Poco allegro zingt de bariton het vers: ‘Als de Meie / Langs de Leie / Weer doet groeien, ‘Bloeien, broeien, / Bloemen, vuchten, / Boomen, gras en riet’ terwijl de klarinetten met de altviool in op- en neergaande loopjes deze melodie omlijsten: ze wordt hernomen door het koor in een canonvorm tussen enerzijds Sopranen en Alten en anderzijds Tenoren en Bassen. Het Allegro con fuoco is de aanloop tot een imposant koorwerk, waarin ‘Heil U, Vlaandren! / Hoog de vaandlen!’ met een Wagneriaanse orkestratie wordt omspoeld, waarop bariton en koor weer in dialoog treden, terwijl de strijkersgroep kernachtig gepunte akkoorden laat weerklinken.
Een veelvuldige herhalen van ‘'t Vrije, 't Vrije Diet’ suggereert het klinkend verlangen naar eigen identiteit van het Vlaamse Volk (een leuk detail was te vinden in de Franse vertaling van ‘Zoo de Vlaming / En anders niet = D'âme et de coeur restons flamands!)
Voor het gebed ‘Zegen over Staat en Koning’ gebruikt Benoit een koraalmelodie die verwantschap vertoont met de reformatorische traditie:
De bariton alterneert met het koor het vers: ‘Heer, o Heer dien vraagt U / 't Vlaamsche leielied’ en de daaropvolgende bede ‘Heer, wij smeeken U’ die triomfantelijk in do-groot eindigt.
In de gelegenheidsliederen heb ik een uitgesproken voorbeeld ontdekt van een melodie die duidelijk op de tekst geïnspireerd was, waar naar mijn aanvoelingsvermogen muziek en woord tot een hechte harmonische eenheid openbloeien, nl. het lied ‘Gaat de Mensch’ van 1867 opgedragen aan Mr. en Mevr. K. Verriest bij hun huwelijk. In het ‘Zilveren Bruiloftslied van 1888’ opgedragen ‘Aan mijn goede vrienden Mr. en Mevr. W. Mertens-Van Wint’, waarvan hoger een paar rijmelende versjes genoteerd staan, voegt de componist bij het refrein deze opmerking toe: ‘de herhaling door al de tegenwoordige personen te zingen’, en het kersverse luidt dan:
waarbij ik veronderstel dat de familie Mertens zeer muzikaal moet geweest zijn om deze chromatische slotzin perfect te zingen (misschien met de passende glissando's).
Van op een eeuw afstand verwekt deze muziek op dit tekstgegeven misschien bij een aantal mensen van onze tijd ergernis; waarschijnlijk geen oproer: ik kan me moeilijk inbeelden dat men nog in revolutionaire trance geraakt bij de stok van het Transvaals Krijgslied: ‘Op! vecht haar vrij, of sterf den dood!’, of ze liefde opwekt laat ik in het midden en of ze aanspoort tot bekentenis is mij niet zo duidelijk. Wellicht kan ik concluderen dat Benoit in deze materie een hulpmiddel heeft gevonden om melodisch-muzikaal een eenvoudige en welklinkende inspiratie neer te schrijven.
Jan Blockx (1857-1912), zelf leerling van P. Benoit en opvolger van zijn leermeester aan het Vlaamse Conservatorium in Antwerpen is menig muziekliefhebber wel bekend als opera-componist. Hij is eveneens bekend als de stichter van de Vlaamse Opera in Antwerpen en hij heeft met zijn opera's ‘Herbergprinses’ en ‘De Bruid der Zee’ in die tijd een internationale reputatie kunnen vestigen. Van deze componist bevinden zich een twintigtal liederen in de Conservatoriumbibliotheek, waaronder ‘Bede’ (de bekende Hymne aan de Schoonheid van C.S. Adama van Scheltema): de verhevenheid van de tekst inspireerde de kunstenaar tot een verheven melodische lijn waarbij de stem als het ware gaat zweven bij het woord ‘schoonheid’.
Een heel mooie compositie daterend uit 1880 en opgedragen ‘A Monsieur Raymond Chanoine d'Avranches’, op tekst van Gustave Lagye, Ed. Schott Frères Brux. De tekst gaat aldus:
La nuit approche, bon soir, o ma / bien aimée, o mon doux espoir / Daigne accepter ma belle amie / cette fleurette si jolie, / Je veux rire et chanter, chanter ce soir / o ma bien aimée, o mon doux espoir / Tu m'as souri, l'humble fleurette, / pare un moment ta gorgerette / Si tu réponds à
Niccolo dell' Abate: Zingende groep. (Firenze, Uffizi)
mon bonsoir / O ma bien aimée, o mon doux espoir / La crainte dans mon âme est morte, / Toc, c'est l'amour! ouvre ta porte / c'est l'amour.
Op deze tekst stelt de componist een inleiding voor in vanuit de hoge tonaliteit afdalende reeksen van vier noten waarop de zangstem dezelfde melodische lijn aanheft. Bij het ‘bon soir’ daalt de begeleiding naar de basregionen waardoor de componist duidelijk de romantische sfeer toetst. Bij ‘o ma bien aimée’ verheft de zangstem zich met een crescendo naar een akkoord in fa-kruis klein en valt in ‘mon doux espoir’ sereeen terug op een sikleinakkoord.
Vanaf ‘daigne accepter’ ontspint zich een dialoog tussen zangstem en pianobegeleiding waarbij de piano in canonvorm de zangmelodie nabootst, met aan het eind van deze muzikale volzin de herneming van het beginthema. Bij ‘Je veux rire et chanter’ vermeldt de componist ‘un poco piu animato’ in de zangstem en omkranst dit ritmisch in de basbegeleiding met de opgaande notenrits die in de aanvang gespeeld wordt. Hij voert de zangstem naar een muzikale climax in fakruis. Het ritme wordt in heel dit stuk bepaald door tegentijdeffecten in de begeleiding. Het laatste deel herneemt melodisch de aanvangslijn van het stuk en ‘la crainte dans mon âme’ loopt dan weer parallel met de melodische lijn van ‘Daigne accepter ma belle amie’. ‘Toc’ op tegentijd wordt ingeluid door de begeleiding waarbij het juichend effect van ‘c'est l'amour’ gecreëerd wordt door een oprijzende melodie van uit do-kruis naar een fortissimo in migroot door de zangstem, terwijl de begeleiding in fortissimo steeds hoger voortschrijdt om in de laatste maat te eindigen