Schutterszaal
De grootste zaal van het Stadhuismuseum is de Schutterszaal. Bij binnenkomst valt de open eiken kapconstructie op. Het lijkt op de constructie van een scheepsromp in omgekeerde vorm en er is geen enkele spijker gebruikt.
De eiken kast, waarin de thesauriers hun in perkamentgebonden rekeningen bewaarden, staat als pronkstuk tegen een van de zijmuren van de Schutterszaal.
Een model van de Sint-Lievens-Monsterkerk, gemaakt van papier maché, geeft een idee van de schoonheid van dit in 1832 afgebrande gebouw. Deze kerk, de grootste van Zeeland, was 102 meter lang, had drie schepen, een dwarsschip, 9 kapellen rond het koor en 18 kapellen langs de zijschepen. Tot de Reformatie stonden in de kapellen de altaren van de gilden. Later verfraaide men het kerkinterieur met een sierlijk gebeeldhouwde preekstoel, regentenbanken, een orgel met rijk bewerkte kast, graftombes en wapenborden van leden van voorname families, die in de stad of op het eiland hadden gewoond. Kort na de brand, die zeven uren duurde, werden de bouwvallen opgeruimd. Op dezelfde plaats werd een kleiner kerkgebouw in neo-classicistische stijl gebouwd, de Nieuwe Kerk. Die kwam in 1848 gereed.
De stevige constructie van de stadhuistoren toont het houten model, dat in het museum staat. De toren werd in de jaren 1550-1554 gebouwd. Eeuwenlang hing daarin het carillon van Peeter van den Ghein. Op de torenspits staat een verguld koperen Neptunusbeeld als windwijzer.
Boven de schouw in de Schutterszaal hangt een wandtapijt over de ondergang van Westenschouwen. Dit was in de middeleeuwen een belangrijke havenstad aan de zuidkust van het eiland en er was veel scheepvaart op Engeland. Deze kant van Schouwen had echter veel te lijden van het water. In het midden van de 16de eeuw was Westenschouwen niet meer dan