Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 45
(1996)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
De woongroepEnkele echtparen spreken af om samen te bouwen. Ze zijn wel op hun privacy gesteld maar ze hebben het nuchtere oordeel dat zo'n gezamenlijk project heelwat voordelen heeft: je kunt bij elkaar steun vinden om een weg te zoeken doorheen de onbekende bouwwereld, er zitten kansen in voor kostenbesparend bouwen, je kuntzoeken naar een nieuwe woonvorm die boeiender is dan de cliché-matige vrijstaande villa in een banale verkaveling, je weet op voorhand dat je in een goede buurtschap terecht komt... Ze vinden een stuk grond van goed 30 are in de voorstad van Leuven, op 10 minuten fietsen van het stadscentrum. Het stuk is rustig gelegen midden in een bouwblok: je bereikt het via een toegangsweg vanuit een aanpalende straat en rondom grenst het terrein aan moestuinen... Alleen, de grond is te groot en te duur voor twee gezinnen: ze spreken dus vrienden en kennissen aan en uiteindelijk raken 5 gezinnen het eens: de woongroep is geboren. Iedereen kent wel een architect, heeft ergens een mooi huis zien staan of hoorde van vrienden veel goeds over een | |
[pagina 39]
| |
[pagina 40]
| |
ontwerper. En dus nodigen ze een tiental architecten uit om mee te doen aan een ideeën-wedstrijd: zo komen we in contact met de woongroep. | |
De wedstrijdOnze bijdrage tot de wedstrijd heeft een viertal luiken. Eerst verzamelen we documentatie over groepswonen in binnenen buitenland. In veel van die projecten ligt de klemtoon op het groepsgebeuren: gemeenschappelijke speelruimte, wasplaats, verwarming... We willen met die voorbeelden een gesprek uitlokken over de mate waarin het project op de individuele gezinnen of op de groep is gericht... Het tweede luik van onze bijdrage is een concrete ideeënschets. In tegenstelling tot de verzamelde documentatie is ons voorstel heel nuchter en berekend: we stellen voor om een rij van vijf woningen midden op het terrein neer te zetten; de klemtoon ligt op eenvoud en gelijkwaardigheid van de huizen. In derde instantie doen we voorstellen over de te volgen werkwijze. Hoe kunnen we, met de groep en met ieder individueel gezin, het project verder uitwerken? Hoe worden de werken aanbesteed en uitgevoerd? Ten slotte bedenken we verschillende rijhuisvarianten die niet alleen passen binnen onze ideeënschets, maar die ook nog dezelfde constructieve structuur hebben. We beslissen echter om die plannen niet te laten zien want dat zou tijdens de wedstrijdfase de aandacht afleiden van de groep naar het individu. | |
De grote optiesHet terrein is gelegen in een typisch voorstedelijk gebied: er is nog een duidelijk stratenpatroon met overwegend rijhuizen, maar de tuinen worden dieper, de bouwblokken groter, hier en daar komen er zelfs vrijstaande woningen voor. Het lijkt ons niet goed om midden in zo'n bouwblok een losse en amorfe bebouwing in te planten: dit zou de stad nog meer vervagen. Een rij met vijf woningen daarentegen is al een heel blok dat een herkenbare en structurerende rol speelt in zijn omgeving. We planten dit volume in midden op het bouwterrein. Zo ontstaan er twee afzonderlijke gebieden met een heel eigen karakter: aan de noordkant, een gemeenschappelijk gebied waar alle woningen op dezelfde manier met hun voordeur op uitgeven; aan de zuidkant, een zone met privé-tuintjes waarlangs de zon zonder belemmering de huizen kan binnenvallen. Dit voorstel maakt op een vanzelfsprekende manier een overgang van het publieke domein via een semi-publieke gemeenschappelijke voortuin naar de individuele woningen met de eigen privé tuin. Zo'n evident en herkenbaar model laat alle mogelijkheden open: van een intensief groepscontact tot een individuele en teruggetrokken bewoning. | |
De bouwcampagneDe woongroep valt niet onmiddellijk voor onze voorstellen. Een begrijpelijke reactie vanwege mensen die in een oud rijhuis wonen: drie sombere plaatsen na elkaar, weinig woonkwaliteit, hinder van burenlawaai (of omgekeerd), een drukke straat die volgeparkeerd staat met auto's en waar kinderen nauwelijks kunnen spelen. Maar we gaan samen wat verbouwde en nieuwe rijwoningen bezoeken: zo zien ze dat er licht en ruimte kan gemaakt worden in dit oude woningtype, en dat er technische oplossingen bestaan voor akoestische isolatie! De woongroep kiest ons voorstel, niet in het minst omdat een rijwoning een veilige uitgangspositie is voor goedkoop bouwen, de grootst mogelijke gelijkwaardigheid garandeert voor ieder gezin, en veel ruimte op het bouwterrein vrijlaat... We gaan aan de slag en maken voortdurend een boeiende ontdekkingstocht tussen het groepsgebeuren en de individuele benadering van het project: zo ontwikkelen we de grondplannen van de vijf woningen in lange gesprekken met ieder gezin afzonderlijk, maar op de tekenplank waken we er wel over dat iedere woning blijft passen in dezelfde constructieve structuur; zo tekenen we gevels waar binnen éénzelfde gemeenschappelijk kader iedere woning herkenbaar is; zo wordt de bouwdiepte afgestemd op het kleinste budget maar krijgt iedere woning aanhangsels naar eigen financiële draagkracht en esthetische verwachting... Ook de bouwdossiers worden zo opgesteld: in groepsverband worden de globale technische aspecten toegelicht en uitgepraat (materiaalkeuzes, soort verwarmingsinstallatie, manier van aanbesteding...) maar ieder gezin kiest zijn eigen kleuren en design (vloeren, keukeninrichting...). Eénzelfde gedachtengang ten slotte op de werf: de aannemers krijgen globale meetstaten en prijsverrekeningen voorgeschoteld maar dankzij goede computermodellen kent ieder groepslid onmiddellijk de eigen prijsimplicaties; de leden van de woongroep nemen een beurtrol waar voor de werfvergaderingen, voor de kleine menselijke attenties (drank en gebak voor de werklui), voor de administratieve formaliteiten (indienen van diverse aanvragen...). | |
EvaluatieDe groep woont nu vijf jaar in zijn rij. Die ervaring leert dat er in stedelijke gebieden nog interessante bouwplaatsen te vinden zijn, waar men zelfs originele projecten kan bouwen. Maar het vergt wel veel creativiteit en doorzettingsvermogen vanwege de initiatiefnemers. Het project werd immers overal met gefronste wenkbrauwen onthaald: de notaris had last met de aktes van aankoop en verdeling van de grond, het stadsbestuur wilde een regeling op papier zetten voor het ophalen van het huisvuil, het vroeg spitsvondigheid om de bouwaanvraag te verkrijgen zonder omslachtige voorafgaandelijke verkaveling, de nutsmaatschappijen wisten niet goed hoe ze hun leidingen naar de individuele woningen moesten trekken... Het project laat vooral zien dat er vandaag de dag nog steeds goed valt te leven in een rijhuis, mits er aan enkele voorwaarden wordt voldaan. Om een rijwoning voldoende licht en ruimte te geven moet het interieur een hedendaagse architecturale vormgeving meekrijgen: hoge vensters, daklichten, vides, binnenramen, open trappen... Verder stellen we vast dat gezinnen niet meer hetzelfde levensritme hebben: de gemene muren moeten dan ook voldoen aan strenge eisen van akoestische en thermische isolatie. Ten slotte is het gemeenschappelijke gebied vóór de huizen de plaats bij uitstek voor ongedwongen en informele sociale contacten: dat kan alleen wanneer dit territorium de nodige veiligheid, rust en geborgenheid in zich draagt. |
|