derzoek is verricht binnen een zogenaamd castellum. Deze militaire nederzetting werd als onderdeel van een reeks kustversterkingen waarschijnlijk rond 175 aangelegd en heeft bestaan tot ca. 273 toen het door ‘noorderlingen’ werd verwoest.
Uit deze periode zijn meerdere soorten Romeins aardewerk tentoongesteld. Het inheemse Menapisch-Romeinse aardewerk werd vervaardigd en gebruikt langs de Vlaamse en Zeeuwse kust. De bekendere Romeinse aardewerksoorten zijn afkomstig van elders en dus geïmporteerd. Hiertoe behoren o.a. het fameuze terra sigillata, terra nigra, Belgische waar en dikwandig aardewerk als wrijfschalen en amforen. Zij dienden voor opslag en transport van levensmiddelen. Sieraden werden gevonden in de vorm van fibulae, haarpennen, ringen en ringstenen, armbanden, enz. Tot de fraaiste voorwerpen behoort een aantal terracotta en bronzen cultusbeeldjes,
In Aardenburg werden verscheidene bronzen en terracotta beeldjes gevonden van Romeinse goden en godinnen. Een klein beeldje van Bacchus, god van de vruchtbaarheid, oerdrift, leven en dood, is zonder twijfel het beste bewaard gebleven. De god is uitgebeeld als een naakte mollige peuter die een bloemenkrans om zijn hoofd vasthoudt. In zijn linkerhand staat een mand met bloemen, een bekend symbool van vruchtbaarheid en voorspoed. Aan de achterzijde bevindt zich een klein gat, waarmee het beeldje bevestigd kon worden op een groter voorwerp. Misschien was dit een panter, een dier waarmee Bacchus vaker is afgebeeld.
Het groengeglazuurd ceramiek is een van de aantrekkelijkste produkties van de middeleeuwse Aardenburgse aardewerkindustrie. De pottenbakker heeft het luxueuze effect van zijn produkten nog eens extra verhoogd door versiering met behulp van een radstempel. Dit was een soort wieltje met versieringen, dat men hield tussen duim en wijsvinger en over de wand van de kruik liet lopen. Zo ontstond bij de linker kruik een soort streepjesspiraal in drie banden. De rechter kruik is anders van vorm, maar is op dezelfde wijze versierd. Voor de kruiken ligt een masker dat diende als versiering op een donkergroen geglazuurde kan. Het is niet onmogelijk dat het vervaardigd is in Engeland en van daaruit werd geëxporteerd naar Aardenburg, aangezien gezichtsmaskers op Engels aardewerk vanaf de tweede helft van de 13de eeuw vrij veel voorkomen. Onder de mond is nog juist een handje te zien.
voorstellende goden als Bacchus en Mercurius en godinnen als Minerva en Isis-Fortuna. Bouwmateriaal is vertegenwoordigd met dakpannen, siertegels, beton, fragmenten van muurschilderingen, delen van een verwarmingssysteem e.d. Het gave skelet van een ca. 40 jaar oude man, begraven in hurkhouding, wordt gedateerd op het einde van de derde eeuw. Waarschijnlijk behoorde de man tot de plunderaars van Romeins Aardenburg; de ingeslagen schedel wijst op een gewelddadige dood.
Na de Romeinse periode was bewoning in en rond Aardenburg slechts op beperkte schaal mogelijk. Vanaf de achtste eeuw wordt Aardenburg in historische bronnen genoemd. Tussen de 10de en de 14de eeuw ontwikkelde het zich van een onaanzienlijke agrarische nederzetting tot een omvangrijke Vlaamse haven- en handelsstad aan het riviertje de Ee en de zeearm 't Zwin. Even vóór 1187 werden aan Aardenburg stadsrechten verleend, waarna