| |
| |
| |
Samenstelling Fernand Florizoone en Chris Torfs
Poëtisch bericht
Iedereen mag gedichten ter selectie sturen aan: Tijdschrift ‘Vlaanderen’, Redactiesecretariaat, ‘Ter Hoogserleie’, Hondstraat 6, 8700 Tielt. Alle ingezonden gedichten moeten in machineschrift (tikmachine of printer) en in tweevoud afgeleverd worden. Neem voor ieder gedicht een ander blad en schrijf op ieder blad uw naam en volledig adres. Ingestuurde gedichten worden niet teruggezonden en over ingezonden werk wordt niet gecorrespondeerd, noch getelefoneerd. Aan de auteurs van gepubliceerde gedichten wordt achteraf een bewijsexemplaar gestuurd en een honorarium uitbetaald: vermeld daartoe bij iedere inzending tevens uw bank- of postrekening.
| |
Voorlopig testament
zoals ik ze gisteren liefhad
Ik heb nog steeds het leven lief,
zoals ik het heb geleefd,
met nachten van goud en zwart,
maar ook met bitterheid in de mond
en soms met een gezicht van steen...
Terugkijkend op de kleine stad,
en fluitend liep - tussen de zomerhagen -
komt weemoed mij overal tegen.
Toen later, de wereld, over
door een getralied venster...
Maar ook dat ging voorbij...
| |
Een avond in Knidos,
op de rotskust van Turkije
De zon staat laag. De stenen gloeien.
Er is geen geluid, er is geen wind.
Iemand leunt tegen een boom, iets valt
met een plof in het zand in de schaduw.
De zon staat laag en de zee is heel
tegen de rotsen van een kaap achter de
De zon is bijna onder boven de twee zeeën
ver van de verlaten havenmuur
komt een sloepje of een rode roeiboot in
Deze dode wereldstad zal zo blijven,
hierna zal niets meer komen.
| |
Talana Farm Cemetery... soldatenkerkhof nabij Ieper
voor Gilbert Vanleenhove
tussen trage torens trilt het doodse land
waar winnaars - tot verlies verkoren -
gelijnde zaden werden in het vale zand
de oorlog heeft zichzelf verloren
in wonden scherp als verse voren
doch bloedloos in dit oerland vastgevroren
kringt nog een kiem van winterkoren
vanuit een levende soldatenhand
Christian-Adolphe Wauters
| |
Het atelier
bij een doek van Marc Chagall
de zon schrijft brandbrieven aan het
avondrood. de wiek steekt een lichtende
vinger op. de nacht wordt zijn atelier.
hij vangt de werkelijkheid aan de bron,
waar ze nog beeld is in de kindertijd,
reist de wereld rond van Berlijns blauw
naar Chinees rood, klapwiekt met penselen
om geen voet aan de grond te moeten zetten.
hij strooit het niespoeder van de vreugde
uit: zijn violist laat de daken dansen.
hij diept uit elke broekzak een mirakel op:
een geit met vlam in de baard, kruipende
keien. hij droomt het onmogelijke waar,
tot de ochtend de luiken ontgrendelt,
de kalveren in het slachthuis worden af-
gestoken met een mes, op honger geslepen
| |
| |
| |
Kinderen
zo keert de stilte langzaam weer,
bekruipt me vanuit gelaten grillen,
in zwijgzaamheid zal ik verstillen,
mijn zoon wordt groot, mijn dochter heeft
mijn huis staat open maar ze gaan,
mijn vrolijk volk verandert in passanten,
ze zijn er nog, maar worden klanten,
ik zie hun kindernamen op de ruiten staan,
adem voor adem, wang op wang,
het speelse licht dat in hun ogen scheen,
krijgt nu betekenis, een vreemde zweem,
ik onderga het stil, ben machteloos en bang,
sporadisch speel ik de vader weer,
de oude doos heeft toverkracht verloren,
wat weg is kan niet meer bekoren,
mijn deel versnippert keer op keer,
wat ik te geven had raakt stilaan op,
een laatste goedheid dekt de schade,
de stilte waarin we vroeger baadden,
spookt tragisch door mijn kop.
| |
Begoocheling
begrensd door scherpe randen
die bijten in mijn elegie
| |
Oud
Twee straten, twee stappen grint.
Hij kraakt één jaar ouder.
Torenklok, dezelfde toon.
Duiven op het gras zijn anders.
| |
Er moeten nog bergen vol water komen
(opgedragen aan Nel Veerman)
de vlam te zien het dieptevuur
het ruisen horen van de boom
van water ook waarin de vis
jij die door angst belaagd
jij die het uur verspreidde van
Gods taal dat je gelouterd heeft
van krekels ken ik het verhaal
van uit het nest verjaagde vogels ook
van winterbos en kreupelhout
maar ook van sneeuw en bergen blauw
van licht dat uit de gaarden vloeit
van weiland vol van paardebloemen
ik zocht je in de zachte mist
ik vond je in de kentering
als moessonregen ging je in me over
| |
Vragen
en als de zon gaat slapen
Ik heb geen antwoord klaar
de geheimtaal van de dingen.
met weer een nieuwe vraag:
| |
|
|