boomd vaartuig werd in Breskens gebruikt. De afbeeldingen van dergelijke schepen dateren allemaal uit de 19de en 20ste eeuw. In vergelijking met andere scheepstypen bestaan er weinig oudere afbeeldingen van deze schepen. De modellen in het museum geven een mooi overzicht van de verschillende wijzen van tuigen van de zeilen en de typen blokken die gebruikt werden om de zeilen op te takelen. Hoogaarzen waren algemeen getuigd met het spriettuig, maar door de vele nadelen, zoals het snelle omslaan van de schepen bij stormweer, gebruikte men na 1930 het gaffel of bezaantuig.
Op 10 mei 1940 stonden volgens het Centraal Visserij Register 41 vaartuigen in Breskens ingeschreven, in grootte variërend van forse motorkotters tot kleine roeiboten. Tijdens de oorlog werden er nog 9 bijgevoegd. 29 schepen zijn tijdens de oorlog verloren gegaan. Ook de haven van Breskens en het grootste gedeelte van het dorp werden bij het bombardement van 11 september 1944 onherstelbaar verwoest. Een kleurige maquette, enkele schilderijen en een collectie foto's laten zien wat er verloren is gegaan.
Tijdens de bezetting werd er weinig gevist. Daardoor was de hoeveelheid haring in de Noordzee toegenomen. Na 1945 werd er dan ook op haring gevist. Urkers, Texelaars, Scheveningers en Katwijkers kozen Breskens als aanvoerhaven. Deze haringtijd bracht brood op de plank voor veel gezinnen in Breskens en duurde tot de helft van de jaren 60. In diezelfde tijd werd ook de aanlegplaats van de veerpont Vlissingen-Breskens op een plaats buiten het dorp aangelegd en groeide de jachthaven. Ook van de situatie in de jaren 50 is in het museum een maquette te zien, waarin modellen van de grote kotters, de trots van Breskens, tonen hoe de boomkorvisserij er in de praktijk aan toegaat.
Voor die visserijmethoden waarbij met een gesleept net vlak boven of over de zeebodem gevist wordt, is het van belang dat de schipper, naast de informatie over de diepte en de bodemgesteldheid, ook de aanwezigheid van vissoorten kan observeren. Toen het echolood zijn intrede deed in de visserij konden deze opsporingsmethoden verder ontwikkeld worden.
Oorspronkelijk gebruikte men het echolood om de diepte te bepalen, maar al in 1933 constateerde een Engelse schipper, dat naast de sterke echo van de zeebodem ook zwakkere echo's werden waargenomen, die van de scholen vis afkomstig bleken.
De commissie Historische Apparatuur van Radio Holland BV. stelde bij de opening van het museum in 1990 apparatuur beschikbaar uit de jaren vijftig en
Oude foto met zicht op de vissershaven in Breskens.
in 1991 werd rond deze apparatuur een stuurhut gebouwd. Zendontvanger en marifoon staan bij de kaartentafel, een echolood van het schrijvend type hangt aan de wand. Bij dit type echolood zendt een transducer continu geluidssignalen naar de bodem van de zee en vangt de door de bodem teruggekaatste signalen weer op. Door het tijdsverschil tussen uitzenden en weer opvangen van het signaal te meten kan de visser met grote nauwkeurigheid de vis opsporen en de diepte bepalen.
Een prachtig uitzicht, vanuit de stuurhut, over de haven van Breskens maakt dat niet alleen kinderen zich af en toe even schipper willen wanen binnen de veilige muren van het museum.