Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 45
(1996)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[nummer 259]Marc Dubois
| |
[pagina 2]
| |
Renaat Braem, 1953
De huisvesting van de socialisten, gezien door de katholieken. met 45%. Wil men de economische expansie veilig stellen, dan moet ook de industrie extra oppervlakte krijgen. Dit alles te samen resulteert in een ondraaglijke druk op de schaarse open ruimte. Structuurplan Vlaanderen is er gekomen niet vanuit een bekommernis voor een mooier Vlaanderen, waar vanuit de bikkelharde realiteit dat ruimtelijke ordening noodzakelijk is om de toekomstkansen voor dit dicht bevolkt stuk in Europa te beveiligen voor de toekomst. Wil Vlaanderen niet volledig dichtslibben, dan moeten er ingrijpende beleidsopties worden genomen. De gevolgde weg van de sub-urbanisatie is niet langer houdbaar. Het Structuurplan Vlaanderen wil niet zomaar ruimtelijke ordening, het is een beleidsplan dat streeft maar een ‘duurzame ruimtelijke ontwikkeling’. Het resultaat van de legendarische ‘opvulregel’ is ondertussen duidelijk: Vlaanderen bezit nu meer dan 5500 kilometer lintbebouwing. Het gevolg van deze chaotische uitzaaiingen is dat Vlaanderen een lappendeken is geworden. Het beeld van een wanordelijk patchwork komt reeds te voorschijn in Renaat Braem's boek ‘België, het lelijkste land ter wereld’. Vanuit het vliegtuig krijgt men het beeld van: ‘een door een krankzinnige bijeengenaaide lappendeken, God weet van welke afval bijeengeknoeid’Ga naar eindnoot2. Deze uitspraak uit 1968 is ondertussen nog meer realiteit geworden! Een van de opties van het Structuurplan Vlaanderen is de afbakening van stedelijke gebieden. Daarbij wordt gekozen om woningquota te formuleren waarbij er een verhouding wordt gehanteerd van 60%-40% voor het toekomstig woningenbestand, respectievelijk in stedelijke en in niet stedelijke gebieden. Dit houdt in dat men resoluut kiest om de gangbare voorkeur voor niet-stedelijke woonvormen een halt toe te roepen. Terecht merkt Loeckx op dat een ommekeer in beleid er niet komt door enkel quota voorop te stellen. Er zal meer nodig zijn om effectief het tij te laten keren. De uitgesproken voorkeur van de Vlaming voor de vrijstaande woning omgeven door groen is te verklaren vanuit een historisch perspectief, zelfs vanuit een uitgesproken liberale attitude die reeds in de 19de eeuwse huisvestingsdiscussie tot uiting komt. Francis Strauven komt tot het besluit dat de individuele spreiding van de bevolking niet enkel het gevolg is van een stedebouwkundige ‘laissez-faire’ houding, maar evenzeer in de hand is gewerkt door een doelbewust beleidGa naar eindnoot3. Het pleidooi voor het afzonderlijk, individueel huis paste perfect binnen de strategie van de Katholieke Volkspartij die er in de eerste plaats op gericht was de bevolking te behoeden voor ‘proletarisatie’. Dit aspect was reeds aanwezig in het kerstprogramma van de CVP uit 1945 en werd in 1948 geconcretiseerd in de zogenaamde Wet De Taeye, ‘houdende bijzondere bepalingen tot aanmoediging van het privé-initiatief bij het oprichten van goedkope woningen en het kopen van kleine landeigendommen’. De huisvesting van de bevolking op het platteland zag de CVP als de enige weg om te komen tot ‘zedelijke en stoffelijke verheffing van het gezin’. In 1948
De permanente reklame voor het villatype
‘Chateau Classics’ ‘De American Classic’ ...Gezond bouwen met gezond verstand? schreef minister De Taeye het volgende: ‘Mijn overtuiging is dan ook dat door de eigen woning, beter dan door veel woorden over volksopvoeding, bijgedragen wordt tot de versteviging van ons volksbestaan. (...) Gans het gezin gaat leven in en met de natuur en meewerken aan de scheppende schoonheid zoals zij tot uiting komt in plant en dier. (...) Het gaat hier niet om wat natuurpoëzie, maar om het bestendig levend contact met de natuur dat op de levende cel, die het gezin is, zulke verfrissende uitwerking heeft’Ga naar eindnoot4. Niet enkel het verwerven van de eigen woonst werd gepropageerd, ook werd gekozen voor een anti-stedelijke attitude. De CVP'ers waren niet enkel felle tegenstanders van geconcentreerde woningbouw in de steden, een optie die door de socialisten werd verdedigd, zij waren resoluut tegen de stad. De stad als kwalitatieve woonomgeving werd compleet afgeschreven, de ontvolking van de stadcentra werd politiek aangemoedigd op diverse niveaus. Samen met een sterke toename van de individuele mobiliteitsmogelijkheden heeft deze politieke keuze sterk bijgedragen tot de stedelijke vlucht en het onvermijdelijk verval. De gehele bouweconomie heeft resoluut ingespeeld op deze keuze, op alle niveaus werd het ‘huis met tuin’ aan de rand van de stad | |
[pagina 3]
| |
voorgesteld als de enige keuze voor een gelukkige toekomst. Anno 1996 beseffen wij dat de vonk die teweeg is gebracht door de polarisatie tussen CVP'ers en socialisten zowel in het nadeel is uitgevallen van de stad als van het platte land: er zijn enkel maar verliezers. De fundamentele keuze die het Structuurplan Vlaanderen inhoudt heeft verstrekkende gevolgen voor het soort woningtype dat wij in Vlaanderen willen en kunnen realiseren in de toekomst. In de toelichtingsnota vindt men de term ‘nieuwe typologieën’, zonder verdere precisering. Eén zaak is duidelijk, het overwicht van de villabouw moet drastisch worden afgeremd. Ook andere maatschappelijke factoren, zoals de verdunning van de gezinnen, zullen in grotere mate bepalend worden voor de richting die de volkhuisvesting zal inslaan. De vraag blijft hoe de Vlaamse samenleving de uitdaging zal assimileren. Op welke wijze zal de bouwsector reageren op deze noodzakelijke koerswijziging? Zal de bouwindustrie via lobbywerk blijven vasthouden aan het massaal produceren van vrijstaande woningen? Op welke wijze zal de overheid zelf inspelen om de opties van het Struktuurplan te helpen waar maken? Welke initiatieven moet zij nemen om de bouw van andere woontypes te activeren? Zal de politieke moed aanwezig zijn om de verkavelingstrend om te buigen in een stedelijk vriendelijk beleid? Op welke wijze kan men tot afremmende maatregelen komen voor de villabouw? Moet men resoluut kiezen voor een bevriezing van alle klassieke verkavelingen? Deze en nog veel andere vragen liggen vervat in het Structuurplan Vlaanderen.
Dit themanummer is ontstaan vanuit een bredere visie dan enkel het architectonisch object. De reflectie betreffende ons ruimtegebruik moet ook resulteren in een vraagstelling naar het soorten woontypes voor de toekomst. Het oudste type is de rijwoning, de inviduele woning tussen twee mandelige muren, een woning met een verticale opbouw. Gedurende eeuwen hebben wij onze steden uitgebreid op deze wijze, van de kleine arbeiderswoning tot en met de ruim bemeten woning voor de gegoede burgerij. Men moet zich de vraag stellen of het niet noodzakelijk is dit type opnieuw te ontdekken, om te wijzen op de grote voordelen van deze compacte woonvorm. Dit houdt niet in dat uitsluitend de rijwoning de oplossing aanbrengt voor de stedelijke woonproblematiek. Ook een meer kwalitatieve benadering van de mogelijkheden vervat in de appartementenbouw is eveneens noodzakelijk. In dit themanummer wordt uitsluitend een accent gelegd op de rijwoning als woningtype en dit binnen de 20ste eeuw. Maar al te vaak wordt gewezen op de stilistische stijlkenmerken binnen de architectuur; hoe de evolutie plaatsvond binnen de bewoningswijze en welke de transformaties zijn in de ruimtelijke opbouw van de woning, krijgt spijtig genoeg te weinig aandacht. Inzicht in de verschuivingen en de mogelijkheden van de woningopbouw worden te weinig bestudeerd. De meeste historici beschouwen 1893 als het begin van de korte bloeiperiode van de Brusselse Art Nouveau. Het is het jaar waarin Victor Horta de rijwoning Tassel bouwt en Paul Hankar zijn eigen woning met atelier. Hankar, maar vooral Horta, brengen een omwenteling teweeg binnen de stedelijke rijwoning. Horta toont op een meesterlijke wijze dat binnen de limieten van een conventioneel Brussels perceel het mogelijk is een compleet nieuwe ruimtelijkheid te ontwikkelen. Jos Vandenbreeden van het Sint-Lukasarchief belicht Horta's meest revolutionaire rijwoning Van Eetvelde in Brussel. Op een verbluffende wijze toont Horta hoe hij de beperking van twee gesloten zijmuren weet te neutraliseren en om te buigen tot een tot dan toe nooit geziene ruimtelijk configuratie. Niet de elegante Art Nouveau-decoratie maakt Horta tot een bouwmeester met wereldniveau, het zijn vooral zijn innovaties op ruimtelijk en structureel vlak die hem onderscheiden van zijn generatiegenoten. Pas op het einde van de jaren zestig ontdekken architecten de potenties van Horta's inventiviteit. Voor Bob Van Reeth, een van onze belangrijkste hedendaagse architecten, is de kennismaking van fundamenteel belang geweest: ‘Bij Horta heb ik gezien wat structuur allemaal mogelijk kan maken, zonder dat hij daarom een dwingend model oplegt’Ga naar eindnoot5. Bij de verschillende stedelijke uitbreidingen, gerealiseerd tijdens de jaren 20/30, blijft de rijwoning het meest voorkomende woontype. Ook de verdedigers van de moderne architectuur zoals Huib Hoste en Louis-Herman De Koninck, maken rijwoningen met grote spatiale kwaliteiten. Een van de boeiendste modernisten is de Gentse architect Gaston Eysselinck. Binnen zijn oeuvre is er een opmerkelijke zoektocht naar de potenties van de rijwoning. Een aantal van deze woningen worden in dit themanummer uitvoering gesitueerd. Zoals reeds is bekemtoond keert het tij na 1945. Door de vlucht uit de stad naar de periferie, gestimuleerd door een steeds groter wordende individuele mobiliteit, neemt de vrijstaande woning de plaats in van de rijwoning. Bouwpercelen voor rijwoningen
Installatie ‘Fami-Home’ ‘Composition Trouvée’ Guillaume Bijl Belgisch Paviljoen Biënnale Venezia 1988
Burgerlijk ideaal van het wonen verheven tot kunstwerk. Foto: M. Dubois worden steeds zeldzamer. De bouwindustrie en de bouwpromotoren storten zich volledig op de markt van het vrijstaand woonhuis. Alle reklame- en promotietechnieken worden aangewend om bouwlustige burgers te verleiden een ‘sleutel op de deur woning’ aan te kopen, een eigendomsverwerving ter verhoging van een maatschappelijke status. Wat de CVP uitstippelde als bescherming van de morele waarden van de burger werd vrij vlug door de privésector overgenomen als een louter markt-economisch gegeven. Een automatisch gevolg is dat architecten maar zelden opdrachten krijgen om een nieuwe ruimte te bedenken tussen twee gesloten muren. Toch zijn er in Vlaanderen na 1945 een aantal opmerkelijke rijwoningen gebouwd met grote ruimtelijke en architectonische kwaliteiten. Met een selectie in dit themanummer wordt aangetoond dat de rijwoning een blijvend alternatief kan zijn voor de villabouw en het appartementstype. Toekomstige bouwheren weten nauwelijks wat de voordelen kunnen zijn van een kwalitatieve rijwoning. Daarom is het verhaal van een bouwproject in Kessel-Lo, ontworpen door de Werkplaats voor Architectuur, erg relevant. Vijf jonge gezinnen nemen de beslissing samen te bouwen | |
[pagina 4]
| |
en gaan op zoek naar de mogelijkheden om binnen een strikt vooropgesteld budget hun opzet te realiseren. Ingenieur architect Marc Martens geeft een bondig overzicht van het ontwerpproces; vrij vlug werd geopteerd voor een ‘ongebruikelijke’ huizenrij. Grondplannen en foto's geven een beeld van het project; woningen waarvan een aantal aspecten gelijk zijn maar sommige ook erg verschillend. Het experiment toont aan dat een differentiatie mogelijk is binnen een gezamenlijk opgezet bouwproject. Er werd grote zorg besteed aan de akoestische probemen bij een dergelijk concept, een abolute noodzaak om het wooncomfort te optimaliseren. In feite is dit themanummer een pleidooi voor een herwaardering van de rijwoning als een volwaardig woningtype. Te lang is dit type als een minderwaardige woonvorm bestempeld en heeft de bouwindustrie de potenties ervan onderschat. Het belangrijkste argument om resoluut te kiezen voor de rijwoning is het ecologisch aspect. De villabouw heeft een dergelijke uitzaaiing teweeggebracht dat de gevolgen op termijn door de volgende generatie nauwelijks te dragen zullen zijn. De extra kost die de samenleving moet opbrengen voor postbedeling, riolering, bereikbaarheid voor openbaar vervoer en nog andere aspecten, is een verspilling zonder weerga. De illusie om iedereen een huis met tuin te geven wreekt zich op termijn: een vaststelling die ook in het Struktuurplan Vlaanderen tot uiting komt. De rijwoning is zonder twijfel een betere oplossing vanuit het standpunt van de energiebesparing. In de woningbouwsector wordt men overstelpt met allerlei verordeningen om de energiebesparing te activeren met normen die niet eens de fundamentele oorzaak van verspilling in vraag stellen. De keuze voor de rijwoning maakt een groot aantal normen compleet overbodig. Het is een goed voorbeeld hoe onze samenleving oplossingen tracht te bedenken zonder de structurele problematiek in vraag te stellen. Het themanummer wil tevens een bijdrage zijn om op een intensere wijze de ontwikkeling van de woningtypologieën in Vlaanderen te bestuderen. Dit onderzoek staat nog in zijn kinderschoenen en publikaties die op een systematische en wetenschappelijke wijze een beeld geven van de planontwikkelingen in de woningbouw zijn nog niet voorhanden. Er is nood aan een dergelijk onderzoek, een grote uitdaging voor de verschillende architectuurinstituten in Vlaanderen.
Reclamefolder bouwfirma Verplancke 1933
Foto: A.A.M., Brussel |
|