Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 45
(1996)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Marc Dubois
| |
Rijwoning Serbruyns - 1930
Tijdens zijn studieperiode aan de Gentse Academie maakt Eysselinck in 1927 en 1929 een studiereis naar Nederland. Hij komt er in contact met realisaties van de Amsterdamse School, de architectuur van Dudok, maar ook met realisaties van Gerrit Rietveld en J.J.P. Oud, architecten behorend tot De Stijl-beweging. Het is vooral de avant-garde van De Stijl die grote indruk maakt op Eysselinck. De gevelcompositie van rijwoning Serbruyns is een glasheldere illustratie van deze invloed. Door de asymmetrische opbouw, het gebruik van kleur en de totale plasticiteit krijgt men de indruk dat het geen rijwoning meer is, maar een vrijstaand bouwvolume. Op de begane
| |
[pagina 34]
| |
grond was er een atelier voor een lijstenmaker. De hal van de woning bevindt zich op de eerste verdieping en is bereikbaar via een buitentrap die echter niet zichtbaar is vanop de straat. Het aanwenden van een buitentrap komt vaak voor in Nederlandse woningbouwprojecten; de trap is meestal zichtbaar en loodrecht op de voorgevel aangebracht. Vermoedelijk is woning Serbruyns de eerste rijwoning in Vlaanderen met een dergelijk traptype. Op 23-jarige leeftijd toont Eysselinck hoe hij de Nederlandse invloeden op een creatieve wijze weet te assimileren. In tegenstelling tot de onverwachte gevelopbouw bezit het grondplan een traditionele verdeling van de ruimtes. Van enige nieuwe ruimtelijkheid of een in vraagstelling van een traditionele planopbouw is hier geen sprake. Van de zeer originele gevelcompositie blijft er niet veel meer over. Het klein dakterras werd een supplementaire kamer, de oorspronkelijke raamverdeling verdween en ook de kleurenpanelen werden verwijderd. De buitentrap naar de eerste verdieping bleef echter behouden.
De woning Serbruyns: huidige toestand.
Foto: Luc De Rammelare / Gent | |
Rijwoning De Waele - 1933
| |
[pagina 35]
| |
lijke reglementering, een 19de-eeuwse verordening die er moest voor zorgen dat er voldoende daglicht binnenkwam. Het laag aanbrengen van de horizontale ramen door Eysselinck staat echter diametraal tegenover de basisgedachte van de verordening. Om voldoende daglicht in de keuken te brengen, die zich in de middentravé van de begane grond bevindt, is een open ‘vide’ aangebracht in het midden van de woning. Op deze wijze komt er ook voldoende licht binnen in de centrale trapruimte, een oplossing die Horta reeds aanwendde in zijn rijwoningen. De optie om de keuken centraal te plaatsen heeft te maken met de keuze om de woonkamer aan de tuinzijde te situeren en dit met een breedte gelijk aan deze van het bouwperceel. Op de tweede verdieping is er een dakterras, voor Eysselinck een wezenlijk onderdeel van een goed geëquipeerde moderne woning. In plaats van een donkere zolder onder een zadeldak kozen de modernisten voor het plat dak, liefst met een bijhorend dakterras. De modernisten pleiten voor het plat dak met terras, niet enkel vanuit de voorliefde voor de horizontaliteit, maar ook vanuit het geloof dat het exterieur boven op het dak het logisch verlengde is van het interieur. Het dakterras of het solarium is een uiting van een andere attitude die in de 20ste eeuw is onstaan ten aanzien van het lichaam. Zijn lichaam bloot stellen aan de zon op het dak van zijn woning werd synomiem van bevrijding. Het grondplan van deze woning, vermoedelijk een van de eerste rijwoningen met een groot dakterras in Vlaanderen, vertaalt tevens een ontwikkeling van de mens in relatie met zijn lichaam. Bij de woning De Waele bleef het dakterras bewaard in tegenstelling tot vele andere voorbeelden uit het Interbellum; een buitenruimte binnen het bouwvolume werd vaak omgebouwd tot een supplementaire slaapkamer. Gezien de klimatologische omstandigheden werden dakterassen vaak geëlimineerd omwille van bouwtechnische redenen. Een interessant detail op het dakterras is een horizontaal metalen profiel aan de achtergevel op een hoogte van twee meter. Deze buis liet toe om gordijnen aan te brengen, dit om de privacy te garanderen. | |
Rijwoning Vermaercke - 1937/1938
| |
[pagina 36]
| |
Zoals de andere modernisten hecht Eysselinck veel belang aan de plaats en de organisatie van de keuken. Dit onderdeel zag hij als een ‘equipement’, een belangrijke schakel in een modern huis. In plaats van de keuken achteraan of in een donkere middenruimte te situeren krijgt de huisvrouw een plaats aan de straatzijde. Niet enkel meer licht en uitzicht was een argument, ook andere voordelen voor een betere uitrusting van de woning waren medebepalend. De keuken had een opendraaiend venster waardoor de huisvrouw de boodschappen, die toen aan huis werden geleverd, in ontvangst kan nemen. De ligging van de keuken geeft Eysselinck ook de mogelijkheid een vuilniskoker te voorzien. De vuilnisemmer kan men rechtreeks via een klein deurtje op straat zetten. Al deze kleine voordelen zijn er om het leven van de huisvrouw te verbeteren. Door het verhogen van de toegang ontstaat een grotere privacy ten opzichte van het exterieur. Inkijk vanop het voetpad wordt geëlimineerd, zoals vaak voorkomt in de 19de-eeuwse stadswoningen. Hierdoor ontstaat ook een andere relatie tussen de woning en de publieke ruimte. Eysselinck groepeert de hal, de keuken, de trap, het toilet en de berging in het voorste deel van de woning, wat toelaat het achterste gedeelte met eet- en woonkamer optimaal te verbinden met de tuin. Het principe van een ‘zondags salon’ met zicht op de straat verlaat Eysselinck resoluut. De woning Vermaercke is nog volledig intact bewaard gebleven, zowel wat de architectonische details betreft, als het vast meubilair. Omwille van deze typologisch boeiende oplossing werd de woning in 1995 op de monumentenlijst geplaatst. Het is een zeer interessant voorbeeld van een vernieuwende benadering voor een eeuwenoude bouwopdracht.
Rijwoning De Buck: actuele toestand.
Foto: Marc Dubois | |
Rijwoning De Buck - 1938
| |
[pagina 37]
| |
Rijwoning De Wispelaere - 1952/1953
|
|