| |
| |
| |
W.H.P. Scholten
Musea in Zeeland. Een kennismaking
Hoe bestaat het!
Zeeland is met zijn oppervlakte van 312.000 hectare, waarvan 132.500 hectare water, en 366.000 inwoners een kleine provincie. Toch zijn er vijfendertig musea en dat is veel. Musea zijn dan ook te vinden in iedere regio van Zeeland, met een zeker zwaartepunt op Walcheren. Ieder van de 27 gemeenten in Zeeland, in inwonertal variërend van ongeveer 2.500 tot ongeveer 44.500, heeft in zekere mate wel bemoeienis met een museum. De musea zélf, zijn vrijwel alle kleinschalige organisaties, die met bescheiden middelen een plaats- of streekgebonden collectie beheren en presenteren. Het moge duidelijk zijn, de schaal waarmee de musea in Zeeland hebben te maken is klein. Dat heeft zijn nadelen, grote investeringen zijn vaak moeilijk te realiseren, maar zeker ook zijn voordelen. Het draagvlak bij de eigen bevolking is hecht, de bezoekers voelen zich vaak
Detail van het schilderij ‘Gezicht op Vlissingen’ van J.B. Seghers. Het detail laat, ter weerszijden van het Keizersbolwerk, de koopmanshaven en de vissershaven zien. Op de achtergrond de Jacobskerk. Derde kwart zeventiende eeuw (Stedelijk Museum Vlissingen).
persoonlijk te gast, er is sprake van structurele ondersteuningsstructuren en met regelmaat leidt intermuseale samenwerking tot aansprekende projecten. Dat alles wil natuurlijk niet zeggen dat het museumwerk in Zeeland zich probleemloos voltrekt. Door de jaren heen zijn de taken van het museum uitgebreider en bepaald ook gecompliceerder geworden. Neem bijvoorbeeld de taak om het museum als instelling goed te laten functioneren. Er is een groeiende noodzaak om met een scherp en vooral zakelijk oog naar de huisvesting, de financiën en de personeelsorganisatie te kijken. Subsidies en andersoortige financiële bijdragen worden niet langer ‘zonder meer’ verstrekt. Het museum moet in bedrijfsmatig opzicht op eigen benen kunnen staan. Ook het beheer en behoud van de verzamelingen vergen de laatste tijd meer en gecompliceerdere voorzieningen dan in het verleden. Het louter en alleen in bezit hebben en houden van een hoeveelheid voorwerpen, hoe waardevol deze ook kunnen zijn, is voor een museum onvoldoende. De voorwerpen dienen alleszins verantwoord te worden bewaard en onderhouden. Het materiële verval moet tot het absolute minimum worden beperkt.
Daarbij komt dat de verzamelingen pas bruikbaar zijn indien ze via registratie en documentatie zijn ontsloten. Voor de musea in Zeeland is vooral ook de publieksfunctie van groot belang. De verzamelingen zijn over het algemeen niet van dien aard dat ze uitsluitend op grond van hun autonome kunst- of cultuurhistorische waarde publiek trekken. Het is juist de relatie met de geschiedenis of de natuur van de eigen plaats of regio die voor het publiek - van binnen en buiten de provincie - aantrekkelijk is.
Op al deze punten proberen de Zeeuwse musea, individueel maar meer nog in onderlinge samenwerking, hun kwaliteit te verbeteren, daarbij gesteund door de Vereniging van Zeeuwse musea, het Bureau provinciaal museumconsulent Zeeland, de verschillende overheden en instellingen als de Stichting Steunfonds voor de Zeeuwse musea.
Het niet bestaande, gemiddelde museum in Zeeland is ontstaan uit de behoefte van een groep geïnteresseerde particulieren, al of niet door de overheid gesteund en gestimuleerd, om een verzameling meer of minder interessante voorwerpen bijeen te brengen, te bewaren of tentoon te stellen. Zo is het in 1769 in Vlissingen opgerichte Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen als eerste in Zeeland begonnen met het bewust verzamelen van ‘oudheden en naturaliën’. Deze verzamelingen van het nog steeds bestaande én verzamelende Genootschap zijn nu in beheer van het Zeeuws Museum in Middelburg. Soms werkt een jubileumfeest of een tentoonstelling als katalysator voor allang sluimerende museumgevoelens. Een in 1927 ter gelegenheid van een landbouwtentoonstelling georganiseerde historische expositie leidde in Hulst tot de oprichting van de Vereniging Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten, die in 1929 een
| |
| |
Gezicht op de Stormvloedkering in de Oosterschelde. De foto is genomen vanaf het dakterras van het ir. J. Topshuis, het bedieningscentrum van de kering. In het Topshuis is ook Delta Expo gevestigd.
Oudheidkamer opende, thans uitgegroeid tot het Streekmuseum De Vier Ambachten. Ook het Streekmuseum De Meestoof in Sint-Annaland is een, zij het verlaat gevolg van een tentoonstelling. In 1966 vierde de stad Tholen zijn zeshonderdjarig bestaan. Een van de activiteiten die deel uitmaakten van de jubileumviering, betrof een overzichtstentoonstelling. In de jaren daarop werd nogmaals een dergelijke tentoonstelling georganiseerd. Uiteindelijk culmineerden deze initiatieven vanuit de plaatselijke bevolking in de vestiging van het museum, dat in 1973 officieel de deuren opende.
De stedelijke verzamelingen van voornamelijk oudheidkundige voorwerpen van Veere en Goes, hebben in respectievelijk het Museum De Vierschaar en het Museum voor Zuid- en Noord-Beveland na de Tweede Wereldoorlog een verantwoorde bestemming gevonden. Ook dat mag op het conto van het particuliere initiatief worden geschreven. De oudheidkamer in het stadhuis van Veere had zijn ontstaan en functioneren in hoofdzaak te danken aan de vrijwillige inzet van de gemeentebode. Een vergelijkbare situatie deed zich voor in Goes. Daar was het de stadsarchivaris die in de vorige eeuw een eveneens in het stadhuis ondergebrachte oudheidkamer realiseerde. De combinatie van functies en het op basis van vrijwilligheid uitoefenen daarvan, mag typerend worden genoemd voor de personeelsorganisatie van het gemiddelde Zeeuwse museum. Slechts eenderde van de musea heeft de beschikking over medewerkers in loondienst. In musea als het Gemeentelijk Archeologisch Museum Sluis-Aardenburg, het Visserijmuseum Breskens en het Museum de Burghse Schoole is dat één persoon, de beheerder.
Tweederde van de Zeeuwse musea werkt uitsluitend met vrijwilligers. Deze musea kunnen overigens een relatief omvangrijke personeelsorganisatie hebben. De Stoomtrein Goes-Borsele heeft bijvoorbeeld dertig vrijwilligers ‘in dienst’, die volgens strikte richtlijnen hun werkzaamheden verrichten. Omdat het museumwerk zo uitermate divers is, heeft dat in de praktijk tot gevolg dat museummedewerkers in Zeeland veel verschillende dingen doen. Ze zijn dan ook in de eerste plaats generalisten. Hoewel de medewerkers die voor hun functie zijn opgeleid, op de vingers van twee handen zijn te tellen, is de professionaliteit van de museummedewerkers door de band genomen vrij behoorlijk. Daarbij speelt een rol dat er voor de geïnteresseerde museummedewerker redelijke mogelijkheden zijn om aan deskundigheidsbevordering te doen. Er is in Zeeland een wisselend aanbod aan studiedagen en cursussen om zich (verder) te bekwamen in het museumvak of onderdelen daarvan. In 1995 is in dit kader in Zeeland ook begonnen met het aanbieden van zogeheten basiscursussen. Deze landelijk opgezette, praktische cursussen van ongeveer vier à vijf dagdelen bieden museummedewerkers de kans om zich te bekwamen in een van de vier onderscheiden taakvelden van het museumwerk: registratie en documentatie, behoud en beheer, publiekstaken en bedrijfsvoering.
| |
Zeven maal een verhaal over Zeeland
Beschouwen we de musea als plaatsen waar aan de hand van authentieke voorwerpen op een bijzondere wijze een verhaal wordt verteld over de cultuur en de natuur, dan zijn er in Zeeland vele interessante verhalen te beluisteren. Zeven van die verhalen mogen bij een kennismaking als deze niet ontbreken.
| |
Zeeland Overzee
De zee is dichtbij in Zeeland en het is dan ook logisch, dat de handel overzee van oudsher een economische factor van betekenis was. Aanvankelijk beperkte de handel zich tot het Europese continent. Kooplieden vervoerden hun lading vanuit steden als Zierikzee, Goes en Middelburg naar de gebieden rond de Middellandse Zee en de Oostzee in schepen als de vrachthoeker, waarvan een model in het Maritiem Museum Zierikzee is te bewonderen. In de zeventiende eeuw breidde de handel zich uit tot verderweg gelegen gebieden. De Verenigde Oostindische Compagnie (opgericht in 1602) en de Westindische Compagnie (opgericht in 1621) zorgden voor een lucratieve handel op Azië, Afrika en Amerika. De Kamer Zeeland van de VOC was na die van Amsterdam de belangrijkste. Vlissingen en vooral Middelburg voeren daar wel bij. De fraaie zeventiende- en achttiende-eeuwse porseleinen voorwerpen in het Zeeuws Museum, eens het trotse bezit van patriciërs, regenten en handelaren, getuigen daar nog van. De winstgevende handelsvaart kwam niet zonder verliezen tot stand. Veel Zeeuwse schepen keerden ten gevolge van oorlog, kaperij, weersomstandigheden of averij nimmer naar hun thuishaven terug. In een enkel geval voltrok zich het noodlot zelfs op het moment dat het schip de reis nog nauwelijks was begonnen. De ondergang van de Oostindiëvaarder 't Vliegent Hart in 1734 is daarvan een schrijnend voorbeeld. Het schip liep vast op een zandbank in de monding van de Westerschelde en verging met man en muis. Een deel van de lading is in de jaren tachtig van deze eeuw boven water gebracht. De gouden en zilveren munten, zwaardklingen, wijnflessen en gebruiksvoorwerpen worden nu bewaard en gepresenteerd in het Stedelijk Museum Vlissingen. Met de liquidatie van de grote handelscompagnieën in het laatste decennium van de achttiende eeuw, komt voor Zeeland het definitieve einde aan de grootschalige overzeese
handel.
| |
| |
| |
Verborgen Zeeland
Vanaf de prehistorie hebben er mensen in Zeeland gewoond. Allen hebben zij hun sporen in de bodem achtergelaten. De meeste daarvan zijn in de loop der tijd weer verloren gegaan, terwijl een enkel spoor blijvend is teruggevonden. Soms wordt, met opzet of bij toeval een nieuw spoor aan het licht gebracht. Ongeveer 10.000 jaar geleden was er in het huidige Oost-Zeeuws-Vlaanderen, bij Nieuw-Namen, voor het eerste sprake van menselijke bewoning. Het bewijs wordt gevormd door een klein aantal vuurstenen gebruiksvoorwerpen in het Streekmuseum De Vier Ambachten. De pijlspitsen, krabbers en messen doen vermoeden dat de eerste Zeeuwen zich in leven hielden door middel van de jacht, waarschijnlijk op rendieren.
De bewoning van Zeeland bleef marginaal en onregelmatig tot de komst van de Romeinen in de eerste eeuw voor Chr. Vanaf dat tijdstip vond er bewoning op ruimere schaal plaats. Een van de belangrijkste plaatsen in Romeins Zeeland was Aardenburg, gebouwd als een vesting ter verdediging van de kuststrook.
Omstreeks 275 na Chr. werd Aardenburg door de Romeinen verlaten. Onder de voorwerpen die in het stadje zijn opgegraven en geëxposeerd in het Gemeentelijk Archeologisch Museum Sluis-Aardenburg, is een bronzen beeldje van Bacchus in een kenmerkende, halfliggende houding. Archeologisch het meest karakteristiek voor Zeeland zijn de burgen en de vliedbergen. Middelburg, Burgh, Oost-Souburg en Domburg zijn gebouwd op oorspronkelijk
Slaglijstendorsmachine gemaakt door Ködel en Böhm uit Launingen (Duitsland) en geleverd door W. de Schrijver uit Middelburg. De machine is het laatst gebruikt in 1970 in het Zeeuwsvlaamse Graauw. Circa 1930 (Streeklandbouwmuseum Agrimuda).
laat negende-eeuwse verdedigingsburgen. De ligging van deze burgen is nog in de huidige plattegronden van de plaatsen te herkennen. De vliedbergen, kunstmatige verhogingen ter bescherming tegen het water, zijn in de laatste eeuw voor een belangrijk deel afgegraven. Van de honderd die we aan het begin van deze eeuw dateren zijn er thans nog maar een veertigtal, de meeste op Walcheren. De diverse bodemvondsten belichten soms op een heel directe wijze het dagelijkse leven. De kookpot met afgesleten poten, de rammelaar, de bikkels, het miniatuurkeukengerei, de haarkam en dergelijke in de lokale en regionale musea vertellen in al hun eenvoud hun eigen verhaal. Van alle tijden is de behoefte om geld op te potten. Al brengt dat enig risico met zich mee. Dat bewijst de muntvondst die in 1980 in St.-Maartensdijk is gedaan. De oorspronkelijke eigenaar, die in het eerste kwart van de zeventiende eeuw het potje met 378 gouden munten in de grond verborg, heeft nimmer profijt van zijn spaarzin gehad! Het potje en enige van de munten zijn te zien in het Streekmuseum De Meestoof in St.-Annaland.
| |
Zeeland Waterland
Het vele water in Zeeland heeft zowel positieve als negatieve aspecten. De positieve aspecten hebben vooral te maken met de handel en visserij. Het belangrijkste negatieve aspect is dat het land, vrijwel geheel gelegen beneden de normale hoogwaterstand, kwetsbaar is voor overstromingen. De commerciële visserij vindt vanaf de veertiende eeuw voornamelijk plaats op de stromen en in de buurt van de kust. De visserijmusea in Breskens en Bruinisse bieden daar een beeld van. Van oudsher was de mossel- en oestervisserij van belang.
Mosselen en oesters vonden in de Zeeuwse wateren hun natuurlijke voedingsbodem. Met het in cultuur brengen van de mossel- en oesterbanken werd in de negentiende eeuw begonnen. In het Museum Yerseke in Yerseke is daarover het nodige te zien.
Van het einde van de vorige eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog varen de vissers in houten schepen als de typisch Zeeuwse hoogaars. Daarvan zijn nog enkele exemplaren bewaard gebleven. Ze werden gebouwd op Zeeuwse werven als die van Duyvendijk op Tholen of Meerman in Arnemuiden. De bescherming van Zeeland tegen het water werd voltooid in 1987.
Vanaf dat jaar was de stormvloedkering in de Oosterschelde operationeel. De kering telt 65 betonnen pijlers met 62 stalen schuiven. Delta Expo, gevestigd op het voormalige werkeiland Neeltje Jans, geeft een afwisselend overzicht van de strijd tegen het water in de regio Zuidwest-Nederland. In een enkel geval dient het water ook de verdediging
Opstelling in het keukentje van de Oudheidkamer van Bruinisse.
De Oudheidkamer is gevestigd in een achttiende-eeuwse arbeiderswoning.
van het land. Voor de kustverdediging is de maritieme inbreng namelijk van wezenlijk belang. In de vorige eeuw patrouilleerde het ramschip Schorpioen, nu een in Middelburg afgemeerd museumschip, voor de Nederlandse kust.
| |
Zeeland en de kunst
Stel honderd mensen de vraag wat kunst is en de kans is groot dat er honderd verschillende antwoorden worden gegeven. De beoordeling van kunst lijkt voor een belangrijk deel een kwestie van persoonlijke smaak. En daar valt volgens het spraakgebruik niet over te twisten. In ieder geval zijn objectieve maatstaven voor kunst niet of nauwelijks te geven, al pretenderen musea nog wel eens over dergelijke maatstaven te beschikken. En met succes, want voor velen is kunst pas kunst als het in een museum is ondergebracht.
Terecht of niet terecht, het is een feit dat een voorwerp ‘kunstwaarde’ krijgt zo gauw het in een museum is geëxposeerd. Dat geldt ook voor historische of cultuurhistorische voorwerpen. Is een zestiende-eeuwse bronzen, zogeheten gerechtshand, in het Museum De Vierschaar of een aan de Inheems-Romeinse godin Nehalennia gewijde altaarsteen in het Museum voor Zuid- en Noord-Beveland wel of geen kunst?
Sommige musea in Zeeland zijn gevestigd in gebouwen die op zichzelf als kunstwerken kunnen worden beschouwd. Dat geldt bijvoorbeeld voor het Museum De Schotse Huizen in Veere. Het is gevestigd in twee zestiende-eeuwse koopmanshuizen, ingericht met veel ‘echte’ kunst waaronder een fraai Zeeuws sterkabinet en porselein. Zilver wordt op grond van het materiaal al snel tot de kunst gerekend. In het Zeeuws Museum is prachtig Zeeuws zilver uit de zeventiende en achttiende eeuw te zien.
| |
| |
Ook de schilders die gedurende die periode in Zeeland werkzaam waren, de ‘kleine meesters’ als François Rijckhals, Adriaan Coorte en J.F. Schütz, zijn in dat museum vertegenwoordigd. De Walcherse badplaats Domburg is niet alleen bekend vanwege de voor de kust gevonden overblijfselen van een Nehalenniatempel, maar ook vanwege het feit dat zij omstreeks 1900 in trek was bij een aantal bekende schilders. Jan Toorop, zijn dochter Charley, Piet Mondriaan, Ferdinand Hart Nibrig en Jacoba van Heemskerck brachten er hun zomers door en hielden er tentoonstellingen in een speciaal daartoe door Jan Toorop ontworpen houten gebouwtje. Dit is in 1994 gereconstrueerd en nu in gebruik als Marie Tak van Poortvlietmuseum.
| |
Zeeland onder dak
Om enigszins gerieflijk te kunnen leven en werken is onderdak noodzakelijk. Onderdak is er in verschillende vormen, al naar gelang de functie en de beschikbare gelden. Een kerk vergt logischerwijs een andere vorm dan een boerderij en een molen verschilt uit de aard der zaak van een woonhuis. Ook een museum vergt een speciaal soort onderdak, al betekent dat in Zeeland in de meeste gevallen aanpassing van bestaand onderdak. De Zeeuwse musea zijn ondergebracht in zulke verschillende gebouwen als een boerderij, een woonhuis, een stadhuis, een gevangenis en een abdij.
In veel musea is een plaatsje ingeruimd voor het leven in Zeeland onder dak. Daarvan maken de voor deze provincie zo kenmerkende streekdrachten een belangrijk
Poppen gehuld in de streekdracht van Arnemuiden rond 1900. De man is gekleed als visser. De vrouw draagt een juk met manden waarin de vis werd vervoerd.
De vis werd gewoonlijk in Middelburg uitgevent (Oudheidkundig Museum Arnemuiden, Arnemuiden).
De toegangspoort van Fort Rammekens. Fort Rammekens werd in 1547 gebouwd naar een ontwerp van de Italiaanse bouwkundige Donato de Boni Pellezuoli. Vanaf het fort konden de schepen van en naar de toen belangrijkste Westeuropese havensteden Antwerpen en Vlissingen worden gecontroleerd.
onderdeel uit. De grote verscheidenheid aan Zeeuwse streekdrachten is deels te verklaren uit het isolement van de vroegere eilanden en het bestaan van hechte dorpsgemeenschappen. Uit de zestiende- en zeventiende-eeuwse burgerkostuums ontwikkelden de verschillende streekdrachten zich min of meer onafhankelijk van elkaar. Ze werden gedragen door de hele plattelandsbevolking en ook wel door de ambachtslieden in de dorpen. Tegenwoordig is het dragen van de streekdracht zeer sterk afgenomen. Zeeland is echter nog wel de provincie waarin de streekdracht het meest wordt gedragen. In het Streekmuseum Het Land van Axel, het Streekmuseum De Vier Ambachten, het Streekmuseum West Zeeuws-Vlaanderen Presenteert, het Museum voor Zuid- en Noord-Beveland, het Streekmuseum De Meestoof, het Stadhuismuseum Zierikzee en natuurlijk het Zeeuws Museum zijn fraaie voorbeelden van Zeeuwse streekdrachten te bewonderen.
Van de vele voorwerpen die deel uitmaken van het leven in Zeeland onder dak is het oorspronkelijke gebruik niet altijd volstrekt duidelijk. Dat kan er in een extreem geval toe leiden, dat aan een voorwerp een functie wordt toegemeten, die omgekeerd evenredig is aan de oorspronkelijke. Zo is een tinnen beker in het Burgerweeshuis in Zierikzee altijd beschouwd als een bierkan. Tot het moment waarop een expert duidelijkheid verschafte: de beker blijkt geen bierkan, maar een urinaal!
| |
Zeeland in bedrijf
De bedrijvigheid in Zeeland kent vele facetten. In de musea is het vooral de landbouw die de aandacht opeist. En niet geheel zonder reden. De landbouw vormde en vormt nog steeds een belangrijke bron van inkomsten. Het verschil met vroeger zit hem vooral in de werkgelegenheid. Een efficiëntere bedrijfsvoering en een verregaande automatisering zorgden ervoor dat heden ten dage door minder mensen meer werk wordt verricht. Veel moderne landbouwmachines zijn voor meerdere doeleinden geschikt. Deze multifunctionaliteit is echter niet voorbehouden aan de tegenwoordige tijd. Het molbord in het Streek- en landbouwmuseum Agrimuda is daarvan een sprekend voorbeeld. De grote houten schop, die met paardekracht over de grond werd getrokken, is vanaf de zestiende eeuw gebruikt bij onder meer de aanleg en het onderhoud van dijken en wegen, het effenen van grond en het schoonhouden van drinkwaterputten. Vlak na de Tweede Wereldoorlog kreeg het nog een volstrekt nieuwe, zij het kortstondige toepassing. Bij het lossen van Liberty-schepen in de haven van Terneuzen zorgen molborden ervoor, dat de lading van graan en zaden eenvoudig uit de ruimen viel op te hijsen.
Vlasteelt en vlasnijverheid hebben overal in Zeeland plaatsgevonden, met concentraties in Zeeuws-Vlaanderen en Schouwen-Duiveland. Een boeiend overzicht biedt de opstelling in het Streek- en landbouwmuseum Schouwen-Duiveland.
De verwerking van vlas was in de periode
Bronzen gerechtshandje. Met dergelijke handjes konden fortuinlijke veroordeelden hun straf afkopen. Zestiende eeuw (Museum De Vierschaar, Veere).
| |
| |
tot circa 1950 een kleinschalig gebeuren. Voor veel landarbeiders betekende het een welkome bron van inkomsten gedurende de wintermaanden. Een kenmerkend bedrijfsgebouwtje was de vlaszwingelstal, een klein houten loodsje waarvan een reconstructie is te vinden in de tuin van het Streekmuseum De Vier Ambachten. De meekrapteelt was een belangrijke vorm van agrarische bedrijvigheid, al wordt die zo'n honderd jaar niet meer in Zeeland beoefend. Gedurende vele eeuwen was meekrap echter het meest winstgevende produkt van de Zeeuwse boer. Het gewas werd geteeld om de wortel, die de grondstof leverde voor een rood-bruine verf, waarmee textiel werd gekleurd. In 1870 stortte de meekrapteelt desastreus in als gevolg van de uitvinding van een kunstmatige kleurstof. De eggen en ploegen die bij de meekrapteelt werden gebruikt zijn vaak voorzien van een typische, eenvoudige lijndecoratie zoals bijvoorbeeld in de Oudheidkamer van Bruinisse is te zien.
Het openbaar vervoer is een bedrijf op zich. In de eerste helft van deze eeuw voltrokken de ontwikkelingen zich in een snel tempo. De spoorwegmaatschappij Zuid-Beveland vroeg bijvoorbeeld in 1915 een concessie aan voor een drietal lokaalspoorwegen. Hoewel het stoomtijdperk inmiddels voorgoed verleden tijd is, kan tegenwoordig op een van die lijnen nog altijd een rit met de stoomtrein worden gemaakt. De perrons en de stationnetjes van de Stoomtrein Goes-Borsele ademen de sfeer van de jaren dertig.
Het ‘Hoogeveen's verbeterd leesplankje’. Met behulp van dit leesplankje hebben generaties Nederlanders hun taal geleerd. Circa 1930 (Museum De Burghse Schoole, Burgh).
| |
Natuurlijk Zeeland
Zeeland is een prachtig land en dat heeft het vooral te danken aan de nog zo nadrukkelijk aanwezige natuur, zij het dat deze in belangrijke mate door mensenhand is gevormd. Bepalend voor de Zeeuwse natuur is het getijdenverloop van het omringende water, waardoor de schorren en slikken konden ontstaan. De schor fungeert voor vogels als uitwijkplaats bij normaal hoog water en het aangrenzende slik als voedselplaats. De grootste schor van Europa wordt gevormd door het zogeheten Verdronken Land van Saeftinghe. Sinds de grote stormvloed van 1530 is dit land overgelaten aan het spel van wind en water. Langs de lange kustlijn van Zeeland komen veel meeuwen, sternen, steltlopers en strandlopers voor. De geringe verstedelijking van de provincie is gunstig voor lijsterachtigen, kwikstaarten, leeuweriken en zwaluwen. In de winter vinden eenden, ganzen en zwanen er hun voedsel en een rustplaats. Het Zeeuws Biologisch Museum biedt verschillende introducties op de Zeeuwse natuur. Aan de kust komen ruim 170 verschillende soorten schelpen voor, die vooral met oostenwind in grote hoeveelheden aanspoelen. De natuur heeft er lang geleden totaal anders uitgezien. De fossielen van wisanten, hertachtigen, mammoeten en neushoorns die met regelmaat in de Oosterschelde, de Westerschelde en voor de kust van West Zeeuws-Vlaanderen worden opgevist bewijzen dat. Sommige van deze fossielen zijn meer dan 300.000 jaar oud. In het Bezoekerscentrum 't Zwin
Hemelglobe. Stellage van drie verstelbare hemellichamen waarbinnen negen draaibare stangen met bolletjes de planeten voorstellen. Op de middenstang een ivoren bol die de zon voorstelt. Aan de stang met drie radertjes de aarde met de maan. Achttiende eeuw (Museum De Schotse Huizen, Veere).
zijn de fossiele haaietanden te zien die op het strand werden (en worden!) gevonden.
De zeven verhalen ten slotte, laten zich pas ten volle genieten bij een bezoek aan een van de vijfendertig musea. De kleinschaligheid die zo kenmerkend voor Zeeland en de Zeeuwse musea is impliceert een prettige, welhaast persoonlijke kennismaking met het vele fraaie dat is tentoongesteld.
Model van de ‘BR-17’ uit Breskens. Het schip is een zogeheten hoogaars, een type schip dat tot aan de Tweede Wereldoorlog veelvuldig op de Zeeuwse kust- en binnenwateren te zien was (Visserijmuseum Breskens, Breskens).
|
|