Jos Vandenbreeden
Het Van Eetveldehuis van Victor Horta, een prototype
Deze rijwoning is het gedurfdste en ook het vooruitstrevendste ontwerp dat Horta als architect heeft gerealiseerd.
Een traditioneel 19de-eeuws burgerhuis in de stad beantwoordt in plan en ruimte aan een typeplan met drie hoofdfuncties: de dienstruimten, de ontvangstruimten en het privé-appartement.
De
dienstruimten meestal in de kelderverdieping gelegen, omvatten naast de bergings- en de voorraadruimten, de keuken, de wasruimte en de ‘living’ voor het personeel. Een diensttrap maakt van kelder tot zolder alle verdiepingen en tussenverdiepingen bereikbaar, onafhankelijk van
Oorspronkelijke toestand
Foto: Hortamuseum, Brussel
Doorsnede Oorspronkelijke tekening Horta
Foto: Sint Lukasarchief, Brussel
de monumentale trap in de woning die enkel door de familie en hun genodigden gebruikt mag worden.
De ontvangstruimten bevinden zich op de bel-etage en staan in verbinding met een ruime hal en met een statietrap. Ze bestaan uit een salon-ontvangstruimte, een eetkamer en dienstkeuken (die via een goederenlift in verbinding staat met de keuken in de kelder).
Het privé-appartement kan beschouwd worden als een kleine woning in het grote huis. Het bevindt zich op de verdiepingen en heeft een klein salon, een eetkamer, de slaapkamer(s), een badkamerboudoir aangevuld met een badcel en linnenkamer. Het privé-appartement vervulde dus de dagelijkse functie van het wonen, terwijl de ontvangstruimten het meer officiële deel van de woning zijn.
Met deze ‘doorsnede’ als basis vertrekt architect Victor Horta om een origineel plan en een nieuwsoortige ruimte op te bouwen, terwijl zijn voorgangers en tijdgenoten bijna altijd hetzelfde typeplan - drie kamers achter elkaar, daarnaast een smalle gang met rechte steektrap - bleven toepassen. Aan de decoratie van de kamers werd dan wel bijzondere aandacht besteed.
In 1895 ontwerpt Horta aan de pas aangelegde plantsoenen in de Noord-oostwijk (Palmerstonlaan 4) een woning voor Edmond Van Eetvelde, toenmalig secretaris-generaal van Kongo.
In zijn memoires laat Horta het bouwprogramma door Van Eetvelde als volgt vertolken: ‘ik wens een woning voor mijn familie; mijn programma is dat van iedereen. Ik ben genoodzaakt om veel mensen te ontvangen, ik moet dus een groot salon hebben en een eetkamer zo groot als het kan; de verdiepingen zijn alleen bestemd om door ons bewoond te worden, een statietrap is dus niet noodzakelijk.’
Horta besluit zelf: ‘ik meende dat ik