[nummer 256]
Woord vooraf
Een dorp bestaat 1250 jaar! Dit konden wij niet ongemerkt voorbij laten gaan. Veertig generaties hebben er gewoond op dezelfde grond. In het jaar 745 stond er een eenvoudige bidplaats op een nu nog waarneembare, lichte verhevenheid. Opgravingen hebben dit bevestigd.
Felix was er priester. Wat hem precies bezielde om in het jaar 745 zijn kerk en bezittingen in ‘Hrochashem’ aan de abdij van St.-Omaars over te maken, zullen wij wel nooit met zekerheid kunnen zeggen. Wellicht betekende deze schenking de start van een nieuwe christianiseringscampagne in de streek. Roksem fungeerde als moederparochie voor Westkerke en vermoedelijk ook voor Ettelgem en Ichtegem.
Al vroeg echter was de rol van Roksem uitgespeeld. De schrale zandgrond, de regressie van de kustlijn, de Noormanneninvallen misschien, de heropleving van het nabije Oudenburg na de stichting van de Sint-Pietersabdij, verhinderden dat de nederzetting een hoge vlucht nam. In de quasi-anonimiteit schoof het dorp verder door de middeleeuwen, onderging het oorlogen en vreemde bezettingen.
Even nog kwam het in het nieuws toen ‘geuzen’ op het einde van de 16de eeuw de kerk gedeeltelijk verwoestten en onbruikbaar maakten. Dat er voor de heropbouw geen middelen gevonden konden worden, in tegenstelling tot in de buurdorpen, is tekenend. In 1665 hield de parochie Roksem op zelfstandig te bestaan en werd bij Westkerke gevoegd.
Elk dorp, hoe klein ook, heeft zijn verleden en vormt een stukje van die grote, historische puzzel die hedendaagse archeologen en historici met veel geduld en wetenschappelijke bezorgdheid weer samen pogen te stellen.
De interesse voor dit verleden is gelukkig niet beperkt gebleven tot historisch-wetenschappelijke milieus, maar leeft ook meer en meer bij de gewone man. De overheid, ook de lokale, moet het dan ook als een opdracht beschouwen de resultaten van het historisch onderzoek naar de bevolking te brengen. Een plaatselijk museum en tentoonstellingen vormen daarvoor het uitgelezen middel.
De Stad Oudenburg is met de tentoonstelling ‘Licht in de Middeleeuwen’ niet aan zijn proefstuk. Ook het Romeinse verleden van onze stad, de abdij en haar stichter de H. Arnoldus en andere hierbij aansluitende thema's kwamen bij vorige gelegenheden reeds aan bod.
Wij prijzen ons andermaal gelukkig om de nuttige samenwerking met de redactie van het cultureel tijdschrift Vlaanderen, die ook nu weer het onderwerp van onze tentoonstelling voldoende interessant vond om er een themanummer aan te wijden. Wij zijn de talrijke gezaghebbende auteurs die er hun medewerking aan verleenden, bijzonder dankbaar.
Ook tegenover de vele bruikleengevers uit binnen- en buitenland, die de vaak kostbare stukken en documenten afstonden voor de tentoonstelling, drukken wij onze erkentelijkheid uit. Tevens danken wij het administratief en technisch personeel van de Stad Oudenburg, dat onder de deskundige begeleiding van kunsthistoricus Jean Luc Meulemeester, diensthoofd Cultuur en tevens coördinator van het hele opzet, de tentoonstelling hielp realiseren. Moge aldus opnieuw een kleine bijdrage geleverd zijn tot het behoud van ons verleden en tot de culturele uitstraling van onze stad.
Romain Roose
Schepen van Cultuur
Ignace Dereeper Burgemeester
Licht in de middeleeuwen