebonden aan tijd, soms aan ruimte, altijd aan een oppervlak. Deze kleine wereld ziet er gestructureerd en beheerst uit. Ik heb de macht. Grote spelbreker is het aantal gr/m 3.
Daarom combineer ik regelmatig hout en lichte metalen met keramiek in de richting van een grotere gestalte.’ Diverse werken van Georges Blom prijken in het museum van Faënza en in heel wat publieke en privé-verzamelingen. ‘Graag laat ik de toeschouwer zijn eigen gang gaan. Geen dwaalsporen, vals intellectualisme, geen literatuur, zelden titels.’
Kempenstraat 3, 3650 Rotem-Dilsen.
| |
Greet Blomme
(Brugge, 1965) heeft als keramiste zowel oog voor de grondige analyse van de vele eigenschappen van haar oermaterie, de klei, als voor de mogelijke procédés van het bakken. Op het vlak van de uiteindelijke vormgeving en de vormexploratie is geen horizon haar te ver, geen exotische cultuur haar te vreemd. Vanuit de typische verbondenheid die elk authentisch keramist met de oermaterie van de klei heeft, verbindt
Wachter, 1996, b 16 × h 44 × l 34 cm.
Greet Blomme zich ertoe die materie in een nieuwe verschijningsvorm te dwingen, in een kunstobject dat tegelijk origineel en persoonlijk is, maar meteen appelleert aan universele oervormen en ermee communiceert. Het werk van Greet Blomme is het resultaat van zuiver manuele ingrepen. Het fascineert door zijn morfologische eigenzinnigheid die een magische geheimzinnigheid evoceert. Waar dit reeds in de ietwat bizarre grondvorm ligt, wordt dit nog benadrukt door een wat in zichzelf gekeerde monochrome tint, een eerder rauw oppervlak en niet het minst door een obsederende terugkeer van een hardnekkige gekartelde rand, die fors van zich afbijt. In de gesloten vorm waarin elk object is geconcipieerd, lijkt het wel een litteken van een nooit geheelde wonde. Haar constructies suggereren vaak een minieme monumentaliteit, vaak ook roepen zij de schim op van pre- of posthistorische dieren. Blommes kunst overtuigt door een sterke innerlijke coherentie, tussen vorm en materie enerzijds en tussen de aparte verbeeldingen en het rigoureuze bedwingen ervan anderzijds. (Jan van der Hoeven)
Luikstraat 28, 8370 Blankenberge.
| |
Lieven Boucquet
(Roeselare, 1963) volgde plastische kunsten aan het VTI Kortrijk en aan het Sint-Lucasinstituut in Gent. Na zijn studie vestigde hij zich als zelfstandig pottenbakker en vervaardigde enkele jaren uitsluitend functionele keramiek. Dit werd niet alleen de goede basis voor een ruime technische bagage, maar vooral een periode van diepe bronning. Pas in 1994 kwam hij voor het eerst naar buiten met persoonlijk werk, dat hij
Zonder titel, h 22 × b 19 × d 10 cm. 1996. Gedraaid in geboetseerd Terra sigillata en berookt.
sindsdien steeds opnieuw herwerkt en verder uitdiept. Waar een vaas ophoudt vaas te zijn en een schaal niet langer uitnodigt gebruikt te worden, in die schemering waar functionaliteit nog slechts een vage herinnering is, vindt men het werk van Lieven Boucquet terug. Sierlijk gedraaide vaasvormen gaan een dialoog aan met hun negatieve tegenvorm, die hen uit hun context haalt. Zijn objecten zijn geen vazen meer, eerder beelden van vazen of beter nog, verwijzingen naar archetypes uit de pottenbakkerswereld door de eeuwen heen.
Veldstraat 156, 8800 Roeselare.
| |
Joris Buseyne
(Berchem, 1931) gebruikt aarde op een doorvoelde, matiëristische wijze. Hij heeft feeling voor het soepel kneedbare karakter van klei, respecteert de eigenheid ervan en onderzoekt de specifieke mogelijkheden. Graag werkt hij met vormelijke tegenstellingen: streng gesneden geometrie tegenover soepele, organische manipulaties. Thematisch heeft hij zijn hele presentatie in het teken gesteld van één enkel gegeven: de
Uil en kabouter, detail.
uil. Niet de afbeelding of de anekdotiek is hierbij van belang, wel de vormelijke karakterisering en doorwerking. Grootsheid en allure blijven behouden, ondanks de haast picturale belangstelling voor plaatselijke matières, glazuren en korrels. De meeste composities van Joris Buseyne bezitten, los van elk onderwerp, een plantaardige inslag, een groeibeweging die te vergelijken is met het ontluiken van een bloem of het openwaaien van gebladerte. Het is vooral deze speelse zin voor organiek, gekoppeld aan een ruimtelijke visie, die de monumentaliteit en de rijkdom van zijn werk uitmaken. (M. Bourgeois)
De steeds weerkerende uil krijgt iets archetypisch en meteen vaak iets fantastisch. Dit is keramiek met een uitgesproken sculpturaal karakter en met een plastische allure. Op het vormenspel ent hij al zijn fantasie en doordat hij haast geen glazuur gebruikt, krijgt de factor kleur bijna geen kansen. (R. Turkry)
Kaphaanlei 33, 2640 Mortsel.
| |
| |
| |
Erica Chaffart
(Berchem, 1943) wendt een gedegen boetseervirtuositeit aan, academisch in de lovende zin van het woord. Haar keramische sculpturen veruiterlijken een troeblerende intimiteit. Zij verwijzen naar een wereld waarin angst, droefheid en verstilde melancholie als het ware triomferen. Vaak zijn haar menselijke figuren gehuld in windsels, die pijn en hulpeloosheid suggereren en bovendien de beelden een zo kenmerkende
Buste, 1996.
etherische broosheid geven. Keramiek wordt hier als een weefsel: licht en luchtig. Soms met subtiele kleurenglazuur, soms glanzend, soms eenvoudig mat. De sculpturen ontstaan veelal uit een associatie van idee, materiaal en vormen. Essentieel voor Erica Chaffart is dat de harmonische verhoudingen van de klassieke vormentaal bewaard blijven. Met de jaren is de inspiratie van de beeldhouwer niet verstard, integendeel, recent creëerde zij een serie kleine beelden, mensen die uit én, met enige ironie, weer in het ei kruipen.
‘De omvattende kracht van Erica Chaffarts beelden is mettertijd sterker geworden. Bij haar speelt het effect van de leemte: de beelden vullen hun naaste omgeving niet met de kreet van de aanklacht, wel met een drukkende stilte. Haar engagement is gereserveerd en ingekapseld in keramiek van een klassieke en esthetisch verzorgde beelding.’
(Jan Walgrave, in J. Fontier, Keramiek in Vlaanderen, Tielt, 1986).
Ballaerstraat 26, 2018 Antwerpen.
| |
May Claerhout
(Pittem, 1939) heeft een internationale reputatie opgebouwd met haar technisch bijzonder fijn verzorgde terracotta en ander keramisch werk. ‘Zij heeft haar aanleg geslepen, gecultiveerd, veredeld. Ze kan de ziel van de volkskunst getrouw gebleven zijn, maar wat ze maakt, gehoorzaamt toch aan wetten van compositie en materiaalbehandeling die men in het vak terugvindt... De synoptische verhaaltrant en de lust om te “fabulieren”
Moeder en Kind - Een kind vult handen en bloed.
doen even denken aan de retabels waarop primitieve meesters alles wat zij over iets wisten, samenbrachten. De humor die daar gewoonlijk ontbrak, ligt hier knus over gestalten en tronies uitgesmeerd.’ (Gaby Gyselen). Werk van haar staat opgesteld op publieke plaatsen, zoals in diverse stations van de metro van Antwerpen, het Europees Parlement in Straatsburg, het Algemeen Rijksarchief in Brussel, de UFSIA-universiteit Antwerpen, het Ziekenhuis Sint-Raphaël in Leuven, het Provinciaal Vormingscentrum in Malle. In de monografie over haar schreef de dichter Jan Veulemans: ‘Het werk van May Claerhout is een spiegel waarin elk lid van de maatschappij zichzelf mag herkennen, zijn ware proporties mag vaststellen. Ongenadig worden wij geconfronteerd met hypocrisie, waanwijsheid, potsierlijkheid, klatergouden leugens, verlies van de eenvoud, afkeer van de natuur.’
Fortsteenweg 13, 2970 's-Gravenwezel.
| |
Simone Conrad
(Brussel, 1919) werd, na de oude humaniora, opgeleid aan de Academie van Antwerpen bij leraren als O. Strebelle en W. Kreitz. ‘De menselijke figuur is voor haar de inspiratiebron en die karaktertrek blijft als een constante in haar oeuvre aanwezig. Meestal beeldt zij vrouwenfiguren uit, als dusdanig duidelijk herkenbaar, maar zonder dat er sprake is van enig realisme. De wat popperige vertolking, de humor waarmee de
De zwarte hoed, keramiek, wit glazuur en oxyden, 48 × 32 × 20 cm.
artieste het motief benadert en de uitgesproken aandacht voor het vestimentair aspect geven haar werk een wat ironiserend karakter. De opvallende opsmuk en de niet zelden potsierlijke hoeden worden letterlijk en figuurlijk in de verf gezet, terwijl lichaamsdelen als armen en benen te klein uitvallen volgens de gestalte. De vrouwenfiguren krijgen hierdoor niet alleen het karakter van een parodie, maar ze reveleren door die overdadige ornamentiek en de vertekeningen van de lichaamsbouw ook een surreële inslag... Samen met de interesse voor de menselijke figuur loopt die naar het surrealisme zwemende visie als een rode draad door het oeuvre van Simone Conrad... De wat volkse en humoreske uitbeelding van de mens is ten slotte uitgegroeid tot een meer spirituele vertolking van thema's, die de artieste ontleent aan zowel het eigentijdse gebeuren als aan mythologie en archeologie. In dat proces heeft Conrad de lijn van haar artistieke persoonlijkheid gevonden, bewaard en verdiept.’ (Hector Waterschoot, in J. Fontier, Keramiek in Vlaanderen, Tielt, 1986).
Zirkstraat 2, 2000 Antwerpen.
| |
Urbain Crapé
(Sleidinge, 1947) heeft zijn keuze voor het papierdunne, vlakgegoten porselein in 1980 opgedrongen gekregen door plaatsgebrek. Op dertigjarige leeftijd had hij een lange opleiding achter de rug, maar dan ook zijn eigen weg gevonden. Zijn handigheid en zin voor afwerking brachten hem van jongsaf aan tot het meubelmakersvak. 's Avonds liep hij academie in Eeklo: aanvankelijk tekenen, weldra keramiek bij Achiel
Zwart structuurpaneel, porselein verwerkt in plexi, 50 × 70 × 2 cm.
Pauwels die hem ertoe aanzette in Antwerpen de leergangen in de Koninklijke Academie en in het Hoger Instituut te volgen. Die opeenvolgende schoolateliers dienden niet uitsluitend als leerscholen. Voor een gevorderd, maar onbemiddeld aanvanger zijn het in letterlijke zin werkplaatsen geweest, gelegenheden om het eerste stadium van een oeuvre uit te bouwen. Bovendien liet die lange leertijd de zeer ambachtelijk ingestelde Crapé toe een aantal uiteenlopende technieken en opvattingen uit te proberen: van decoratief vaatwerk tot figurale plastiek op vrij groot formaat. In zijn recenter werk etaleert Crapé ten volle zijn technische virtuositeit die aan de présence van het werk nog gevoelig bijdraagt: de tere plakken worden met een bijzondere mengeling glazuur, waaraan soms fijngestampt glas wordt toegevoegd, herhaaldelijk gebrand, waardoor ze een verrassend mat reliëf vertonen. Zo wordt glazuur tot een autonoom expressiemiddel en wordt het porselein zelf in de rol van drager gedrongen.
Turnhoutsebaan 258, 2140 Borgerhout.
| |
| |
| |
Paul de Bruyne
(Gent, 1936) ‘kent de Etrusken, de Inca's en Moore. Hij kent de bantoemaskers, de assirische basreliëfs, de indianentotems, Giacometti en de maanogen der Romaanse beelden. Maar als zijn keramiek uit de oven komt zijn het ‘dingen van alle tijden en alle land geworden, episch in geweld of rust.’ (Luk Craye). Zijn werk ‘Wereldwachter’ werd aangekocht door de provincie Oost-Vlaanderen. ‘Door de eeuwen
Wereldwachter, 1995. Foto: Rik de Gendt, S.J.
heen heeft men op wacht gestaan, gewaakt en gewacht om zich te beschermen tegen zijn vijanden. In de hele geschiedenis waren er legers en legerplaatsen, kastelen en burchten, burgershuizen, pausdommen, ministeries... Vermoedelijk zal het ook wel zo blijven, want steeds worden personen en eigendommen bedreigd. Gevoelens van angst, onveiligheid, onbetrouwbaarheid zijn latent aanwezig. Bij de piramiden zitten waakzaam de sfinxen. Aan de Babylonische poorten de statische leeuwen. Overal ter wereld staan wereldwachters. Door af en toe op stap te gaan naar vreemde continenten en door andere culturen te ontdekken - Afrika, Azië, Amerika - is het idee van deze Wereldwachter gerijpt. Ontstaan in de oermaterie klei, gebrand op elfhonderd graden heeft het beeld zijn plaats gevonden in een binnentuin. Het alziende oog bekijkt alles wat hier reilt en zeilt... De Wereldwachter waakt en wacht en ziet... wat goed is.’
Jakob Herremansstraat 56, 9000 Gent.
| |
Pierre Declerck
(Brugge, 1953) is werkzaam als keramist en glaskunstenaar. Voor beide disciplines werd hij geprijsd en geprezen. Toen Josée Vanderzaenen hem in een interview de vraag stelde ‘kunst is een emotie, een neerslag van gevoelens. Hoever gaat dit bij jou?’ antwoordde de kunstenaar: ‘Niet ver. Emoties en gevoelens die ontstaan ten gevolge van gebeurtenissen in de dagelijkse werkelijkheid beeld ik niet uit. Ik vertel mijn eigen egoverhaaltje
Vredesfles, recipiënt ter opneming van de essentie vrede uit de omringende atmosfeer (gesloten toestand). In geval van nood (aan vrede) kan men de fles even openen. Steengoedklei, celadon-, koperrood- en tenmokuglazuur, reducerend gebakken tot 1300o. H 38 × dia 22 cm. Foto: Pierre Declerck.
niet. Er is al genoeg leed op de wereld. En er zijn er meer dan genoeg die hun persoonlijk leed nog eens willen sublimeren in getormenteerde uitbeeldingen. Leed verdient geen sublimering.
‘In zijn athanor probeert de alchemist lood om te smelten tot goud. Wil de adept in zijn “opus” slagen, dan moet het hem eerst lukken om “filosofisch” goud te maken. Daartoe moet hij in zijn dagelijks leven de eigen “athanor” stoken met zelfopgewekt liefdesvuur om zo het loden leed tot gouden vreugde om te smelten. De “koninklijke kunst” van het leven bestaat erin het innerlijke vreugdevuur brandende te houden, ongeacht de omstandigheden. Met liefde probeer ik tijdloze voorwerpen te vervaardigen, die in staat zijn om de mensen, die de moeite willen doen om te kijken, vreugdevol te stemmen.’
Jozef Suvéestraat 9, 8000 Brugge.
| |
Wies Dehert
(Mechelen, 1950) heeft een zeer gevulde loopbaan met talrijke tentoonstellingen, onderscheidingen, vermeldingen in binnen- en buitenland. In 1975 al werd zij onderscheiden met de Prijs Gaspar de Wit, in 1982 met de Prijs Regione Emilia Romagna. Herhaaldelijk werd zij uitgekozen voor exposities in Faënza, Italië, waar werk van haar werd opgenomen in het gerenommeerde Palazzo delle Ceramiche. ‘De wat burleske
Zonder titel, 1996. Foto: Eddy Fliers.
kleurencontrasten uit haar debuutperiode verdwenen geleidelijk en in de plaats kwam een sobere kleurenkeuze, die aan de voorwerpen een esthetiserend karakter toevoegde. Een andere verschuiving deed zich voor in een ander gedeelte van haar werk, namelijk in de zogenaamde kubussen. In deze compacte vormen maakt de kunstenares als het ware een synthese van haar verworvenheden en inzichten... Dit leek zowel voor de vormentaal als voor het koloriet een uitpuren te zijn van de productie uit het verleden... Dit is geen kunst die op de kijker losstormt, het lijkt eerder een behoedzaam aftasten van de grens der mogelijkheden, waardoor het kunstwerk een zekere koele afstandelijkheid poogt tot stand te brengen.’ (Hector Waterschoot, in J. Fontier, Keramiek in Vlaanderen, Tielt, 1986). Het recentere werk van Wies Dehert is opnieuw een verder uitzoeken van verbanden en formuleringen geworden. Zij doet dit zowel met haar keramiek als met andere materialen en technieken. Zij gaat concepten en installaties niet uit de weg.
Zennegatvaart 17, 2800 Mechelen.
| |
Jan Demarest
(Brugge, 1947) studeerde aan het Hoger Instituut Sint-Lucas in Gent en specialiseerde zich in de grafische kunsten aan de Academie van Belgrado. Hij is kunstschilder en keramist en leraar aan de Academie voor Schone Kunsten in Brugge. Onder zijn onderscheidingen vermelden wij de bronzen medaille in de Europaprijs voor Schilderkunst in Oostende in 1980. Over zijn ervaring als keramist schreef hij: ‘Keramiek,
Vogel, 20 × 20 cm, 1996.
recyclage van het fijnste afbraakmateriaal uit de natuur. Uit modder vormen opbouwen, het stollingsproces manipuleren, de geest (de wind) inblazen, een bijbels verhaal, de schepping steeds opnieuw. In de donkere spelonk ontstaat dan de eerste vlam, men ervaart de stilte, het knappen van het hout, de geur van de branding. Het vuur laait hoger, zwelt aan tot een loeiende draak: de gesperde muil kan maar niet genoeg krijgen - een gevecht met de elementen / met de draak? Als apotheose een meterhoge fontein van vuur bovenop de schoorsteen. Na de al te lange afkoeling opent zich dan de baarmoeder: de vormen / gestalten komen te voorschijn, een voor één, gelouterd of vernietigd. De weke modder is nu steen geworden. Het deelnemen aan dit proces is een belevenis die verbindt met vorige generaties, tot aan de dageraad der mensheid, verbinding ook met diepe en verre wortels, ook de confrontatie met de vier oerelementen.’
Oude Bruggeweg 234, 8460 Roksem (Oudenburg).
| |
| |
| |
Tjok Dessauvage
(Izegem, 1948) vestigde zich als zelfstandig keramist na zijn opleiding aan het Sint-Lucasinstituut in Gent, waar hij de vermaarde Joost Maréchal onder zijn leraren telde. Hij heeft intussen een fameuze loopbaan als kunstenaar achter de rug, met onderscheidingen in Japan (1992), Faënza (1993), Spiez en Nyon, Zwitserland (1994) en de prijs Henry van de Velde in Gent (1995). Hij heeft zich beperkt tot de potvorm. Dit
Fragmentaties, Potstructuren, 100 × 100 cm.
was zijn sterkte en de grote uitdaging van zijn artistiek avontuur. In feite vertonen zijn werkstukken de halve bolvorm, vaak met een dubbele wand uitgebouwd, vroeger ook met inkepingen erin, die soms een andere kleur vertonen, en de jongste tijd met in de monochromiteit kleurnuances die een bijzonder aantrekkelijke functie uitoefenen. Door het reducerende bakken bereikt hij bovendien een zachte, matte oppervlakte die een zeer gevoelige intensiteit uitstraalt. Het werk van Dessauvage is een ode aan de pure verschijningsvorm. De somtijds kleine ingrepen die hij zich als het ware toestaat, zijn intelligent ingepast in een geheel van klassieke schoonheid. Hij houdt zich daarbij; hij is niet op zoek naar revolutionaire wijzigingen. Het wondere aan deze kunst is precies dat binnen deze op het eerste gezicht beperkte creatieve ruimte deze kunstenaar een onvoorstelbare, rijke, beheerste reeks oefeningen uitvoert. Op de platte kant van de bolvorm schrijft hij bescheiden zijn levensverhaal.
Kleine Izegemsestraat 12, 8880 Sint-Eloois-Winkel.
| |
Ingrid de Volder
(Sint-Niklaas, 1965) groeide op in een kunstenaarsfamilie. ‘Met liefde voor de materie, genietend van het zichtbare en het tastbare, maakt ze geestelijk-poëtisch naar binnen gekeerd werk. Soms is die vormgeving ronduit monumentaal zoals in haar “dubbelgestalten”. Soms brengt ze kleine details aan als een persoonlijk geheim, enkel voor ingewijden. Daardoor betrekt zij haar kunst in de animistische sfeer van primitieve
Sister-Spirit, detail.
volkeren. De keramist is een vrijbuiter omdat het boetseren aanzet tot improviseren. In haar werk ziet men zowel ruimtelijke vormgeving als picturale oppervlaktebehandeling. Pottenbakkers- en beeldhouwkunst vloeien ineen.’ (R. Smits, beeldhouwer).
‘Ingrid de Volder toont in het gebruik van haar medium een opvallende, niet-conventionele benadering waarbij de spanning tussen zuivere materialiteit en expressieve intensiteit pregnant aanwezig is. De figuren met hun sensuele rondingen en glooiingen zijn ernstig, strak en toch uitermate suggestief. Ze zijn ondervragend en raadselachtig. Toch zijn de lijnen en vormen nooit autoritair en wordt door de plastische invalshoek nooit een pasklaar antwoord aangereikt... Dit werk heeft een onmiskenbaar barokke kwaliteit. De elegantie, het evenwicht en de transparantie doen aan Bach denken, de deconstructie aan het eclecticisme, Monk of Lennie Tristano.’ (G. Bakx).
Huybrechtsstraat 16, 2060 Antwerpen.
| |
Koenraad de Waele
(Ingelmunster, 1953) is, naar zijn eigen getuigenis, ‘op zoek naar harmonie, relatie, confrontatie, symboliek, vraagstelling, verwondering. Evenwicht vinden in vorm, structuur, materie en kleur. Vormen die met elkaar omgaan, gelijkgestemden, een tweedeligheid tot eenheid vormen, laten evolueren, groeiprocessen vastleggen, uitbeelden. Niet-gelijkgestemden confronteren met elkaar, hun opdracht laten kennen, hun
Bron en Boom, keramiek, 1997, b 95 × h 120 × d 12 cm.
einddoel vooropstellen. Verwondering op alles wat je overkomt, waarmee de natuur en je ervaring je overstelpt, een synthese brengen, symboliseren. De stenen gevormd uit keramiek krijgen een betekenis, een inhoud. De verwering geeft hun een verhaal. De oermaterie klei, gevormd, aangekleed, vanuit een eigen beleven van een religieuze dimensie (religere = verbinden) vanuit ontmoeten met mensen, natuur en cultuur. Proberen instrument te zijn, vanuit die houding: de klei dienen, vormen strelen vanuit de grootst gedachte verwondering. Verwondering om ons heden, ons verleden, de weg die nog dient afgelegd, de verwachting. Keramiek de eeuwigdurende verrassing... Losse elementen met lijnen die aan elkaar refereren, met elkaar gelijk lopen of elkaar doorkruisen, elkaar aanvullen, elkaars tegenstelling zijn. Nabijheid doet de ene groeien, in al zijn details tot leven komen. Hoe groter de afstand, hoe sterker de verbondenheid, de eenheid van het geheel in beeld komt.’
Pia Manu, Ketenstraat 4, 8770 Ingelmunster.
| |
Carmen Dionyse
(Gent, 1921) heeft in haar succesvolle loopbaan nooit toegegeven aan heersende modes; ze maakte het dan ook zichzelf ver van gemakkelijk. In tientallen jaren hebben de beelden die haar atelier verlieten waardering en erkenning gevonden omwille van de esthetische expressie, maar niet minder om hun technische perfectie. Gaandeweg heeft zij deze verfijning nog weten aan te scherpen. Van dionysisch onstuimig
Witte waarnemer.
ietwat wilde zoeken naar de apollinische rust en beheersing: zo zou men deze weg kunnen omschrijven. De vormscheppende en technische verworvenheden van enkele decennia culmineren inderdaad in gave, heerlijke scheppingen. De kunst van deze grote dame van de sculpturale keramiek in Vlaanderen is helemaal toegespitst op de menselijke figuur, op borst en hoofd vooral. De gesluierde hoofden met verschillende repen in diverse kleuren opgebouwd, of eerder monochroom in andere composities, vertonen de rijke basis van waaruit deze kunst werd verwekt.
Maar er is nog meer: de thematiek van haar sculptuur heeft een verhoogde expressiekracht gekregen. Zijn het kosmonauten, gezondbidders, heiligen, koningen, totems, kobolden die je aankijken? In elk geval laten blik, houding, gelaat van hoofden en stylieten je niet meer los en bij gevarieerde lichtinval komen er telkens weer andere aspecten naar voren waardoor deze kunstwerken een blijvende en de kijker verrijkende waarde krijgen. Haar vrije kunst bereikt dit zonder twijfel met deze starre, verstijfde figuren op de stollingsgrens tussen leven en dood.
Duifhuisstraat 126, 9000 Gent.
| |
| |
| |
Mieke Everaet
(Asse, 1963) assembleert met inlegwerk fragmentjes porselein van diverse kleuren tot een flinterdunne mozaïek in komvorm. Door de afwezigheid van glazuur wordt het licht niet weerkaatst maar geabsorbeerd, waarvoor de brede komvorm een ideale collector is. Het spel van meer transparante en meer opake fragmentjes filtert het licht gracieus en geeft het werk een bijzondere uitstraling, die de kracht van de steeds
Schaal, porseleinobject, inlegwerk.
creatieve variante onderstreept. Kommen gaan terug naar hun oervorm, de decoratieve motieven doen soms denken aan etnische kunst. Sacraal licht schijnt als het ware uit het porselein te komen. Deze luminantie is het resultaat van doorgedreven experimenteren, gegroeid vanuit een liefde voor het materiaal. Door het gebruik van inlegtechnieken en een zorgvuldige selectie van kleurpigmenten wordt de uiterste grens van transparantie bereikt.
‘Haar oplossingen in porselein zijn schijnbaar doodgewoon en toch uniek, van een vanzelfsprekendheid die een onaanvechtbare begaafdheid illustreert, met een glasheldere visie op het soberrijke medium en een zinvolle, vrijwillige beperking van het gebruik van de onuitputtelijke mogelijkheden die kaolien te bieden heeft.’ (Jan Walgrave, in J. Fontier, Keramiek in Vlaanderen, Tielt, 1986).
Mutsereelstraat 1, 9310 Meldert.
| |
Peter Hantson
(Roeselare, 1953) studeerde aan de Academie van Roeselare. Werd leraar aardrijkskunde, biologie, chemie en fysica. Hij behaalde in 1991 het diploma Hoger Kunstonderwijs finaliteit keramiek in de Academie van Roeselare, o.a. bij leraar Antoine Crül. Hij exposeerde zijn werk intussen al in Duitsland, Taiwan, Tsjechië, Japan, Italië en nam deel aan workshops in Nederland en Groot-Brittannië. In evenveel landen
Zonder titel, 1996, 5 × 15 × 15 cm
en talrijke steden in Vlaanderen hield hij individuele tentoonstellingen en nam hij deel aan groepsexposities. Het keramiekwerk van Hantson is vrij gevarieerd, zowel naar vorm als naar uitzicht en koloriet. Zijn voorkeur lijkt uit te gaan naar aardekleuren, geel tot bruin, die hij dan evenwel combineert, zoniet trancheert met donkerder partijen. Opvallend in de afwerking is ook dat hij het glanzende, het gladde lijkt te vermijden en eerder vasthoudt aan een ruwer oppervlak, wat dan weer naar de oermaterie en de aarde verwijst. Af en toe benaderen zijn vormen de functionele gebruikskeramiek, hoewel dat niet helemaal de bedoeling is. Van een uiterste versobering getuigen reeksen tegelvormen, eveneens in de geelbruine kleur, maar dan wel met een summiere grafische versiering bovenop, een soort honingraatmotieven, die in hun onafwerking vragen blijven stellen. Deze keramiekkunst bevat wel een aantal mysterieuze beschouwingen, die er meteen de aantrekkelijkheid van vormen.
Oekensestraat 138, 8800 Rumbeke..
| |
Octave Landuyt
(Gent, 1922) geniet sinds vele jaren een meer dan nationale bekendheid als kunstschilder, graficus, ontwerper van juwelen, wandtapijten, weefsels, decors en ook van sculpturale keramiek. Hij is een bijzonder vaardig talent. In elk van deze disciplines streeft hij de technische perfectie na, maar hij vertrekt bovendien ook telkens vanuit een persoonlijke en doordachte inhoud. Jan D'Haese schreef in 1980 hoe Landuyt de
Het bestaan vieren van de kikker, 1983, 47 × 34 × 18 cm. Foto R. Heirman.
keramiek heeft leren kennen: ‘Geleidelijk gleed de geest van zijn schilderwerk over in zijn keramiek. Hij verliet de traditionele wegen en volgde de loop van zijn barokke fantasie. Als een magiër heeft hij getoverd met wondere huidglanzen, met vormen verwant aan oude culturen. Hij tooide zijn sculpturen met parels, edelstenen en pluimen en gaf ze desnoods een decor.’ Zo krijgt de keramische sculptuur van Landuyt een typische eigenheid. De kunstenaar heeft de kansen en risico 's van aarde-in-vuur optimaal kunnen oproepen, verwoorden, verschalken. De figuratie die in zijn keramisch werk essentieel is, beantwoordt ook volledig aan het zogeheten infra-realisme, waarmee Emile Langui ooit het hele werk van Landuyt heeft betiteld. De artiest wil het binnenste van de dingen naar voren brengen en uitdrukken. Deze uitdaging maakt zijn kunst zo intrigerend. Het mysterieuze is binnen deze kunst volgroeid.
Gaverstraat 24, 9210 Heusden.
| |
Willy Langmans
(1957) volgde keramiek aan het Instituut voor Kunstambachten in Mechelen en aan de Academie van Dendermonde en monumentale kunst aan de Academie van Sint-Niklaas. Door zijn leraren, Arthur Vermeiren en Frank Steyaert, kwam hij terecht in de wereld van de echte keramisten. Zijn werk is dan ook zeer authentiek als expressie in klei, met gebruik van een strenge discipline: het draaiwerk. ‘De kleivormen
Potsculptuur, h 9,5 × dia 24 cm.
van Willy Langmans accentueren het contrast tussen chaos en orde, tussen zorgeloosheid en precisie. Ze hebben vaak een dubbele wand aardewerk, de ene glad afgewerkt, de andere met een kartelrand. De perfectie en het onvolmaakte zoeken elkaar, zoals de droom van een gelukkig hiernamaals en de ontberingen van het aardse tranendal reeds in de rituelen van primitieve culturen aanwezig zijn: de voorouders blijven een actieve rol spelen in het dagelijkse leven en verbinden het rijk van de geesten met dat van de nog levende mensen, dat van de ziel met dat van het lichaam. Ook in de decoratieve afwerking van het vaatwerk laat Langmans zich inspireren door uitheemse tradities: de bruin-grijze wanden worden gepolijst en af en toe voorzien van een gegraveerde banddecoratie. De kommen staan rechtstreeks op de bodem... Het bevallig voorkomen charmeert in dit oeuvre, dat een langzame, vertrouwen schenkende evolutie doormaakt.’ (Jan Walgrave, Openbaar Kunstbezit, 1996-1).
Meir 104, 2890 Oppuurs.
| |
| |
| |
Marf
Pseudoniem van Freddy De Vos (Oostende, 1951), werd reeds in 1980 laureaat van de Prijs voor Keramiek van de provincie Oost-Vlaanderen en heeft sindsdien talrijke tentoonstellingen gehouden in binnen- en buitenland. Hij is de ontwerper van de Castellum Cultuurprijs van de Stad Oudenburg 1994 en 1996 en realiseerde o.a. diverse graf- en herdenkingsmonumenten. Bij de opening van een van zijn tentoonstellingen zei Luc
Grafmonument voor Fritz Vanden Berghe, naar ‘De Staalmensen’ uit 1929, Gent. Foto M. & M. Hoflack.
Martens, Vlaams Minister voor Cultuur o.m.: ‘De beelden van Marf zijn een antwoord op de vraag naar de zin van het kunstenaarschap. Ze vormen een soort “poëtica van de keramist”, een bezinning op functie en wezen van de kunstenaar... Kan een kunstenaar zo met zijn hoofd in de wolken leven dat hij als het ware niet meer ziet wat er gebeurt of het niet meer wil zien? Deze vraag loopt doorheen het spanningsveld dat Marf met zijn beeldenreeksen heeft opgeroepen: van donkere, somber aandoende wolkenflarden, die het schuldig blijven van het antwoord op de gestelde vraag moeten symboliseren, naar een meer kleurrijke en driedimensionale vertolking, waarmee de kunstenaar het aanvaarden van de eigen beperktheid weergeeft. In de sculpturale keramieken en de bronzen beelden van Marf word ik vooral getroffen door de strakke beheersing van de vorm. Bij hem geen replica van de werkelijkheid, maar een stilering ervan.’
Aaigemstraat 92, 9000 Gent.
| |
Achiel Pauwels
(Gent, 1932) ‘behoort tot de absolute top van de keramiek - of de keramische beeldhouwkunst - in ons land. Bijgevolg ook elders. Dat geldt evenzeer voor zijn kunde als voor zijn inspiratie, evenzeer voor zijn engagement als voor de manier waarop dat gebeurt, evenzeer voor zijn sensualiteit als zijn tragiek, voor zijn humor en zijn ernst, zijn diversiteit en zijn eigen, unieke stijl. Hij is een bewogen man die de mensen
Soutientje, keramiek 1996, 70 × 27 × 15 cm. Foto: Phile Deprez, Gent.
aandachtig bekijkt en bekeken heeft en ze weet weer te geven in een brede waaier van technieken en op een wijze die het anekdotische overstijgt omdat zijn “verhalen” universeel zijn en toch gedurfd. Achiel Pauwels heeft een kwarteeuw les gegeven aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen en heeft zo veel jongeren zijn brede kennis, zijn boodschap en zijn enthousiasme meegegeven. Velen bleven de laatste jaren stilstaan bij zijn aangrijpende Sarajevogroep, die inderdaad een monument is. Een superieure hedendaagse installatie. Het zou echter verkeerd zijn hem alleen in functie daarvan te waarderen, hoe groots, universeel en plastisch deze installatie ook mag zijn.’ (Hugo Brutin)
Damstraat 5, 9910 Gent.
| |
Anne Perneel
(Brugge, 1961) ondernam na haar studie aan het Hoger Instituut Sint-Lucas Gent in 1985 een studiereis naar Zuid-Engeland waar zij de schoonheid, de warmte en de elegantie ontdekte van de gebruikskeramiek. Voornamelijk bezocht zij toen leerlingen die vanuit de Leach-traditie een eigen pottenbakkersbestaan aan het opbouwen waren. Dat werd ook meteen de kiem voor haar eigen werk en haar eigen loopbaan als
Schaal, keramiek, 1997, h 15 × diam 30 cm. Foto Griet Blomme, Oostende.
pottenbakker en dat vooral vanuit ons kunsthistorisch erfgoed gezien. Wij denken hierbij aan de Studio Pottery onder leiding van Bernard Leach, die in fel contrast staat met de industriële, anonieme en vaak smakeloze gebruikskeramiek.
De Westerwaldklei is de basis voor de meeste werken van Anne Perneel. Met deze grondstof maakt zij met veel liefde voor het vak en voor de materie een ongebreidelde collectie van gebruiksvoorwerpen. Vooral met de ringeloortechniek en de wastechniek bekomt zij een rijk en speels koloriet, doch altijd ingehouden en eenvoudig van decoratie.
Alles wordt gladgebrand op een temperatuur van 1250o met een eenvoudige veldspaat of kalkglazuur of het rijke asseglazuur, die haar potten een alledaagse duurzaamheid toekennen. Het resultaat is een weelde van sierlijke en gracieus gevormde recipiënten, die zowel in het binnenhuis als in de tuin een typische artistieke présence hebben.
Beukenweg 15, Loppem.
| |
Yves Rhayé
(Oostende 1936 - Okegem-Ninove 1995), schilder, tekenaar, beeldhouwer, keramist heeft zijn grote ervaring in de kunst van vuur en aarde opgedaan in de steenbakkerij Florizoone in Nieuwpoort en in het keramiekatelier Perignem in Beernem bij Laurent Vandeweghe. Hij heeft vooral bekendheid verworven met zijn keramische sculpturen uitgevoerd in chamotteklei. Zij vertonen weelderige, ronde, veelal erotische
Figuur, Grove chamotteklei, 1988.
vormen en een sober, eerder bescheiden koloriet. Het werk verwijst naar zowel menselijke als dierlijke figuren, naar groeiende kernen en volwassen gestalten, niet zelden omringd met vragen en mysteries. In 1977 schreef hij zelf over zijn werk: ‘Vormen maken, strelen, openrijten doen denken aan een graanveld in de lente. Elke vorm geschapen door mijn handen de wereld induwen, verschuiven naar een wilde toekomst, waar niemand me nog kent, alleen nog in het strelen van gebakken klei, nochtans schrijf ik op uw vel, Viviane, het echte ware uur. Mijn vormen om er de mens in zichzelve te vinden, midden de grote wonde van het verloren paradijs. In het veld ligt nu Miele te rusten, weet je nog, mijn eerste vormen ergens aan de zee?’ Rhayé's werk is in musea en privéverzamelingen over de hele wereld verspreid. Hij spreekt met zijn composities tal van mensen aan, ondervraagt ze en stelt ook universele vragen. Fons De Vogelaere noteerde: ‘Hij frutselt geen triviale maskerade bij elkaar, maar schept een persoonlijk ras van eigengereide hybriden.’
Rhayé-museum in Koekelare.
| |
| |
| |
Sleppe
pseudoniem van Marc Vanslembrouck (Oostende, 1953), is een ouderwets geëngageerde artiest. Hij is, zogezegd, de vinger aan de pols van de maatschappij. ‘De Alarmbel’ aldus deze Vlaming zelve. Vele van zijn collega 's verslijten zijn wekkergedrag voor dwaas, achterhaald of naïef, maar hij kan niet anders. Het recht moet zijn loop hebben en zegevieren waar het kan. Zijn werk keert zich tegen oorlog en uitbuiting,
Hamer en Sikkel, 1996. Foto: Willy Dee, Gent.
tegen racisme en gezapigheid. Hij moet iets vertellen... Sleppe wil laten zien waar hij staat in deze helse wereld. Hij bekommert zich louter om de zeggingskracht van zijn beelden, niet om kwalificaties als hemels schoon, technisch knap of ogenschijnlijk mooi.
Zijn werken zijn in keramiek en olieverf gestolde gevoelens. ‘Maar ik ga mezelf niet frustreren met vragen als ‘kan de kunst de samenleving verbeteren?’ De macht van het individu is te verwaarlozen. Zelfspot kun je geen Belg ontzeggen. Toch acht hij het zijn taak om alert te blijven. ‘Het is nooit weg om maatschappelijk bewustzijn te kweken.’ Inslapen en het sterrendom najagen laat hij liever aan anderen over. Dat zijn werk geen verontrustende schokgolven op de schaal van Richter voortbrengt, deert hem niet. Hij maakt wat hij maakt, hij is die hij is. Vrij-zijn is al wat dit menswezen van het leven verlangt. (A. Bisschop in Glas & Keramiek, zomer 1996).
Molenaarstraat 43, 9000 Gent.
| |
Frank Steyaert & Chris Scholliers
(1953) & (1964) bouwen te zamen hun werk op zoals een tekstschrijver en een componist samen een lied creëren. Dit gebeurt uiteraard in onderlinge dialoog en met gemeenschappelijke affiniteiten ten opzichte van het materiaal keramiek. De eerste samenwerking tussen Chris Scholliers en Frank Steyaert ontstond in 1992, toen Scholliers zich, als leerling van Steyaert aan de Academie van
Object zonder titel, 1993, b 63 × h 31 × d 7 cm. Geëngobeerd aardewerk. Drie tulpvormige bekertjes in neriage-porselein.
Dendermonde, specialiseerde in het porselein-inlegwerk. Al vlug ontdekten ze dat hun werk, hoe totaal verschillend van karakter ook, toch tot succesvolle combinaties kon leiden.
Chris Scholliers verwerkt ingekleurd porselein tot ragfijne, lotusvormige objecten, opgebouwd in een veelkleurige marquetterietechniek. De ruw gehouden entourage die Frank Steyaert hieraan toevoegt, verleent aan het werk een verrassende dimensie: door haar contrastwerking accentueert zij nog de fijnheid en de transparantie van de porselein fragmenten.
‘Steyaert beheerst de diverse technieken van de keramiekkunst en in zijn oeuvre hebben ze alle een plaats. Het feit dat hij op die manier de feeling van elk groeiproces in de vingertoppen houdt, zal daaraan wel niet vreemd zijn.’ (Hector Waterschoot, in J. Fontier, Keramiek in Vlaanderen, Tielt, 1986).
Veer 8, 9280 Denderbelle.
| |
Piet Stockmans
(Leopoldsburg, 1940) omschrijft zijn artistieke belijdenis als volgt: ‘Er valt in mijn werk niet meer betekenis gezocht te worden dan er voorhanden is. De echte betekenis berust in het handelen zelf, in de realisatie die gepaard gaat met fysieke inzet, maar ook met het gevoel van voldoening dat hoort bij de volbrachte taak. De fysieke ervaring, de eenvoudige ingreep ondergaan door de stof, tonen de schoonheid van het
Dertig jaar werken met porselein, 1993, Twee platen en masker, 130 × 12 × 18 cm.
werk. Het bestaan is het esthetische bestanddeel ervan.’
Dennenstraat 5, 3600 Genk.
| |
Lukas Vandeghinste
(Kortrijk, 1950) is kunstschilder en keramist. Als keramist werd hij opgeleid in de Academies van Kortrijk en Menen. In beide steden is hij momenteel leraar tekenen en beeldende kunsten. Zowel in de schilderkunst als in het keramisch gebeuren wordt hij gefascineerd door de kleuren en door een vormelijke speelsheid. In 1990 werd hij laureaat van de Prijs voor Keramiek van de provincie West-Vlaanderen. In Firenze Italië
Tuinkabouter, keramiek, 1240o gebakken, kobaltoxyde, goudluster. h 67 × b 25 × d 20 cm. Foto: Saar Vandeghinste.
en in Kairo o.a. werd hij met zijn werk onderscheiden. Nadat hij een tijdlang ruime schalen had gemaakt, waarop figuurtjes waren aangebracht en diverse vormen van speelse decoratie, heeft hij de jongste tijd tuinkabouters gemaakt. Hierover schrijft hij zelf: ‘Wie zijn toch die vreemdelingen, die onverwachte toeristen, kuierend als tuinarmatuur in ons zo dierbaar kunstlandschap? Reeds hun aanwezig zijn laat ons dromen over nu, wat was en wat komen zal. De tuinkabouter - het object - de kunstenaar. Krijgt zijn aanwezigheid de nodige aandacht, alsook de plaats waar hij recht op heeft: de openbare publieke ruimte? Of moet hij zich noodgedwongen verschuilen, schuil houden bij de kunst-zinnige tuinliefhebber?’
Dit jongste werk steekt wel schril af tegenover de massaproductie van tuinversiering en -meubilair; het is zoveel als een uitdaging ervan.
Kortrijksestraat 22, 8501 Heule.
| |
| |
| |
Agnes van de Perre
(Ninove, 1938) was in haar geboortestad veel jaren werkzaam als tekenlerares. Daarna volgde zij opleidingscursussen kunstambachten en werd zij zelfstandige keramiste. Zij ontwikkelde een eigen visie en werkmethode.
Bij voorkeur laat zij zich inspireren door de Indiaanse levensfilosofie, door de eenvoud en de soberheid van hun oeroude symbolen en motieven. Haar werkwijze is eveneens primitief. Alles
Pot, keramiek. Foto: Jules Alberts.
wordt opgebouwd met de hand en in veldovens gebakken. Aldus wordt de klei als levend materiaal ervaren en blijft ieder object uniek. Pottenbakken is voor deze artieste, op intuïtieve wijze, de klei laten spreken in een mooie vorm, een oervorm, die zowel getuigt van eenvoud in de vormgeving en de kleur als van kracht en innerlijke bezieling. Zo ontstaan schalen, potten, kruiken of urnen, die als gebruiksvoorwerpen kunnen fungeren, maar tegelijk zelfstandige kunstwerken zijn geworden.
Agnes van de Perre heeft bewezen dat de keramiek in de volle zin van het woord een zelfstandige, autonome kunst is geworden. Dank zij artiesten als zij heeft deze pottenbakkerskunst zich kunnen losmaken uit de wereld van kunstnijverheid en manufactuur. Al meer dan twintig jaar stelt Agnes van de Perre haar werken tentoon. Ook leidt zij lente- en/of zomercursussen (Levende Aarde / Terre Vivante) in Nederland en Frankrijk.
Jupiterstraat 37, 9030 Mariakerke.
| |
Rik Vandewege
(Gent, 1951) zijn potten ‘zijn niet gedraaid, maar vanuit een bekraste kleiplaat opgebouwd, gevouwen in een materie, die het gekunstelde van glazuren heeft geweerd en ontroerende aardekleuren bezit, waarin soms groen opvlamt, maar veelal grijzen en discrete bruinen tal van schakeringen reveleren. Men kan goed merken hoe de simpele gedachte van een pot, die omwille van de inkepingen niet eens als gebruikskeramiek
Potvorm, keramiek, 1995. h 25,5 × b 29,5 × d 29 cm.
kan worden aangezien, tal van varianten en intensiteiten bezit en hoe schriftuur tastbaar wordt gemaakt.’ (Hugo Brutin). ‘De verweerde wanden van het werk van Rik Vandewege vertolken met tinten vol warm sentiment het honkvaste, maar ook de droom van ontsnapping. De sneden door de compacte klei ontdoen de kom van haar traditionele bestemming: ze zijn een bewuste bevrijding uit een eeuwenoud keurslijf, teken van een nieuwe bestemming. Keramiek is materieel tastbaar, de maker toetst zijn ingevingen aan de fantasie van de beschouwer.’
(Jan Walgrave).
‘Vandewege concipieert volronde sculpturen, met een voor- en achterwand, opgebouwd met kleibanden rondom een tussenwand, die nauwelijks een rol speelt in de artistieke conceptie: zijn functie bestaat erin een dragend element van de compositie te vormen.’
(Hector Waterschoot)
Balgerhoeke 162 A, 9900 Eeklo.
| |
Rogier Vandeweghe
(Ruiselede, 1923) heeft glasramen ontworpen en uitgevoerd en is de jongste jaren nog uitgegroeid tot een bijzonder gevoelig aquarelschilder. Maar hij zal in lengte van jaren bekend blijven als een van de pioniers en de meesters van de keramiekkunst in Vlaanderen. Hij heeft alle soorten keramiek gemaakt. Op het stuk van de functionele keramiek kan hij zijn mooiste werk laten zien, gaaf van afwerking en delicaat van
Potvorm met deksel, keramiek met schildpadtextuur. Foto: J. Pyck.
kleur: pronkstukken die overigens al in talrijke steden van het land en tot ver in het buitenland werden geëxposeerd. De gelegenheidskeramiek, veelal werk in opdracht, was bij hem eveneens in goede handen. Ondanks het delicate van deze bedrijvigheid wist hij steeds tot een verantwoord resultaat te komen. Rogier Vandeweghe heeft dit in eerste instantie te danken aan zijn technische kennis. Niet minder belangrijk is zijn zeer kritische instelling. Dit is de goede houding van iemand die weet wat in zijn kunnen ligt, maar die in het edele spel van klei en vuur de kansen tot het summum weet uit te baten. Rogier Vandeweghe kende zijn opleiding o.m. bij Joost Marechal en startte zijn loopbaan als keramist in Aalter. In 1952 stichtte hij het keramisch bedrijf Perignem in Beernem en van 1956 tot heden leidt hij te zamen met zijn echtgenote het bedrijf Amphora in Sint-Andries, naast keramiek- ook een glasatelier waar glas in lood en glas in beton wordt gemaakt. De grote ruimten van dit bedrijf worden vaak opengesteld voor tentoonstellingen van andere kunstenaars.
Oudstrijderslaan 14, 8200 Sint-Andries.
| |
Geert van der Borght
(Aarschot, 1955) vraagt met zijn keramiekkunst als het ware een innerlijke rust, een stilte van de toeschouwer om te kunnen binnentreden in het gevoel dat het werk wil overdragen. Het dringt zich niet op, schreeuwt niet om aandacht. Het geeft de toeschouwer de tijd en de ruimte om zich wel of niet te verbinden met het object. Het is een krachtige aanwezigheid die vanuit een bewuste soberheid een bijdrage wil leveren
Potten, keramiek, 1996.
aan de subtiele schoonheid. Elke glazuur is een gevolg van intens zoekwerk. Ze wordt samengesteld uit natuurlijke materialen als gesteenten, asse van bomen en planten... Het is een logisch gevolg van de natuurlijke verbondenheid van de kunstenaar met de natuur in de ruimste zin van het woord.
‘Een keramist moet de handen van een beeldhouwer hebben en de polsen van een schilder. Bij het decoreren van zijn vormen maakt Geert van der Borght gebruik van eigen gemaakte penselen met lange haren, die hem in staat stellen via een zeer slepende beweging een extra spontane schildering in zijn werkproces te integreren... Het geslaagd in elkaar opgaan van vorm, decoratie en glazuren verleent zijn objecten een monumentaliteit, nog verstevigd doordat al de opbouwdelen wortelen in een ‘natuurlijke wereld.’ (Prof. dr. Leo van Buyten).
Braeke Poort 48, 3200 Aarschot.
| |
| |
| |
Denyse van Doosselaer
(Aken - D, 1926) is leraar juweelontwerpen, mode, geschiedenis van het juweel aan het Sint-Lucaspaviljoen in Antwerpen en lerares kostuumgeschiedenis aan het Technisch Instituut Onze-Lieve-Vrouw te Gent. Zelf werd ze opgeleid aan de Kunstacademie van Eeklo o.m. bij leraar en keramist Achiel Pauwels.
Haar vormgevingen in klei getuigen aldoor van diepe historische achtergronden. Vandaar voelt zij
Koning en koningin of Waar is de tijd? keramiek, h 55 × b 45 × d 40 cm.
zich verbonden met de vormgeving van primitieve volkeren. Ook Romaanse elementen en alles wat natuurgebonden is spelen hier een bijzondere rol.
De keramiekkunst van deze artieste, zoals ook haar batiks en haar juwelen, zijn een weerspiegeling van haar diepste eigenheid: de materie omzetten in een boodschap van vreugde en verlangen naar een kosmische eenheid. Daarbij hoort een zinvolle en kritische keuze van de kleur.
Het speelse element is nooit ver weg. De vormen worden gevouwen en opgebouwd in talrijke onverwachte wendingen en de artieste beschildert deze vormen dan als het ware met een even grillig en somtijds verrassend koloriet.
Deze boodschappen laat ze uitdragen door zwevende personages, engelen of koningen, zoals Jan d'Haese schreef ‘dit alles met een bizarre verbeelding en verfijnde afwerking die het temperament niet verdringt.’
Kerrebroek, 9850 Nevele.
| |
Johan van Geert
(1960) koppelde zijn bekommernis om materiaal en techniek steeds met de wil om zijn kritische visie op wereld en samenleving rondom hem vorm te geven. ‘In zijn recent werk komt zijn geëngageerde houding duidelijk tot uiting. Het centrale en steeds weerkerende motief is het beeld van de gekruisigde Christus. Van Geert haalt dit symbool uit zijn westerse context om het in een nieuw verband te plaatsen.
‘Clean Sweet’, metaal + steengoed/porselein, 35 × 20 cm.
Het geladen symbool van de lijdende verlosser wordt van zijn betekenis ontdaan en herleid tot niet meer dan een decoratief motiefje. Maar bij nader toezien gebruikt Van Geert het Christusbeeld als symbool voor de mens tout-court, de lijdende mens van vandaag, niet alleen in Sarajevo en Ruanda, maar over de hele wereld. De Christusfiguren, die zich onveranderd in een spiegel weerkaatsen (omdat de beeldjes langs voor- en achterkant gelijk zijn) staan voor de mens die steeds weer in dezelfde zwakheden vervalt, die nooit leert uit het verleden, die zich altijd weer schaart achter de Grote Ideeën of het Grote Voorbeeld en daardoor juist het lijden van anderen veroorzaakt en er tegelijk het slachtoffer van wordt.
Het is niet de bedoeling van Johan van Geert het geloof te bekritiseren, maar wel fenomenen als racisme, fundamentalisme en vooral onverschilligheid in vraag te stellen.’ (Mark Michiels).
Terlinckstraat 28, 2600 Berchem.
| |
Inge Verhelst
(Aalst, 1959) is verliefd op klei. Ze geniet van de plooibaarheid van dit basismateriaal en ze kan er niet genoeg van krijgen om deze vormloze materie om te kneden tot slanke en elegante aarden potten. Van op jeugdige leeftijd liet het haar niet meer los. Na de middelbare studie stevende ze regelrecht naar de academie. Eerst Aalst, dan Antwerpen waar Achiel Pauwels, door inlassing van vaatwerkoefeningen, haar
Vaas, 1996.
aandacht vestigde op de potvorm. En dan, na lang oefenen en doorzetten, gebeurde het wonder. Ze ontdekte dat de scherp geprofileerde curve van de potvorm haar uitermate boeide als uitdrukkingsmiddel van inwendige tegenstellingen. Imperfectie, onvolledigheid, schijn, verdriet, scepsis. Ze voelde de aandrang om deze emoties over te brengen in haar kunstwerken. ‘Het sierlijke van de pot werd nu plots verbroken door heftige inkervingen aan de bovenrand. De lange, smalle vaas verloor de beschermende geslotenheid en werd bovendien agressief afgebroken door een gekartelde rand. Ze beschadigde doelbewust de zijwand met krassen... De expressieve oervorm, de roestbruine tint en de agressieve potrand geven de zekerheid dat vernietiging gekoppeld aan vertedering uitkomst voor een gekneusde wereld kan bieden.’ (Herman Meulemans).
Terlinckstraat 28, 2600 Berchem.
| |
Suzy Verleye
(Torhout, 1944) is kunstschilderes, aquarelliste en keramiste. Zij studeerde aan de Academie voor Schone Kunsten van Brugge en van Gent en volgde een cursus methode O. Kokoschka in Oostende en Oostmalle. In 1984 werd ze in Brugge onderscheiden met de Dr. A. Demeyerprijs. In de verschillende disciplines die zij beoefent, valt een bijzonder grote vormelijke beheersing op, niet het minst in de keramiek waar deze
Figuur Emma Samay, keramiek, h 48 × b 42 cm, 1995.
gecombineerd wordt met een fijngevoelige kleurenkeuze. Over haar omgang met klei en vuur zegt zij zelf: ‘Het is een rustgevende, diepe sensatie, losgeweekt door het contact met klei, die telkens weer mijn ziel beroert. Er groeit een verwantschap met alles wat leeft. Dit inspireert mij spontaan tot een vormgeving die telkens om andere invalshoeken en evolutie vraagt. De beelden groeien uit de schijnbaar vormeloze materie en confronteren mij allereerst met mijzelf: een spiegel van aarde toont de meest subjectieve facetten van zijn eigen wezenheid. Ook al wanneer ik de strijd met de realiteit niet uit de weg kan gaan, is er een harmonie van schoonheid, vreugde, leven.’ In de aankleding, de kleurige opperhuid krijgen de figuurcreaties van Suzy Verleye een aantrekkelijke, daarom niet minder geheimzinnige aanwezigheid. Dit raadselachtige verband tussen de artieste en het kunstwerk is een van de meest intieme verrassingen die deze keramiek kan bieden.
Oude Bruggeweg 234, 8460 Roksem (Oudenburg).
| |
| |
| |
José Vermeersch
(Bissegem, 1922)
Staande
Ja, er komen kalme armen voor
Ook aan vrouwen hangen handen
Snel verlegen vingers zweven
Even talmend als verlangend.
Groep, Keramiek, 1995.
Rijst het lijf voorlopig.
Meestal niet. Als het al geen
En zich rijden laat, een hond
Ergens zit en aan zichzelf
onwillig om te overlijden.
Lampernisbeekstraat 3, 8860 Lendelede.
| |
Gerda Vermoere
(Kortrijk, 1958) schrijft zelf over haar werk: ‘Mijn keramiek is in principe kleurrijk, goedgemutst, en bestaat uit vrouwelijke torso's, vertrekkend vanuit mezelf en de mensen rondom mij. De basis voor deze keramiek is het gebruik van drie soorten klei: wit, rood en zwart bakkend. De kleuren zelf worden met klei en stains gemaakt en ineengerold in de kleiplaten. Het opbouwwerk gebeurt met deze kleiplaten. Op het geheel
Eternity, wit, rood en zwartbakkende klei, stains, transparante glazuur.
Monocuisson aan 1040o in elektrische oven. 62 × 52 × 25 cm.
komt er soms nog een engobe-beschildering bij. Dit alles gaat voor één bakbeurt in de elektrische oven. Een satijnen tot glanzend oppervlak siert de beelden. Mijn keramiek zelf is een authentieke ruimtevorm alsook drager van een picturaal verhaal, waarop de toeschouwer, groot of klein, zijn fantasie de vrije loop kan laten zoals ook ik dit gedaan heb bij het maken van deze beelden.’
Het totaalbeeld overheerst de vele details die toch verzorgd zijn en getuigen van raffinement. Het geheel is kleurrijk, houdt rekening met de zwaartekracht en belijdt op een eigen vranke manier een treffend gevoel voor stijl en klasse. Naast de torso's zijn er ook dozen, gesloten vormen waarvan de schijnbare gestrengheid snel opklaart door het bonte koloriet. Ten slotte zijn er nog de zogeheten eilandjes, landschapsfragmenten, waarop schematische bouwsels zijn geplant.
Sleestraat 2b, 2820 Rijmenam.
|
|