Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 43
(1994)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwend proza• Carmen DionyseCarmen Dionyse my Art, my Universe, uitg. Diofons, Gent/Lannoo, Tielt, 1992, 310 × 260 mm, geïll. met kleuren- en zw.-w.-reprodukties, 263 blz., gebonden 1.000 fr./ f 55. - Dit bijzonder fraaie boek is gemaakt door de beeldhouwer Carmen Dionyse (Gent, 1921) zelf, waarbij Antoon De Vijlder en Fons De Vogelaere haar terzijde stonden als respectievelijk typograaf en coördinator. Prof. Dr. R. Schnyder schreef de inleiding en de kunsthistoricus Frank Nievergelt situeert in zijn artikel ‘Ceramic Sculpture in the 20th Century’ de inhoud van het oeuvre binnen de geestelijke evolutie van de kunst in heden en verleden. Dionyse is een modernistische beeldhouwster en keramiste die gestudeerd heeft en onderwijst aan de Academie in Gent. Haar man Fons De Vogelaere beschrijft in zijn artikel ‘A tree of life’ (of: De Levensboom) hoe de kunstenares haar ontwerpen thematisch groepeert volgens een organisch groeiproces dat verloopt tussen 1957 en 1991. Het eerste deel van het boek omvat 163 kleuren- en 29 zw.-w.-reprodukties van 167 werken en het tweede deel is een chronologische catalogus met technische beschrijving en zw.-w.-details van de reeds getoonde stukken. Als chronologische en stilistische schakels worden ook nog 62 andere stukken in kleuren geproduceerd. Aldus is het geheel een prachtig overzicht van een zeer aansprekend oeuvre. De twee bijdragen worden eerst in het Engels afgedrukt, maar de oorspronkelijke teksten (respectievelijk in het Duits en het Nederlands) worden ook opgenomen, wat meteen de toegankelijkheid tot het boek voor meer kunstliefhebbers vergroot. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jan Vorsselmans (samensteller)De roep van De Roerdomp, uitg. De Roerdomp, Van de Reydtlaan 62, 2960 Brecht, reeks bibliofiele uitgaven, 1993, geïllustreerd met tekeningen van Beatrijs Lombaerts, 160 × 240 mm, 120 blz., genaaid, 595 fr. - ‘De Roep van De Roerdomp’. Zo luidt de titel van een verzamelbundel vol herinneringen aan de Brechtse uitgever Joris Lombaerts, die op 7 juli 1991 overleed. Heel wat bekende en minder bekende auteurs werkten mee aan dit boek, dat door Jan Vorsselmans werd samengesteld. Uitgeverij De Roerdomp wordt thans geleid door mevr. Leentje Lombaerts-Saey. Prioritair voor haar is de verderzetting van een reeks bibliofiele uitgaven, waarmee haar echtgenoot enkele jaren geleden van start is gegaan. ‘De Roep van De Roerdomp’ (1993) maakt nu ook deel uit van deze prestigieuze serie. Omdat Joris Lombaerts voor de Vlaamse letterkunde en de beoefenaars ervan heel veel heeft betekend, spreken thans 29 schrijvers via dit huldeboek hun dankbaarheid uit. Ze doen dat bij wijze van sfeervolle, vaak aangrijpende gedichten of indringende stukken proza. Alle bijdragen houden trouwens rechtstreeks verband met de persoonlijkheid van de betreurde uitgever. Joris Lombaerts was inderdaad geen kleurloze figuur in het wereldje van de letteren. Zijn overtuiging was duidelijk Vlaams en katholiek. Bovendien had hij een eigen visie op de literatuur. Zo pleitte hij voor vlot-lees-bare teksten, die een breed publiek aanspreken. Aan experimentele romans of ‘psychologisch geleuter’ had hij geen boodschap. Authenticiteit, daar kwam het bij hem op aan. En dat principe gold volgens hem ook voor de jeugdliteratuur. ‘Kinderen houden van goede, spannende avonturenverhalen. Ik griezel van het feit dat men hen zo vroeg opzadelt met kwesties als racisme, werkloosheid en andere maatschappelijke problemen’, verklaarde hij ooit in een interview. Omwille van zijn levensbeschouwing en zijn literaire opvattingen was hij, op zijn zachtst gezegd, een ‘buitenbeentje’ in de uitgeverswereld. Hij heeft daarenboven 25 jaar moeten knokken om het hoofd boven water te houden. Zo ging hij steevast zijn eigen weg, zonder ook maar één toegeving te doen aan de huidige morele en culturele vervlakking. In de loop der jaren heeft Joris Lombaerts zowat 250 boeken op de markt gebracht: romans, novellen, verhalen, historische studies, essays, dichtbundels, jeugdliteratuur... Met zijn auteurs onderhield hij steeds goeie contacten. Eventuele meningsverschillen werden bijgelegd tijdens het drinken van een goed glas trappistenbier of een stevige borrel jenever. Voor de meeste schrijvers was hij dus veeleer een vriend dan een zakenman. In dit huldeboek - dat treffend werd geïllustreerd door Beatrijs Lombaerts, dochter van de uitgever - drukken de medewerkers hun waardering uit ten aanzien van Joris Lombaerts, die ze allen als een ingoed mens hebben ervaren. Hun namen: Paul Baekeland, Magda Buckinx, Henriette Claessens, Willy de Bleser, Karel de Cat, Frans Depeuter, Jan D'Haese, Paul Duribreux, Ronald Ergo, Carlo Heyman, Robin Hannelore, Betty Havelaerts, Dries Janssen, Leo Mets, Renaat Saey, Frans Schittecat, Angelo Sijbel, Gerard Soete, Jacques van Baelen, Beatrijs van Craenenbroeck, Sim van der Auwera, Hedwig van de Velde, Thieu van Engeland, Erik van Ruysbeek, Gert Vingeroets, Jos Vinks, Herman Vos, Antoon Wouters en samensteller Jan Vorsselmans. Alle auteurs zijn erin geslaagd hun verbondenheid op een eigen, doorleefde wijze uit te drukken, of zoals Jan Vorsselmans schrijft: ‘Deze spontane en onbaatzuchtige medewerking van zovele schrijvers is beslist uniek te noemen. Gevoelens van verdriet, heimwee, machteloosheid en zelfs opstandigheid zijn in deze bundel net zo op hun plaats als dankbare herinneringen en piëteitsvolle overpeinzingen, al dan niet gesterkt door een geloof in het eeuwig leven. Deze stemmingen en nog veel meer worden dank zij een treffende en sfeervolle zeggingskracht naar een hoger niveau getild: literatuur in de zuiverste zin van het woord’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Robin RichmondMichelangelo en de schepping van de Sixtijnse Kapel, uitg. J.H. Gottmer en H.J.W. Becht / Haarlem, 1992, verspreid door Uitgeverijen Singel 262, Edelinckstraat 9, 2018 Antwerpen, geïll. met 142 vierkleurenfoto's, 290 × 220 mm, 160 blz., gebonden 1.190 fr. - Toen paus Julius II in 1508 aan Michelangelo de opdracht gaf de gewelven van de Sixtijnse kapel te beschilderen, begon voor de meester-beeldhouwer-schilder (die aanvankelijk met tegenzin aan het werk begon) een gevecht dat vier jaar zou duren, maar resulteerde in een van de grootste meesterwerken van de schilderkunst. De tand des tijds (o.m. vochtigheid), het kerkelijk gebruik van de kapel (met wierook en kaarsenwalm) en de menselijke tussenkomsten (met ongelukkige restauraties) hadden de kleurenpracht van dit ‘hoogtepunt van de Italiaanse Renaissanceschilderkunst’ ernstig toegetakeld, zodat een schoonmaak zich opdrong. Die begon in 1980 en liep ten einde in 1992. Door deze restauratie kreeg het werk van Michelangelo een zodanige metamorfose dat de kunsthistorici hun beeldvorming omtrent de schilder dienden te wijzigen. Behalve een groot compositorisch talent bleek Michelangelo ook een ongeëvenaard kolorist te zijn geweest. Robin Richmond (in 1960 in de VS geboren, woont sedert 1960 in Rome) is zelf kunstschilderes en docente kunstgeschiedenis en probeert in haar boek de kunst en de persoon van Michelangelo in het licht van de nieuwe inzichten na de restauraties te beschrijven en toegankelijk te maken voor een groot publiek. De auteur maakte de restauraties van nabij mee en was dus goed geplaatst om de nieuwe visie te vertolken. Hoewel het boek geen biografie van Michelangelo wil zijn, komt de schilder als mens en kunstenaar goed uit de verf. Zij baseert zich daarbij op de briefwisseling van Michelangelo met zijn vrienden (ca. 500 brieven, waarvan heel wat fragmenten in vertaling in het boek zijn opgenomen). De illustratie is zeer revelerend. De lezer kan zich echt een gedacht vormen van de kleurenpracht van de plafondschilderingen, vooral bij vergelijking van dezelfde fragmenten voor en na de restauratie. De schrijfster wijst er duidelijk op dat samen met de restauratie van het plafond van de Sixtijnse Kapel ook het inzicht i.v.m. het werk van Michelangelo is ‘vernieuwd’. ‘Terwijl het plafond eerst benauwend en zwaar was, lijkt het nu licht genoeg om weg te drijven in de hemel, die sinds kort weer zichtbaar is boven de figuren’. Dit bewijzen o.m. de twee uitslaande bladzijden waarop het volledig plafond is gereproduceerd. Behalve als schilder wordt Michelangelo ook als beeldhouwer beschreven, waardoor zijn kunstenaarstalent | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog meer verduidelijkt wordt. Dit vlotlezend boek wordt besloten met een ‘Chronologie’ (van 1475: geboortejaar van Michelangelo tot 1990: restauratiewerk aan het ‘Laatste oordeel’), een ‘Verklarende woordenlijst’, ‘Een keuze uit de literatuur’ en twee bladzijden ‘Register’. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• O. Vandeputte / U. BronsNederlands, uitg. Stichting Ons Erfdeel vzw, Murissonstraat 260, 8931 Rekkem, 1990, geïll., 200 × 130 mm, 64 blz., genaaid 300 fr. - In mei 1983 gaf de Stichting Ons Erfdeel vzw de brochure Nederlands uit, met als ondertitel: ‘Het verhaal van een taal’. Omer Vandeputte schetst er in een eerste deel op heldere en vlot leesbare wijze de groei en de ontwikkeling van onze taal, van het ‘diets’ (een verzameling van dialecten) in de Middeleeuwen tot op heden, met als bekroning het sluiten van de Nederlandse Taalunie in 1980 door Nederland en België. In een tweede deel wijst hij op enkele bijzondere aspecten van het Nederlands: de voorgeschiedenis, de dialecten, de invloed op andere talen, het onderwijs van onze taal aan niet-Nederlandstaligen en enkele specifieke trekken van het Nederlands. Mede door de selectieve bibliografie is dit boekje een ideale inleiding tot de studie van onze taal. Ook buiten ons taalgebied kan het uitstekende diensten bewijzen aan geïnteresseerden, die van naderbij kennis wensen te maken met ‘de taal van twintig miljoen Nederlanders en Vlamingen’. Met dat doel voor ogen en ook met de opzet informatie over onze taal in het buitenland te verbeteren, liet de Stichting de brochures intussen in een aangepaste vorm (vooral wat betreft het tweede deel en de bibliografie) verschijnen in de andere acht officiële werktalen van de EEG: het Frans, Engels, Duits, Spaans, Italiaans, Portugees, Deens en Nieuw-Grieks. Er is verder ook een Indonesische editie beschikbaar. De boekjes zijn keurig uitgegeven en geïllustreerd. Zij verdienen alle aanbeveling en een ruime verspreiding, ter bevordering van een betere kennis van de Nederlandse taal en cultuur over heel de wereld. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• J. SpanhoveDe jonge Walschap, uitg. Ascania, Mollestraat 9, 1730 Asse, 1990, geïll. met foto's, 230 × 150, 220 blz., paperback. - Deze studie werd oorspronkelijk geschreven als tijdschriftartikel voor ‘Eigen Schoon en de Brabander’. De auteur schrijft een vrij volledig beeld van de jonge Gerard Walschap en besteedt aandacht tot in het begin van de jaren twintig. Hij behandelde alles chronologisch en gaf er bijwijlen een bepaalde visie over. Om dit uitvoerige werk samen te stellen, raadpleegde J. Spanhove heel wat documentatiemateriaal en archiefstukken en legde hiervoor ook de nodige en vereiste contacten. ‘De jonge Walschap’ is één van die naslagwerken die na het overlijden van Walschap, de auteur vanuit een bepaalde hoek benadert. Spijtig evenwel dat in deze uitgave storende drukfouten bleven staan. uv | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Robert HouthaeveCyr van Ysenheim. Leven en werk, uitg. Hochepied, 8870 Izegem, 1990, geïll., 214 × 147 mm, 112 blz., gebonden. - Robert Houthaeve slaagde er weer in een minder gekende streekgenoot uit de duisternis te halen. Georges Cyriel Lapeire (ps. Cyr van Ysenheim, 1922-1985) was te Izegem geboren waarnaar hij zijn pseudoniem richtte en was in leven adjunctpolitiecommissaris. Zijn schrijversloopbaan begon met twee korte kinderverhalen, die resp. in 't Kapoentje’, wekelijkse kinderkrant van Het Volk verscheen en in ‘Het jonge Volk’, van Ons Zondagsblad (1955). De twee verhalen worden opnieuw in deze uitgave afgedrukt. Zijn eerste (tweetalige) bundel ‘Ernst en luim’ (in verzen and poems) verscheen op 500 ex. in 1977 en ontlokte een terechte uitlating van A. Demedts dat het zoeken naar een uitgeverij in Vlaanderen een te dure zaak is en dat dichters op ‘eigen beheer’ zijn aangewezen. Deze bundel van stemmingsgedichten werd gevolgd door nog drie andere bundels nl. ‘Fliflotterkes’, ‘Een panderken’ en ‘Vanavond’, die telkens aan de ernstige analyse van Robert Houthaeve worden onderworpen. Het is deze auteur zelfs niet ontgaan dat volksdichter van Ysenheim in 1979 deelnam aan de eerste poëzieprijs van de Kofschip-Kring te Blankenberge. rmdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Colin White / Laurie BouckeThe Undutchables. Leven in Holland, uitg. Nijgh & Van Ditmar/Amsterdam, 1990, verspreid door Uitgeverijen Singel 262, Edelinckstraat 9, 2018 Antwerpen, vertaling van Justus van Oel, 200 × 110 mm, 106 blz., paperback 398 fr. - Twee Amerikaanse half-immigranten onderwierpen Nederland en de Nederlanders aan een objectieve analyse. ‘De observaties komen voort uit een verblijf van 22 jaar in uw kleine moeras’, melden White en Boucke in hun inleiding. Het resulteerde in een hardnekkige cursus zelfkennis, die door Justus van Oel uit het Engels werd vertaald. ‘Wat u als normaal gedrag ziet, ervaren wij niet zelden als merkwaardig of zelfs waanzinnig. Onze kanttekening bij u presenteren wij u in de vorm van geestigheden, satire en bijna waterdichte logica’, aldus nog de auteurs, die tussen hun vaak als voorschriften aangehaalde vaststellingen een pak citaten en enkele Hollandermoppen verwerken. Centrale figuur in het leuke boekje is de modale ‘cloggie’, zoals de samenstellers de doorsnee Hollander plegen te noemen. Niets ontsnapte aan hun aandacht: taal (woordgebruik en uitspraak), huishouden, geldzaken, verkeerssituaties, de koffiecultus, het eigenzinnige feminisme, de kritische ingesteldheid,... Kortom, Nederland op zijn ‘best’. RA | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Ward CorsmitHet Franciskaanse vlamingschap van Felix Timmermans, uitg. Bertennest in Europa-Broederschap, Rijksweg 90, 8710 Wielsbeke, 1990, geïll. met 14 tekeningen van F. Timmermans, 230 × 155 mm, 32 blz., genaaid 190 fr. - De plaquette bespreekt De harp van Sint Franciscus van Felix Timmermans om van daar uit de religiositeit van de schrijver te definiëren met talrijke verwijzingen ook naar het andere werk van FT. Ward Corsmit heeft met grote toewijding en een grondige kennis van het oeuvre van FT aangetoond hoe de spiritualiteit van Franciscus van Assisi grote invloed heeft gehad op FT's persoonlijkheid. De Harp, ‘een meesterwerk van religieuze volksliteratuur’, formuleert die affiniteit van de schrijver met zijn historisch personage voortreffelijk. Corsmit wijst er ook op hoe FT een goed lezer is geweest van het Evangelie, Thomas a Kempis, Ruusbroec en Gezelle. Een boekje dat met enthousiasme geschreven is. K.v.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Michel van der PlasNu moet ik zijn geluk beschrijven, Literaire pelgrimages, uitg. Anthos / Baarn en Lannoo / Tielt, 1991, 215 × 135 mm, 192 blz., genaaid 565 fr. - Na zijn ophefmakend Gezelle-boek, verschenen van de auteur deze ‘verslagen van reizen naar oorden die onlosmakelijk zijn verbonden met de namen van schrijvers op crisismomenten in hun leven’. Die schrijvers zijn: Lord Byron, Charles Dickens, Oscar Wilde, T.S. Eliot, Victor Hugo, Guido Gezelle, uitgeverij Kluitman, Paul Claudel, Paul Verlaine en Karl Baedeker. Het merkwaardige aan deze pelgrimages is, dat Van der Plas ter plaatse de met zorg gedocumenteerde levensomstandigheden samenstelt en er tevens zoekt naar de overgebleven sporen van hun leven en werk. Ondanks de overvloed aan gegevens blijft dit boek boeien als een roman, niet alleen door de vlotte stijl, maar ook door de intense persoonlijke betrokkenheid van de auteur. Zelfs na Mijnheer Gezelle bezorgt het hoofdstuk over ‘Guido Gezelle’ bvb., evenals de andere literaire excursies, puur leesgenot. Ontspannend en verrijkend tegelijk. Aanbevolen. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Patricia CarsonHet fraaie gelaat van Vlaanderen, uitg. Lannoo/Tielt, 19912, geïll. met een tachtigtal kleurenfoto's van Hugo Maertens en 2 historische kaarten van Dirk Billen, vertaald uit het Engels (met als oorspronkelijke titel: The fair face of Flanders) door Anita Pisters, 240 × 180 mm, 318 blz., gebonden 995 fr. - Dat Patricia Carson met dit boek een waardevolle en heel aparte bijdrage heeft geleverd tot de geschiedschrijving van Vlaanderen, is al na het verschijnen van de eerste druk in 1977 duidelijk geworden. Toen was de perskritiek terecht erg lovend. Voor het boek dat in vijf talen verscheen, kreeg de auteur in 1977 ten andere de Eugène Baieprijs. Ook de nieuwe uitgave zal op dezelfde waardering mogen rekenen. De Britse historica, Patricia Carson (door haar huwelijk met historicus R.C. van Caeneghem, hoogleraar aan de R.U. Gent, Vlaming geworden) bewijst o.m. met deze uitgave dat geschiedenis niet dor en vervelend moet zijn. Haar verhaal boeit vanaf het begin en de interesse bij het lezen groeit met het omslaan van de bladzijden mee, omdat haar geschiedenisverhaal zo mensbetrokken is en steeds weer doorspekt wordt met verrassende details. Het blijft verwondering wekken hoe een Engelse dame zo diep en doorleefd tot de essentie van de Vlaamse geschiedenis weet door te dringen. Vlaanderen wordt door de auteur ruim geïnterpreteerd: Frans-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen, soms zelfs heel Nederland, rekent ze tot haar studiedomein en geschiedenis is voor niet alleen politiek ‘geharrewar’, maar ook sociale omwentelingen, economische ontwikkelingen en culturele ontplooiing. De historische kaarten (het Boergondische rijk in de 15de en 16de eeuw, de Zuidelijke Nederlanden in de late Middeleeuwen en het huidige Vlaanderen) zijn in kleurschakeringen uitgewerkt en bijzonder duidelijk getekend. Achterin twee heel praktische overzichten: ‘Lijst van monumenten en kunstwerken’ per stad/gemeente gerangschikt en kort beschreven (tevens erg handzaam voor toeristische bezoeken) en een ‘Register van persoons- en plaatsnamen’ (14 blz.). Een bibliografie ontbreekt. Een geschenk voor buitenlandse ‘relaties’? Deze 2de druk verscheen ook in een Engelse, Franse en Duitse uitgave. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Walter Simons, Guido Jan Bral, Jan Caudron, Jan BockstaeleHet Pand. Acht eeuwen geschiedenis van het oud Dominicanenklooster te Gent, 1991, uitg. Lannoo/Tielt, geïll. met zw.-w.- en kleurenfoto's, 295 × 255 mm, 143 blz, gebonden 1.850 fr. - Wie thans van het Pand in Gent hoort spreken denkt direct aan een bar, foyer, tearoom, gastronomisch restaurant en een aantal (multifunctionele) zalen, maar zodra men er komt, ondergaat men onweerstaanbaar de sfeer van het interieur... van een eeuwenoud kloostergebouw, dat in zijn oorsprong teruggaat tot in 1227 en met de jaren uitgroeide tot een complex met keuken, refter, kapittelzaal en dormitorium. In 1240 werd gestart met de bouw van de eenbeukige hooggotische kloosterkerk. Intussen hadden de Dominikanen zich reeds geïntegreerd in het politieke leven van de stad en drukten hun stempel in de volgende eeuwen op het religieuze en culturele leven van Gent. Zoals zovele kerkelijke gebouwen had ook het Pand te lijden onder de Beeldenstorm (o.m. vernieling van de bijzonder rijke bibliotheek). Met de Contrareformatie kwamen de dominicanen opnieuw in hun klooster en zetten verfraaiingswerken in. Uit 1650 dateert het (thans prachtig gerestaureerd) gastenkwartier. De Franse Revolutie betekende het einde van het kloosterleven in het Pand en het complex werd verkocht. Sindsdien heeft het Pand meerdere functies vervuld, tot het in 1963 door de Rijksuniversiteit Gent werd aangekocht en het thans fungeert (na verantwoorde restauratie) als cultureel centrum. Wat hier in een notedop wordt verhaald, vertelt onderhavig boek uitgebreid in woord én beeld. Walter Simons heeft het over de Dominicanenorde en beschrijft het wedervaren van het Pand van 1228 tot 1796. Guido Jan Bral geeft tekst en uitleg bij de bouwgeschiedenis van het Pand en Jan Caudron verhaalt de lotgevallen van dit historisch gebouw na de Franse Revolutie. De actuele restauratie ten slotte wordt breedvoerig toegelicht door Johan Bockstaele. Bij ieder van deze onderwerpen wordt telkens een selectieve bibliografie opgesomd. De illustraties (meestal in kleuren) brengen het gebouw in al zijn gedaanteveranderingen en met zijn talrijke kunstschatten levendig voor de geest. Wie zich interesseert voor de geschiedenis van Gent, kan aan dit prachtig boek niet meer voorbij gaan. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hubert De Witte (red.)De Brugse Burg. Van grafelijke versterking tot moderne stadskern, uitg. Archeo-Brugge vzw, Mariastraat 36A, 8000 Brugge, 1991, geïll. met zw.-w.- en kleurenfoto's, 215 × 300 mm, 299 blz., gebonden 1.250 fr. - Wie het Burghotel (Holiday Inn - Crowne Plaza) op de Burg in Brugge aandoet, mag niet nalaten in de kelderverdieping de archeologische vondsten (o.m. de resten van de koorpartij van St.-Donaas en de stenen burchtmuren) te bezichtigen. Deze vondsten zijn het resultaat van grootscheeps archeologisch onderzoek. De Vereniging van de Vrienden van de Stedelijke Archeologische Dienst van Brugge publiceerde reeds in 1988 (eveneens in een redactie van Hubert De Witte) een eerste uitgave (Archeo-Brugge 1) met als titel ‘Brugge Onder-Zocht. Tien jaar archeologisch onderzoek 1977-1987’. Onderhavig werk kreeg daarom als ‘code-naam’ ‘Archeo-Brugge 2’. Dit laatste werk nu beschrijft het archeologisch onderzoek van de Brugse Burg. Dit onderzoek werd doelbewust uitgevoerd, d.w.z. niet als gevolg van een toevallige vondst of een noodopgraving. Men wilde o.m. te weten komen (wat uit de bestaande teksten niet met zekerheid kan opgemaakt worden) onder welke graaf van Vlaanderen de versterking van Brugge werd gebouwd, hoe haar vorm was, haar omvang en uitzicht. Was die vesting van Romeinse oorsprong? In de inleiding schetst Hubert De Witte een overzicht van het archeologische onderzoek op de Brugse Burg. Georges Declercq doet het verslag van de oorsprong en de vroegste ontwikkeling van de burcht van Brugge (9de-12de eeuw). Luc Devliegher neemt de geschiedenis van de voorromaanse, romaanse en gotische St.-Donaaskerk voor zijn rekening aan de hand van onderzoek sedert 1955. Hubert De Witte verhaalt dan de opgraving van 1987-1989 van de site Burghotel. De laat-middeleeuwse grafkelders in het St.-Donaascomplex vormen het studieobject van Willy P. Dezutter, terwijl Hugo Thoen de Gallo-Romeinse vondsten van de Burgsite bestudeert. Het team van Frans Verhaeghe, Bieke Hillewaert, K. De Groote en Y. Hollevoet bespreken het ontdekte aardewerk en Anton Ervynck en Bieke Hillewaert hebben het over de niet-keramische gebruiksvoorwerpen (leder-, been-, metalen voorwerpen). Anton Ervynck bespreekt de mens en het dier in de vroegmiddeleeuwse versterking. ‘Bouwputten in de oude Burgkerk’ worden bestudeerd door Frans Verhaeghe en Bieke Hillewaert en opnieuw een team (van Bieke Hillewaert, Anton Ervynck, Linda Huysmans en Christel De Bleser) onderzoekt een waterput (ontdekt in een van de straalkapellen van de St.-Donaaskerk) en een afvalput uit de 16de-18de eeuw. Nadat de St.-Donaaskathedraal gesloopt was, onderging het Burgplein een opvallende gedaanteverandering en Jean-Pierre Esther verhaalt de evolutie daarvan in het artikel ‘Het Burgplein en de Mallebergplaats. De huizen en hun bewoners in de 19de eeuw.’ Al bij al is dit boekwerk van onschatbaar belang voor wie zich wil verdiepen in de geschiedenis van het oudste Brugge en in het bijzonder van datgene wat op en rond de Burg is gebeurd. Het boek is daarbij met werktekeningen (ca. 200), zwart-wit en 8 blz. kleurenfoto's geïllustreerd en voorzien van een uitvoerige bibliografie voor verder informatie. Wie Brugge in zijn hart draagt (historicus of niet), zal genoegen beleven aan dit boek. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Marie-Christine MartensDe lange weg van een beeldhouwer, uitg. Groeninghe, Budastraat 56, 8500 Kortrijk, 1991, geïll. met zw.-w.- en kleurenfoto's en brieven, 270 × 210 mm, 174 blz., gebonden 1.050 fr. (+ 100 fr. port; bestellen via storting op rek. nr. 850-8816824-07 van M.C. Martens). - Het boek van Marie-Christine Martens over haar schoonvader, de kunstenaar Joris Vandemoortele, waaraan ze een tiental jaren werkte, is in menig opzicht een opmerkelijk boek. Het relaas wil niet enkel het leven en het oeuvre van een groot kunstenaar publiek maken, maar brengt ook een historisch waardevolle getuigenis voor de studie van Cyriel Verschaeve. Volgens de scriptora waren namelijk nagenoeg alle Verschaeve-beelden creaties van Joris Vandemoortele. De kapelaan zou hooguit enkele beelden gladgeschuurd hebben. Deze opmerkelijke stelling, die bij velen de wenkbrauwen zal doen fronsen, wordt zo goed of zo kwaad mogelijk met beeldmateriaal en/of met brieven gestaafd. Hoewel de artistieke dubieuze verhouding Verschaeve-Vandemoortele de rode draad is van het boek, wil de auteur echter in de eerste plaats een kunstboek brengen. Wetenschappelijk, zij is ook geen historica, schiet zij hierin tekort, maar haar goed gedocumenteerde getuigenis maakt toch wel indruk. Ze gaat echter te ver in een vergelijkende tabel waarbij Vandemoortele tegenover Michelangelo geplaatst wordt. Wielsbekenaar Vandemoortele (o 1891) behaalde eerste prijzen tekenen en ontleedkunde te Gent, waar hij ook Georges Minne leerde kennen. Na 1918 kwam hij in contact met grote Vlaamse kunstenaars, die zijn vrienden werden: Cyriel Verschaeve, Stijn Streuvels, Modest Huys, André Demedts. In alle stilte werkte hij aan talrijke beelden, die echter, volgens Marie-Christine Martens, zullen toegeschreven worden aan zijn idool Verschaeve. Joris Vandemoortele is overleden op 1 augustus 1978. JvK | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Gerard BodiféeAandacht en Aanwezigheid. Over de creativiteit in een onvoltooide wereld, uitg. DNB/Pelckmans, Kapellestraat 222, 2950 Kapellen, 220 × 140 mm, 124 blz., genaaid 450 fr. - Het essay ‘Aandacht en Aanwezigheid’ van Gerard Bodifée ademt een onvoorwaardelijk geloof in de mens uit en brengt via een scherp doorleefde denkpiste het sluitstuk aan: God als uiteindelijke creatieve hoeksteen naar de voltooiing. Zoals Bodifées woorden gebruik maken van de intuïtieve taal toch slechts middel zijn om gedachten te hanteren, zo is deze benadering géén analytische vivisectie van dit hartverwarmend werkstuk door Gerard Bodifée aangereikt voor wie gelooft in de kracht van het menselijke wezen. Iedereen die zich over het wezen van zijn kunstenaarschap, over zijn intellectuele zoektocht naar waarheid, over zijn creativiteit en openheid, over zijn zelf- en godsbeeld wil bezinnen, hoort dit essay gelezen te hebben. Weinig boeken beklijven zo intens, weinig woorden die zo indringend het leven heroriënteren en voldoende antistoffen bieden tegen de zo vaak vergrijzende on- en wartaal van reclameboodschappen, dito-sloganeske consumptieklanken die zo welig tieren en bovendien nog opgepept worden als zijnde inherent deel-uitmakend van het democratiseringsproces. Al wat in de wereld en het universum is, voltrekt zich volgens een welbepaalde orde, gehoorzaamt aan voorspelbare wetmatigheden, evolueert, ontwikkelt zich volgens o.m. natuurwetten die door de mens ‘ont-dekt’ werden. De wetenschap moest er jaren over doen om te zien hoe langzaam deze evolutie zich voltrok. Toch is het pas wanneer de mens aandacht schonk aan de niet-ik wereld dat de dingen ‘zin’ kregen. Met de komst van de mens is de wereld van aanschijn veranderd, want hij heeft in een kort tijdsbestek meer gewijzigd (= wil) dan er in miljarden voorbije jaren ‘gebleven’ is (= weerstand). Gerard Bodifée lezen (o.m. ook in De Standaard) is zich verwonderen over de wetenschap, de taal, de muziek. Is meeplukken van de rijkdom van de wereld en zijn ‘onderdanen’ en zijn eigen leven een heroriënterende duw geven in de richting van een positieve eeuwwende. Diro | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Raoul BauerIn het Teken van Verzoening. Brief van Petrus Venerabilis, abt van Cluny, een tijdgenoot uit de twaalfde eeuw, uitg. Lannoo/Tielt, 1991, zw.-w.-illustr., 240 × 155 mm, 176 blz., paperback 895 fr. - Voor wie ooit onder de indruk kwam van de overblijfselen van de abdijkerk van Cluny en wil kennismaken met een van de markantste figuren die daar leefde, is dit boek van Bauer welkom. Het leven van Petrus de Eerbiedwaardige (ca. 1092-1156), kan gereconstrueerd worden vanuit de talrijke brieven, preken en studies die de laatste grote abt van Cluny heeft achtergelaten. Op zoek naar de mens Petrus heeft Bauer zich in die stukken ingewerkt en ingeleefd en laat de abt op het einde van zijn leven een uitgebreide brief schrijven aan de lezers van vandaag. Tegen de achtergrond van de gebeurtenissen uit de 12de eeuw benadrukt Bauer de tolerante houding van Petrus Venerabilis die op die manier een geestesverwant is van de mens van de twintigste eeuw en op menig punt voor ons een voorbeeld van genuanceerd en verdraagzaam denken is. Vanuit Cluny en de figuur van Venerabilis worden diverse problematieken ontwikkeld, o.m. de verhouding tussen Kerk en staat, de relatie met de Islam, de discussie tussen Cluny en de radicale Bernard van Clairvaux, de beruchte liefdesgeschiedenis van Abelard en Heloïse. Zo trekt de middeleeuwse geschiedenis in brieven en gesprekken, documenten en mijmeringen voorbij in de geest van Petrus en van de lezers van zijn brief. Inhoudelijk een waardevol document overtuigt dit boek slechts matig door zijn briefvorm. Het briefgenre stelt bepaalde eisen die niet zo gemakkelijk te vervullen zijn binnen het kader van de behandelde materie. Het is de vraag of Bauer er niet beter aan deed een aantal fictieve dialogen op te bouwen rond dezelfde problemen met Petrus Venerabilis en Bernardus e.a. als gesprekspartner. Het zou de homogeniteit van deze ‘brief’ zeker niet geschaad hebben. Desondanks is dit boek een aanrader voor wie in het hart van de feiten en van abt Petrus wil kijken. p.l. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Mia KerckvoordeCharlotte. Van Laken tot Mexico: biografie van een keizerin, uitg. Lannoo/Tielt, 1991, zw.-w.-illustr., 240 × 150 mm, 323 blz., gebonden 995 fr. - In 1988 publiceerde Mia Kerckvoorde bij dezelfde uitgever het boek Louise van Orléans. Het vergeten leven van Louise-Marie, eerste koningin van België (1812-1850). Deze uitgave kende een groot succes. In dezelfde zin - zowel qua vormgeving als qua tekst - verscheen van dezelfde auteur het boek over de enige dochter van Louise-Marie, namelijk over Charlotte (1840-1927). Aan de hand van een zeer vlot geschreven tekst maken we kennis met het aangrijpende leven van deze prinses van België, aartshertogin van Oostenrijk en keizerin van Mexico. Aan de hand van de biografie van Charlotte maken we ook kennis met het hofleven, de politieke situatie in Europa in die tijd, allerlei verwikkelingen, het militaire aspect... Het boek zelf is opgesteld aan de hand van heel wat citaten en authentieke documenten. Toch blijft het zeker boeien en aangenaam om het te lezen. Tevens staan er allerlei verrassende uitspraken in. JLM | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hector van OevelenZuid-Afrika. Volk naar de ondergang?, uitg. De Nederlanden, Jezusstraat 16, 2000 Antwerpen, 1991, geïll. met kleurenfoto's, 230 × 155 mm, 215 blz., genaaid 850 fr. - In Zuid-Afrika leven meerdere ‘volkeren’. De titel van het boek wijst er meteen op dat de auteur zich beperkt tot één van hen: het Afrikanervolk, de Afrikaans-sprekende blanken. In een pretentieloze en soms vermoeiende en polemiserende stijl vertelt Van Oevelen het boeiende en bewonderenswaardige wordingsverhaal van het Afrikanervolk, vanaf de eerste argeloze ontschepingen tot de doelbewuste betrachting om een eigen staat te vormen. Een betrachting die zij doorgedreven hebben in vaak vernederende en decimerende omstandigheden. Als Vlamingen en cultuurverwanten hebben we er sympathie voor. Als christenen betreuren we de schaduw van de apartheid-vergissing in haar extremen. De auteur vraagt begrip voor dit Afrikanervolk, doch laat de rechten van de andere volkeren in dat land onaangeroerd. Hij hoopt dat de huidige politieke evolutie het Afrikanervolk, dat zichzelf wou worden en wil blijven, thans niet in de verdrukking en vergetelheid zou afgevoerd worden. Een hoop die wij met hem delen. A.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jan van der HoevenChristine D'Haen, uitg. Vereniging Westvlaamse Schrijvers, Weidestraat 11, 8100 Torhout, 1991, geïll. met zw.-w.-foto's, 220 × 150 mm, 79 blz., paperback 350 fr. - De belangstelling voor Christine D'haen (1923) is tijdens de jongste jaren beduidend toegenomen. Na een langere periode van relatieve stilte, verschenen kort op elkaar een drietal (kleinere) monografieën over haar persoon en haar poëzie J. van der Hoeven biedt ons in feite andermaal een introductie tot haar werk. Na een algemene situering en een biografische schets, overloopt hij in chronologische orde de verscheidene bundels, die hij haast gedicht per gedicht beschrijft. Uit dit overzicht blijkt hoe zij van een ‘traditionele’ dichteres is geëvolueerd naar iemand, die steeds meer aandacht schenkt aan het taalgebeuren zelf. Een diepgaander synthese biedt dit boekje (nog) niet. Wel besteedt de auteur ook even aandacht aan haar niet-poëtisch werk. Een selectieve bibliografie besluit het geheel. Nuttig en bruikbaar als eerste kennismaking. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Julien VermeulenAndré Claeys, uitg. Vereniging Westvlaamse Schrijvers, Weidestraat 11, 8100 Torhout, 1991, reeks ‘Monografieën van Westvlaamse Schrijvers’ nr. 11, geïll. met zw.-w.-foto's, 220 × 150 mm, 76 blz., genaaid 350 fr. - Deze uitstekende monografie opent met biografische informatie en een verhelderende inleiding, waarin André Claeys tussen auteurs zoals Jef Geeraerts, Raf van de Linde, Daisy Ver Boven e.a. wordt geplaatst. Na zijn middelbare studies, tijdens de oorlogsjaren bij de Broeders Xaverianen, trok hij eind 1948 met zijn vrouw als gewestbeambte naar Katanga. Later was hij nog werkzaam te Kanda Kanda, Kabinda en Luebo. Bij de onafhankelijkheid van de Belgische kolonie in 1960 eindigde zijn loopbaan. Hij werd opvoeder in zijn vroegere school om vervolgens ambtenaar te worden bij de Dienst voor Cultuur in de Provincie West-Vlaanderen. In de monografie staan de zes romans van Claeys centraal. Verder schreef hij nog een vijftal kortverhalen, sprookjes en drie toneelstukken. Hij ontving de Prijs van de Provincie West-Vlaanderen, voor zijn roman ‘Het Duistere Rijk’ (1962), voor het jeugdboek ‘Onder het teken van de Regenboog’ (1971), alsook de driejaarlijkse prijs voor Afrikaanse Letterkunde en Overzeese Wetenschappen in 1966. Interessant is verder de uitgebreide biografie waardoor deze publikatie tevens uitstekend geschikt is voor verdere studie en in het onderwijs. AvD | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Lode HerremanEen verwonderd man, samenstelling en beheer: Lode Herreman, 1991, 295 × 210 mm, 56 blz., bestellen bij de auteur: Terkerkenlaan 29, 9700 Oudenaarde - Lode Herreman leert ons te kijken naar de complexiteit van de mens en kosmos. Grenzeloos is zijn bewondering voor het geschapene. Hij moet zijn verrukking vertellen. Hij leeft om geluk te delen. Hij schildert de complexiteit van het weten dat leven is. Hij geeft zijn ideeën in beeld weer. Symboliek is voor hem essentieel. Mens-zijn is niet een vluchtig moment. Ieder mens is uniek uit tijdeloze energie. De mens kan zichzelf gadeslaan. L.H. ‘vertijdloost’ de mens als een mooie illusie. Hij koestert zijn ketterij, zijn credo en gevoelens die hij in kleuren omzet. De kleur is de grote dominante. En de gebogen lijn geniet duidelijk zijn voorkeur. Naast schilderijen tevens foto's van etsen en terracottabeelden alsook een epiloog van acht gedichten. In ‘Een verwonderd man’ ontmoeten we Lode Herreman als de schilder-filosoof die zegt: ‘Het is goed te leven met wat liefde en met wat verf, met kinderen en parels, en wat zeepbellen er omheen’. Deze uitgave boeit, omdat een verdienstelijk schilder hier eigen werk literair commentarieert. F.F. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Maurits van LiedekerkeAnker & Zon, uitg. Dilbeekse Cahiers, Spanjebergstraat 9, 1710 Dilbeek, 1991, 180 × 120 mm, 168 blz., genaaid 420 fr. (storting op rek. 435-2011111-90). - De hoofdredacteur van het weekblad ‘Wij’ verzorgde in de tachtiger jaren een rubriek ‘Huisvlijt’ waaruit nu ruim vijftig columns werden gebundeld. Als pendant van de politieke commentaar in het editoriaal werpen deze stukjes een ander licht op de auteur die hier de kleine wereld van het dagelijks menselijk bedrijf verkent. De heel persoonlijke invalshoek van de rubrieken opent de ogen van de lezer voor een herkenbare realiteit en leert mensen en dingen in hun betekenis voor het grote geheel zien. In Anker & Zon, ‘een beetje hoop en een beetje geluk’ (3) - de titel vond Van Liedekerke bij het gelijknamige oude kansspel - is de auteur een nadenkend toeschouwer die thuis of op reis sporen van geluk én van misgroei detecteert. Van Liedekerke, die ook een aantal dichtbundels en kortverhalen schreef, ontmaskert nu eens op poëtische wijze, dan weer in een rake verteltoon, het artificiële en duidt het authentieke in de wereld rondom hem. De spitse titels van de stukjes verraden de fijnzinnige en geestige benadering die vaak omslaat in een directe en kritische toon. Het sterkst is Van Liedekerke in de cursiefjes waar het huis, de buurtschap, het dorp, zijn Denderstreek en de natuur centraal staan. Het boekje getuigt van een grote liefde voor de kleine dingen van het leven dat menselijk en echt moet geleefd worden. Ook ver van huis heeft Van Liedekerke aandacht voor de kleine man en de marginalen, zoals de schooiende kinderen van Paramaribo en zijn er tal van dingen die hem doen terugdenken aan Vlaanderen. Humor en weemoed milderen de geëngageer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de toon van dit hoofdkussenboekje waarmee men mijmerend kan afscheid nemen van de dag. p.l. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Frans CromphoutJongeren geloven - anders. Over geloofscommunicatie met jongeren, uitg. Lannoo / Tielt, 1991, reeks Oase, 210 × 120 mm, 129 blz., genaaid 485 fr. - De auteur die een indrukwekkende ervaring heeft opgedaan als begeleider van jongeren tijdens bezinningsdagen, schreef dit boek voor allen die op een andere manier betrokken zijn bij de geloofsbegeleiding van jongeren. Na een inleidende diagnose die de veranderende culturele, maatschappelijke en religieuze context en de daaraan inherente spanningen oproept, geeft de auteur aan de hand van enkele geloofsthema's een grondhouding aan die geloofsbegeleiders in hun omgang met jongeren kunnen aannemen. Vanuit de centrale vragen (hoe geloven jongeren vandaag? hoe spreken ze dat uit? hoe beleven ze hun geloof metterdaad?) verduidelijkt Cromphout een aantal theoretische inzichten en geeft een aantal praktische wenken. Nadruk ligt o.m. op de kansen die jongeren moeten krijgen om hun verhaal te herkennen in het grote verhaal van de bijbel en om hun taal terug te vinden maar ook te verrijken binnen de gastvrijheid van een gelovige gemeenschap. De auteur zegt herhaaldelijk hoe het echt niet meer kan en wijst enkele wegen waarlangs een geloofscommunicatie kan verlopen. Voor hem is het duidelijk: jongeren geloven, maar anders en in hun zoekend en vragend geloven zijn zij ook een vraag aan het geloof van de volwassenen. Cromphout sluit het boek af met een viertal brieven gericht aan doelgroepen waarin de specifieke gedragslijn van ouderen ter sprake komt én met een brief aan de jongeren zelf. Voor pastores en ouders, leerkrachten en catecheten is dit boek warm aan te bevelen. p.l. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hugo Brems en Dirk de GeestOpener dan dicht is toe. - Poëzie in Vlaanderen 1965-1990, uitg. K.U.L. Afdeling Nederlandse Literatuurstudie, Uitgeverij Acco, Tiensestraat 134-136, 3000 Leuven, 1991, geïll. met zw.-w.-foto's, 240 × 160 mm, 267 blz., genaaid 800 fr. - Onder de titel, ontleend aan een vers van Hubert van Herreweghen, geven Brems en De Geest een boeiend beeld van de Vlaamse poëzie uit de laatste 25 jaar. Het eerste luik is een vrij uitvoerig overzicht van de voornaamste stromingen: het postexperiment, nieuw-realisme, maniërisme, nieuwe romantiek, poëzieperformers en tussendoor ook de traditionele dichters. Het accent valt telkens op de dynamiek en de spanningen die de verschillende ontwikkelingen hebben bepaald en onderling hebben gestimuleerd. In een tweede luik brengen de auteurs een chronologisch gerangschikte bloemlezing van ca. honderd gedichten uit het werk van de meest representatieve dichters. Het essayistisch luik krijgt daarmee een stevige onderbouw. Origineel in deze bloemlezing is de parallelle bloemlezing uit de literaire kritiek i.v.m. het werk van de geselecteerde dichters. In een laatste afdeling worden getuigenissen opgenomen van een aantal dichters die een vooraanstaande plaats innemen in de diverse stromingen. Dit boek dat aansluit bij twee vroegere publikaties waarin resp. de periode '45-'55 en '55-'65 aan bod kwamen en dat bovendien tijdelijk gevisualiseerd werd door een gelijknamige tentoonstelling (Antwerpen en Leuven), kan door zijn confronterende en dynamische opzet bijzonder goede diensten bewijzen aan het onderwijs. Uiteraard vindt ook de geïnteresseerde poëzielezer er een goede wegwijzer die zijn persoonlijke voorkeur kan bevestigen óf relativeren. p.l. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Conrad van de WeeteringKijk, een Ballerina, uitg. Het Spectrum/Utrecht, verspreid door Standaard Uitgeverij, Belgiëlei 147a, 2018 Antwerpen, 1991, geïll. met zw.-w.-foto's en tekeningen, 210 × 130 mm, 280 blz., paperback 595 fr. - Veel Nederlandstalige boeken over ballet verschijnen er niet en het zijn dan meestal nog fotoboeken. Met dit boek wordt derhalve een leemte opgevuld. De belanghebbende choreograaf en balletcriticus Conrad van de Weetering, schreef een boek over alle aspecten van de danskunst. In een vlotte, persoonlijke stijl bezorgt de auteur ons heel wat informatie over de balletkunst. Vooral de opleiding van een ballerina en een balletdanser komen aan bod en hij vergelijkt de opleiding in verschillende steden, zowel Europese als Amerikaanse. Tussendoor vernemen we in fragmenten stukken over de dansgeschiedenis en legt hij voor de leek begrippen en woorden uit. Zo kan het als een inleiding worden beschouwd. Maar de auteur brengt meteen een verslag van de huidige situatie van de dans in Vlaanderen én in Nederland. Enkele sobere zwart-wit foto's illustreren de tekst. Een literatuurlijst en een register sluiten het boek af. JLM | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Herwig VerleyenIn Flanders Fields. Het verhaal van John McCrea, zijn gedicht en de klaproos, uitg. De Klaproos, Klinieklaan 7, 8630 Veurne, 1992 (1e en 2e druk), geïll. met zw.-w.-foto's, 150 × 210 mm, 78 blz., genaaid 395 fr. - Vergissen we ons als we denken dat heel veel Vlamingen (van middelbare leeftijd) het gedicht ‘In Flanders Fields’ van naam kennen en het dan in verband brengen met (de gesneuvelden van) W.O. I?... heel wat minder Vlamingen de auteur van dit toch wereldberoemde gedicht bij name kennen?... weinigen nog iets afweten van de inhoud van het gedicht, het ontstaan ervan, het leven van de auteur? Jonge(re) Vlamingen weten wellicht niet eens meer wat het gedicht met Vlaanderen (en dus met ‘hun’ eigen geschiedenis) te maken heeft? Voor hen allen heeft dichter-essayist Herwig Verleyen (Dendermonde, 1946) dit indringend én innemend boek geschreven. Hoewel het in hoofdzaak documentarisch van aard is, leest het als een boeiend verhaal. De figuur en de levensloop van de auteur John McCrae zijn zo intrigerend dat Herwig Verleyen zijn vertelkunst ten volle kon botvieren. De Canadese arts-militair en dichter John McCrae werd op 30 november 1872 geboren en overleed in Wimereux (Frankrijk) op 28 januari 1918 aan een hersenbloeding. Vijfenveertig jaar... die in dit boek boeiend tot leven worden gebracht. En tegelijk wordt een aangrijpend fragment uit onze geschiedenis via dit boek opnieuw voor velen toegankelijk, want Verleyen beschrijft (zij het erg summier) ook het verloop van die oorlogsjaren, die daarbij door het verhaal omtrent de oorlogservaringen van John McCrae suggestief voorgesteld worden. Het tweede deel van dit boek is gewijd aan nevenfacetten i.v.m. het gedicht van John McCrea: Hoe de klaproos een symbool werd; Vlaamse dichters en ‘In Flanders Fields’ (A.G. Christiaens, Bert Decorte, E. Mattelaer, Karel Jonckheere en Anton van Wilderode). Tot slot een hoofdstuk Varia waarin Verleyen kleine stukjes neerpent die alle verband houden met de klaproos, het gedicht en zijn auteur. Met heel veel sympathie aanbevolen (en vooral aan onze jeugdige Vlamingen)! R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Ignace D'hertLeven vanuit de binnenkant. Een kritische kennismaking met New Age, uitg. Garant, Tiensesteenweg 83, 3010 Kessel-Lo, 1992, 140 × 215 mm, 88 blz., paperback 360 fr. - Dit boekje geeft een goed beeld van New Age (NA), het zg. nieuwetijdsdenken waarover ook Jos Vranckx uitvoerig schrijft in zijn boek, De Zinzoekers (Davidsfonds). De auteur gaat uit van de literatuur van Fritjof Capra, de belangrijkste profeet van NA, waarvan zes ‘draagbalken’ aangegeven worden. 1. Een bepaalde visie op de geschiedenis waarin een manifestatie gezien wordt van ‘het kosmische ritme dat aan de grondslag ligt van de hele werkelijkheid’. 2. Het ‘systeemdenken’ van de quantummechanica (cfr. G. Bodifée), dat ‘probeert het geheel te zien, omdat alleen het grote samenspel van het geheel inzicht geeft in de ware aard van de werkelijkheid. (...) Dat vergt een ander bewustzijn. (...) Bewustzijn is niet beperkt tot de mens. 3. Spiritualiteit via psychologie: Freud en vooral Jung en Maslow reiken de gedachtengangen aan tot heil, individuatie of zelfverwerkelijking. 4. De reïncarnatie die overgeheveld wordt uit hindoeïsme en boeddhisme. 5. De esoterie die teruggaat op oude Eyptische en Griekse mythen en gnostische geschriften. 6. Theosofie en antroposofie die verbonden is met de namen van Steiner, Blavatsky en Bailey. NA wordt voorgesteld als een beweging die een grote pluriformiteit vertoont met als grootste gemene deler: de zoektocht naar een nieuwe cultuur van de innerlijkheid. Als leek komt het me voor dat hier te weinig aandacht is voor een grote christelijke traditie van gebedscultuur, voor (inderdaad) de ‘geestelijke oefeningen’ van Ignatius, de grote mystici, de spiritualiteit van de orden, wat gewetensvorming genoemd werd etc. Het patrimonium van christelijke kunst is toch alleen tot stand kunnen komen van uit een gloeiend ‘leven vanuit de binnenkant’. De vele (heerlijke) kathedralen met hun grote ruimten van innerlijke vrijheid zijn toch veeleer sacrale interieurs waarin de gelovige intreedt als in de eigen ziel, dan dat het monumenten zouden zijn die staan voor het instituut dat Kerk heet? Maar wellicht nog meer dan (anders dan) de kunst krijgt de cultuur van de innerlijkheid expressie in een grote traditie van naastenliefde (de zorg voor bejaarden, zieken, wezen, zwakzinnigen), onderwijs, vulgarisatie van cultuur en techniek. Dat is een persoonlijke reflectie. K.v.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Fernand Bonneure & Lieven VerstraeteHet Prinselijk Begijnhof De Wijngaard in Brugge. Geschiedenis van de site en van de bewoners, uitg. Lannoo/Tielt, 1992, geïll. met 100 foto's van Hugo Maertens, 305 × 240 mm, 136 blz., gebonden 1.695 fr. - In de inleiding zeggen de auteurs dat het boek de sfeer van het Brugse begijnhof ‘met woord en beeld’ wil oproepen. En vooraleer iets te zeggen over dat ‘woord’ wil ik eerst mijn lof uitspreken over het ‘beeld’: honderd bijzonder aansprekende foto's waarvan 65 in kleuren, soms over twee volle blad- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijden afgedrukt, vaak over een volle bladzijde. Ook buiten- en binnenkaften zijn geïllustreerd en wel met een reproduktie van een detail (met begijnhof en begijnhofkerk) van de plattegrond van Brugge, geëtst door Marcus Gerards (1562). Waarmee meteen is gezegd dat het boek alleen al als kijkboek zijn bestaansrecht verdient. Maar wie ooit met verwondering het Brugse Begijnhof heeft bezocht, zal dit boek met bewondering lezen en bekijken, want de auteurs zijn in hun opzet volkomen geslaagd. Dit boek brengt de lezer in de wonderlijke sfeer die men steeds weer ervaart bij een bezoek aan dit wereldberoemde Brugse oord. En op de vele vragen die de moderne bezoeker zich stelt i.v.m. het leven in zo een begijnhof vroeger en nu, krijgt hij een verhelderend antwoord. Via een chronologische beschrijving van de geschiedenis van het begijnhof (van 1242 tot 1991!) laten de auteurs figuren, gebouwen, kunstwerken, wel en wee de revue passeren. Met dit werk hebben de auteurs daarbij in een leemte voorzien: ze presenteren een globale studie van het begijnhof, iets wat sedert 1930 niet meer was gebeurd. De huidige bewoners van het begijnhofklooster - de zusters van de Congregatie van de Dochters van de Kerk, Benedictijnse parochiezusters - zijn we dankbaar voor de opdracht die ze gaven tot het samenstellen van dit boek, dan niet alleen het begijnhof zelf, maar ook Brugge en dus ook Vlaanderen alle eer aandoet. Wie nog verlegen zit om een zinvol cadeau, is met dit boek van zijn probleem verlost! R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Eugène van ItterbeekEuropa: Huis van cultuur. Essays over Europees cultureel beleid, uitg. Leuvense Schrijversaktie, P. Coutereelstraat 76, 3000 Leuven, 1992, Leuvense Cahiers nr. 107, 210 × 140 mm, 111 blz., genaaid 480 fr. - Met ‘Europa: Huis van cultuur’ reikt van Itterbeek ons een uitstekend gedocumenteerd en concreet bedacht werkstuk aan, dat voornamelijk opvalt door de grote diversiteit aan invalshoeken en de verwijzing naar belangrijke ‘Europese’ denkers, ook van buiten ons eigen taalgebied. De hier voorliggende essays gaan een zinnige probleemstelling beslist niet uit de weg. Nationalisme en internationalisme, onze eigen Vlaamse culturele zelfstandigheid binnen Europa, de kunstenaar in het Europa van morgen: het is maar een greep uit het hele aanbod, en het uitzicht op controverse wordt erdoor erg rationeel geactiveerd. Of er werkelijk een soort Europese cultuur bestaat, wat federalisme in die context kan betekenen, welke uitdagingen een eigentijds cultuurbeleid aan moet kunnen: Van Itterbeek schrijft daar bijzonder helder over, en de uitvoerige bibliografische data ter begeleiding van elk essay maken van deze vlot lezende 110 pagina's tot een sterke aanrader voor alwie zich onze Vlaamse culturele eigenheid gelegen laat. dv | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Herman ServotteStem en visioen. Engelse dichters en het verdwijnen van God, uitg. DNB / Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen, 1992, 220 × 140 mm, 150 blz., genaaid 495 fr. - In dit hoogstaande boek onderzoekt de Leuvense hoogleraar hoe de westerse mens gereageerd heeft op ‘het verdwijnen van God’, zoals dit zich na de Verlichting steeds meer in onze beschaving heeft gemanifesteerd en door Nietzsche omschreven werd met de formulering: ‘God is dood’. De auteur gaat hiervoor te rade bij zes grote Engelse dichters, omdat dichterlijke teksten, die ons door hun schoonheid in lichaam, hart en geest raken, ‘soms meer wijsheid te bieden (hebben) dan abstracte wijsgerige of theologische tractaten’. De vier grote romantici Wordsworth, Coleridge, Keats en Shelly, waarvan Servotte telkens een langer gedicht behandelt (resp. Lines above Tintern Abbey, Kubla Kan, Ode to the West Wind, Ode on a Grecian Urn), zoeken ieder op hun wijze naar een antwoord op de gestelde vragen. Zij menen God te ontdekken in het sublieme, in een visionaire wereld (o.a. de natuur), die de wereld van de waarneming versluiert en die zich in de begenadigde ogenblikken aan hen openbaart. De moderne dichters T.S. Eliot en W.H. Auden hopen een antwoord te vinden in de menselijke conditie, waar zij de stem van ‘de Andere’ vernemen en op die wijze proberen een toegangsweg naar de wereld van het goddelijke te ontsluiten. H. Servotte schrijft bijzonder indringend. Zonder de literaire aspecten uit het oog te verliezen, weet hij in zijn materie op zinvolle wijze de raakpunten aan te tonen met filosofie en theologie. Mede door zijn ruime eruditie en zijn heldere betoogtrant is dit boek uitgegroeid tot een hoogst waardevol essay. Het richt zich tot een gevormd en geïnteresseerd publiek, dat geen geestelijke inspanning schuwt, maar hiervoor ook rijkelijk wordt beloond. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Freddy De SchutterHet verhaal van de Nederlandse literatuur 1, uitg. DNB / Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen, 1992, 240 × 160 mm, 335 blz., gebonden 1.250 fr. - Enkele maanden geleden verscheen het eerste deel van Het verhaal van de Nederlandse literatuur (Middeleeuwen, Renaissance, Barok) van leraar-inspecteur Freddy De Schutter. Nooit eerder, meen ik, werd een literatuurgeschiedenis in ons taalgebied op zo controversiële wijze onthaald. Het boek dat als ‘een nieuw standaardwerk’ werd aangekondigd, werd door de enen (journalisten) in hoge mate geprezen, door de anderen (vakspecialisten) met de grond gelijk gemaakt. De groepen zijn dus duidelijk gescheiden. De uitgangspunten ook. Vanzelfsprekend kan de vraag gesteld worden - dat gebeurde ook al ten tijde van Knuvelder - of één persoon nog bij machte is zo'n uitgebreid terrein, om nog niet te spreken van de vakliteratuur, oordeelkundig in kaart te brengen. De auteur is de kritiek ten dele voor, door zijn literatuurgeschiedenis een ‘verhaal’ te noemen. Dat impliceert een persoonlijker visie en een vrijer behandeling van het materiaal, maar dan nog moeten de feiten correct weergegeven worden. Op dit vlak heeft De Schutter gefaald en de vakspecialist kan zelfs een groot aantal tekortkomingen aanwijzen, maar ook de minder onderlegde lezer zal b.v. met enige verbazing lezen dat Mariken van Nieumeghen met Moenen op een dag in Antwerpen i.p.v. in Nijmegen het wagenspel van Masscheroen bijwoont, dat Justus de Harduwijn het belangrijkste deel van zijn leven pastoor was in de landelijke gemeente Mespelare bij Oudegem, terwijl zijn standplaats Oudegem was, e.d.m. Dat zijn zaken die in dergelijk werk niet mogen en argwaan wekken. Het treft ook dat De Schutters evaluatie van bepaalde auteurs of werken in het kader van het geheel niet altijd evenredig is. Dat is logischerwijze het gevolg van het feit dat de auteur niet alles kan gelezen hebben. Zijn er dan geen positieve zijden aan het boek? Ja, zeker. Leerkrachten M.O. zullen ongetwijfeld heelwat vertrouwde dingen terugvinden. De invalshoek van De Schutter is bovendien vaak origineel, omdat hij de werken benadert vanuit een modern levensgevoel en hij probeert, over de eeuwen heen en in weerwil van het specifieke tijdskader, iets van ‘de eeuwige mens’ te ontdekken. Het boek is meermaals gekruid met persoonlijke bedenkingen. En vooral: deze literatuurgeschiedenis leest inderdaad als een vlot geschreven verhaal en dat kan niet van elk gelijkaardig werk gezegd worden. Daarom is het te betreuren dat een prestigieuze uitgave als deze, mooi verzorgd en in een aangenaam lettertype gezet, zoveel wrevel moet veroorzaken en op geen ruimere instemming kan/mag rekenen. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Wim VerrelstTrots en Schaamte van de Vlaming, uitg. DNB/Pelckmans, Kapelsestraat 222, 2950 Kapellen, 1992, 32 buitentekstillustr., 233 × 150 mm, genaaid 795 fr. - Bestaat er iets als een Vlaamse cultuur in de 20ste eeuw? Heeft de Vlaamse kunst een eigen karakter, zodat ze herkenbaar is van de buitenlandse? Dat zijn vragen waarop de auteur in dit boeiend essay een antwoord tracht te geven, uitgaande van het feit dat cultuur ‘nooit kan worden losgemaakt uit het netwerk van economie, sociale verhoudingen, godsdienst en politiek’. Deze werken voortdurend op elkaar in. Verrelst houdt daar terdege rekening mee, om tot een sluitend geheel te komen. Zijn werkwijze bestaat erin de Vlaamse cultuur van binnenuit te bekijken en te onderzoeken ‘met welke levensvormen, waarden en problemen ze zich vooral bezighoudt’. In zijn inleiding schetst hij de ontwikkelingsgeschiedenis van de Vlaamse cultuur van de middeleeuwen tot wat hij in de 19de eeuw de ‘mythe van de Vlaamse beweging’ noemt. Dan volgen twee grote delen, die parallel lopen met de twee ‘werelden’, de twee fasen, die het gelaat van de Vlaamse cultuur in de 20ste eeuw bepalen. Vóór 1945 steunt deze op drie pijlers, die sterk met elkaar verbonden waren: de Vlaamse beweging, het katholicisme en de verbondenheid met natuur en platteland. Na de tweede wereldoorlog verandert het uitzicht volledig. De zijstroom die al vanaf het begin aanwezig was, aldus de auteur, ‘wordt op zijn beurt hoofdstroom’. Het zwaartepunt verlegt zich naar de stad en de wereld, de moderne industriële samenleving en het internationale geestesleven. Dat heeft tot gevolg dat het katholicisme desintegreert en heelwat traditionele waarden verworpen worden. In zijn slotbeschouwingen noemt Verrelst een negental kenmerken die de eigen identiteit van de Vlaming in deze eeuw aan het licht brengen, zijn trots én zijn schaamte uitmaken en Vlaanderen in het geheel van de wereldcultuur ‘in de rij van de schitterende tweeden’ plaatst. Wim Verrelst betrekt bij zijn onderzoek vooral de ‘getuigenissen’ van schrijvers en schilders. Hoewel de diagnose die hij stelt ongetwijfeld juist is, is de basis waarop hij steunt toch vrij smal. Hij beperkt zich in de eerste periode, voor wat de literatuur betreft, hoofdzakelijk tot Streuvels, Timmermans en Buysse, voor de tweede tot Van Ostaijen (de stad) en L.P. Boon (de sociale strijd). Er zijn zeker nog andere auteurs die het beeld hadden kunnen bevestigen en, waar nodig, nuanceren. Ik denk b.v. aan iemand als André Demedts, die zowel sociale thema's | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
als de evolutie naar een verstedelijkte samenleving heeft uitgebeeld. Dat alles neemt echter de grote verdiensten van dit boek niet weg. Het brengt een uitstekend synthetisch beeld van de Vlaamse cultuur, is helder gestructureerd en onderhoudend geschreven, zodat het aan een ruim lezerspubliek mag aanbevolen worden. rvdp | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Jos VranckxDe zinzoekers, uitg. Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 1993, 165 × 240 mm, 303 blz., genaaid 795 fr. - ‘We zijn er niet in geslaagd de idealen van het christendom en de idealen van de Verlichting met elkaar te verzoenen. Dit zal de taak zijn van de eeuw die in aantocht is. Het is een vreemde opdracht en een verheven taak, maar een andere weg naar innerlijke vrede is er niet.’ Zo besluit Max Wildiers het Woordvooraf van dit boeiende boek van journalist (Gazet van Antwerpen) Jos Vranckx. In drie hoofdstukken die in tientallen ondertitels zijn opgesplitst (knappe journalistiek die op leesbaarheid en overzichtelijkheid bedacht is) wordt een beeld gegeven van de grote trends die de samenleving thans bewegen: De jacht op welzijn en geluk; Het nieuwe verlangen naar eenheid; Nieuwe religiositeit en christelijk geloof. Aan de hand van een uitgebreide literatuur krijg je een overzicht van de ‘grote verlangens’ zoals die op de religieuze supermarkt worden bevredigd: ‘van antroposofie en hooliganisme tot moederschap en New Age, van fitness en reïncarnatie tot erotiek en zielshulp, van magie en drugs tot Madonna en mystiek, van sekten en sport tot diëten en nihilisme...’ Een totaalbeeld dat beschreven wordt als verwarrend en deprimerend, maar dat doorheen alle naïviteit en trivialiteit niet wordt geduid als volstrekt hopeloos. Tegenover wegsmeltende kerkelijkheid is er inderdaad ‘nieuwe religiositeit’, het articuleren van het feit dat de mens niet alleen leeft van brood alleen. Een bemoedigend boek voor de leek (die ook de recensent is), die in een breed opengetrokken panorama gewezen wordt op positieve fenomenen. Ten slotte gaat de auteur in op de tekens van vernieuwde spiritualiteit in de Kerk zelf. Ik heb wel de figuur gemist van de charismatische Franse bisschop van Evreux, Mgr Gaillot (Lettre ouverte à ceux qui prêchent la guerre et la font faire aux autres, Albin Michel), pacifist, voor wie de hedendaagse beroofde reiziger uit het evangelie die door de barmhartige Samaritaan verpleegd werd ‘l'homme sans papiers’ is, de vluchteling, de asielzoeker, de migrant. De Zinzoekers bekijkt het landschap van het nieuwe levensgevoel van uit een christelijk perspectief van hoop en vertrouwen. K.v.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Hugo VanheeswijckGod op school. De religieuze factor in het onderwijs, uitg. Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 1993, 145 × 210 mm, 249 blz., genaaid 595 fr. - Hugo Vanheeswijck, licentiaat Germaanse en kandidaat in de godsdienstwetenschappen is directeur van het O.-L.-Vrouwelyceum te Genk. Hij heeft het in dit boek over schoolpastoraal en over het onderwijsproject van het ‘katholiek’ onderwijs. Immers, 70% van de schoolgaande jeugd gaat naar een school van het katholieke net. Om de katholieke of zelfs christelijke boodschap? Omdat het opvoedingsproject aanspreekt? Of omdat het onderwijs gewoon degelijker is? De auteur schetst uitvoerig de huidige schoolsfeer en heeft het vooral over de moeilijke positie van het vak ‘catechese’ te midden van een positief-wetenschappelijk en op consumptie en prestatie ingestelde maatschappij. Wie dit boek leest wordt getroffen door het engagement van de auteur die duidelijk kleur bekent. Hij pleit voor klaarder taal, duidelijker standpunten, spiritueler diepgang ook, van waaruit die kloekere meningen kunnen ontstaan. Een onderwijs en opvoeding met meer diepte en bewustmaking, een echte spirituele revival van waaruit kennis en wetenschap een nieuwe dimensie krijgen. Hij beveelt allerlei alternatieven aan: pastorale animatiegroepen, goed voorbereide bezinningsdagen, ruimte voor stilte én gebed, kortom hij pleit voor een nieuwe maar hedendaagse ‘evangelisatie’ op school. De vragen die de auteur zich stelt, wil hij ook aan de lezer stellen. In de mate dat de lezer erdoor geraakt wordt (de auteur aarzelt niet ook enkele controversiële posities in te nemen, maar laat ruimte genoeg voor andere benaderingen) bereikt het boek wellicht zijn doel, zelfs al lijkt dit doel voorlopig nog niet binnen bereik. DVK | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Paul SteppaertsGod tussen kerk en discotheek, uitgeverij Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, 1993, 145 × 200 mm, 140 blz., genaaid 595 fr. - Jongeren willen gehoord worden en hebben iets te zeggen. In dit boek, bestemd voor jongeren en ouderen, jeugdpastors, begeleiders, en voor alle mensen begaan met de jeugd en met de kerk als levende gemeenschap, komen jongeren uitdrukkelijk aan het woord. Maar de jongeren denken niet eenvormig. Omdat dit moeilijk te beschrijven is heeft de auteur de ‘eigenheden’ gegroepeerd rond gemeenschappelijke kenmerken. Die verschillende groepen vragen een verschillende pastorale aanpak die steunt op eerbied voor de eigenheid van elk individu. Rond deze pastorale houding heeft de schrijver, priester en pastoraaltheoloog, klinisch psycholoog en psychotherapeut, docent aan de Sociale Hogeschool der Kempen, een aantal ideeën en suggesties verzameld. Dit boek is geschreven naar aanleiding van een onderzoek naar geloof en zingeving bij HOBU-studenten aan het Hoger Instituut der Kempen in Geel. Een boeiend portret van hoe de jongeren echt zijn. Wat denken ze over de zin van het leven, de dood, kerkelijk huwelijk en doopsel, waarden in het leven? Houden ze rekening met de kerkelijke leer over voorhuwelijkse betrekkingen en contraceptiva? Enz. Paul Stappaerts luistert en denkt na over de manier waarop we God opnieuw ter sprake kunnen brengen bij de jongeren, zodat hij hen kan boeien. Een warm pleidooi voor een nabije kerk. DVK | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Pedro Martinez Montavez en Carmer Ruiz Bravo-VillasanteIslam en Europa. Magie van een beschaving, uitg. Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79-81, 3000 Leuven, vertaald uit het Spaans door Johan de Roey, meer dan 300 ill. in kleuren, 310 × 260 mm, 240 blz., gebonden 2.495 fr. - Het is algemeen geweten dat de Islamitische beschaving het westen heeft beïnvloed. Vele voorbeelden zijn daarvan aan te halen. Het gaat hier uiteraard niet alleen over koffie, suiker en andere smaken. In heel wat kunsttakken verwerkten Europeanen oosterse elementen, motieven en verhalen. Onze cultuur vond er een gretige inspiratiebron in en nam essentiële elementen eruit over of paste ze toe. Dit boek belicht die verscheidene aspecten. In feite is het rijk geïllustreerde werk een vertaling uit het Spaans. Kunnen Vlamingen dergelijke boeken niet zelf schrijven misschien? De fraaie uitgave kan wedijveren met een Mercator-boek, alleen de dikte verschilt en het foedraal ontbreekt. Inhoudelijk behandelen de auteurs eerst kort de geschiedenis om vervolgens de architectuur en de andere kunsttakken (tapijten, edelsmeedwerk, meubelkunst, boekdrukkunst, metalen...) te bespreken zonder de wetenschap en de invloed op het dagelijkse leven te vergeten (keuken, feesten, kledij, eten en drank...). Uit het boek leren we ook dat die invloed én interesse voor het oosten niet beperkt bleven tot de middeleeuwen, maar zich eveneens in de nieuwe en nieuwste tijden uitten. Onze eerste stelling wordt er uiteindelijk door bevestigd en versterkt. Terecht merkte prof. Vermeulen, tijdens de voorstelling van het boek, op dat het de hoogste tijd wordt dat men in het oosten ook de invloed van het westen op hun cultuur erkent. En dit laatste is minder vanzelfsprekend. JLM | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• D.S. AttemaDe Koran. Zijn ontstaan en inhoud, uitg. Kok / Kampen, 1993, verspreid door uitg. Denis & Co bvba, Sterckshoflei 28-30, 2100 Deurne, 205 × 135 mm; 156 blz., paperback 650 fr. - Willen of niet, maar tegenwoordig wordt iedereen geconfronteerd met vreemde culturen. De islam neemt daarin, ook in Vlaanderen, een grote rol in. Het is goed dat we ons juist laten informeren over die godsdienst. Dat natuurlijk door o.a. het lezen van de koran. Dit boek, waarin door Mohammed gesproken woorden zijn samengebracht, kent in de wereld van de islam ongetwijfeld de grootste verspreiding. Maar net zoals de bijbel is dit boek (zowel qua inhoud, taal, vorm...) niet zo gemakkelijk. Daarom is het goed dat deze gedegen inleiding op de koran van Dr. D.S. Attema opnieuw is verschenen. De eerste druk werd in 1962 uitgegeven. De schrijver mag een specialist ter zake worden genoemd. Hij was hoogleraar in de faculteit letteren en wijsbegeerte van Amsterdam en doceerde er islam, Arabisch, Aramees en Syrisch. Het handig werkje behandelde de levensschets van Mohammed en het ontstaan van de koran. Vervolgens situeert de auteur de koran in de islam en belicht hij de plaats van Mohammed in de islam. Bovendien schetst Attema de verhouding tussen Mohammed enerzijds en het bijbelse geloof anderzijds. Meteen komen de verschillende aspecten van dit geloof tot uiting. Tevens worden de koran en de islam in een ruimer historisch kader geplaatst. Boeiend! JLM | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Koen Boey e.a. (redactie)Om de waarheid te zeggen. Over filosofie en literatuur, uitg. Kok Agora-Nijmegen, verdeeld door Denis & Co bvba, Sterckshoflei 28-30, 2100 Antwerpen, 1993, 150 × 220 mm, 257 blz., genaaid 850 fr. - Deze bundel verzamelt zeventien wijsgerige opstellen over de verhouding tussen filosofie en literatuur. Hoewel verschillend hebben beide werkterreinen met elkaar te maken. Niet voor niets wordt het werk van filosofen als Nietzsche, Plato en Schopenhauer gelezen en gewaardeerd omwille van de literaire kwaliteiten. Dikwijls zijn filosofen ook literaire lezers. Ook kunnen literatuur en filosofie elkaar ook verhelderen. Hebben filosofie en literatuur enkel gemeen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schappelijke raakvlakken? Of gaat het in wezen om hetzelfde, namelijk het zeggen van de waarheid? Dat is de kernvraag van de bundel. Zowel vanuit de literatuur als vanuit de filosofie worden de raakvlakken tussen beide gebieden geanalyseerd. Literaire auteurs als Dostojevski, Borges, Robert Musil, Thomas Mann en Paul Celan vormen het uitgangspunt voor wijsgerige beschouwingen. Andere opstellen interpreteren filosofen als Kant, Hegel, Nietzsche, Heidegger en Levinas met behulp van literaire werken. Zo wordt Nietzsches belangstelling voor George Sand nader onderzocht. Elk essay afzonderlijk bekijken is in dit kort bestek onmogelijk. De bijdrage van Paul van Tongeren over ‘Filosofie, literatuur en autobiografie’ vond ik, samen met Arnold Burms' bijdrage over Borges en Jacques de Visschers' werkstuk over Musil het interessantst. ‘Om de waarheid te zeggen’ kwam tot stand naar aanleiding van het vertrek van Ad Peperzak als hoogleraar van de Katholieke Universiteit Nijmegen en werd hem aangeboden als liber amicorum. Voor de literair en filosofisch geïnteresseerde lezer bevat deze bundel heel zeker boeiende lectuur. G.S. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• G. Gyselen, F. Bonneure, P. Simoens en D. DacquinRik Slabbinck, uitg. Gemeentekrediet, Pachecolaan 44, 1000 Brussel, 1993, reeks ‘Monografieën over Vlaamse Kunst’, geïll. in zw.-w. en kleuren, 295 × 245 mm, 128 blz., gebonden 980 fr. - Op 19 juli 1991 overleed in Brugge Rik Slabbinck, de kunstschilder die terecht het epiteton ‘Peintre Solaire’ droeg. Vanaf 3 april tot 2 mei 1993 liep in de Jan Garemijnzaal in Brugge een keurige overzichtstentoonstelling van 65 representatieve schilderijen uit prive-verzamelingen en openbaar bezit. Een betere postume hulde had niet gekund. Ter zelfde tijd publiceerde het Gemeentekrediet een nieuwe uitgave waarin de al vermelde doeken in chronologische volgorde en in kleur werden gereproduceerd. Zo is de stilistische evolutie perfect te volgen en is het boek meteen de catalogus van de hoger vermelde expositie. Als inleiding op dit boek en, eveneens, op het verscheiden oeuvre van de kunstenaar schreven enkele eminente kunstcritici een aantal samenvattende bijdragen en beschouwingen: ‘Rik Slabbinck als schilder’ (Gaby Gyselen). ‘De tekenkunst van Rik Slabbinck’ (Fernand Bonneure) en ‘Het lithografisch werk van Rik Slabbinck’ (Peter Simoens). Zijn biografie werd geschreven door Dani Dacquin. Het geheel wordt besloten met een reeks commentaren, die al eerder in de pers verschenen. De stofwikkel van het boek wordt gevormd door een geslaagd schilderij uit 1950 ‘De vrouw die zich kamt’. Het is ongetwijfeld een kenmerkend werk uit zijn groot oeuvre. Mens en kunst werden aldus in die uitgave alzijdig en toch in één geheel belicht. De kaftillustratie is er kenmerkend voor. JLM | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Carlos Van HoorewederMichelangelo. Madonna met Kind. Onze-Lieve-Vrouwekerk. Brugge, uitg. Nels/1190 Brussel, 1993, 272 × 149 mm, geïll. met 8 vierkleurenfoto's (full page), 32 blz., geniet 170 fr. - Heel zorgvuldig en overzichtelijk vertelt de auteur - zoals we van de doorgewinterde gids die de auteur is, mogen verwachten - het verhaal van het Madonnabeeld van Michelangelo, dat in de Brugse O.-L.-Vrouwekerk te bewonderen is: hoe het beeld tot stand kwam, hoe het in Brugge terecht kwam, hoe het in het bezit van de O.-L.-Vrouwekerk gekomen is, wat voor weerklank dat beeldje in de wereld heeft en wat de intrinsieke betekenis ervan is. Daarna geeft de auteur stilistische uitleg bij deze magistrale beeldengroep en gaat hij dieper in op de symboliek en magie ervan. Als afsluiting krijgen we een selectieve bibliografie i.v.m. het beeld én Michelangelo. Wie deze kunstmonografie heeft doorgelezen, zal met andere ogen én met een groter kunstgenot deze onvolprezen beeldengroep bekijken. Van dit boekje bestaat ook een Franse, Engelse en Duitse versie. Het werkje (te verkrijgen in de O.-L.-Vrouwekerk in Brugge of bij de auteur zelf: Karel de Stoutelaan 83, 8000 Brugge, tel. 050-31.36.09) is ook een aanrader voor wie om een cadeau (voor een anderstalige) verlegen zit. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Fred BrouwersBrouwerijen. Muzikaal dagboek, uitg. Hadewych, Vrijheidstraat 33, 2000 Antwerpen, i.s.m. BRTN/VAR, 1993, reeks ‘Hadewych Wereldmuziek’, 270 × 130 mm, 246 blz., paperback 690 fr. - Wanneer een boek na 3 maanden een tweede druk beleeft, betekent dit alvast dat het populair is geworden. En in dit geval (1e druk april, 2e druk augustus 1993) is dit echt niet te verwonderen. Voor Radio 3-luisteraars is Fred Brouwers in het morgenprogramma ‘Drieklank’ de trouwe gastheer die hen dagelijks op een nieuw verhaaltje over muzikanten en componisten vergast. Dit boek is de schriftelijke neerslag van een jaaroogst van die radiopraatjes. Zonder wetenschappelijk te willen doen of diepgaande analyses van composities te willen geven, vertelt Brouwers boeiend zeer diverse anekdotes over allerlei componisten. Nu eens heel pakkende stukjes, dan weer humoristische of gewoonweg met een ‘wetenswaardige’ inhoud. Componisten worden hierdoor meer mens onder de mensen, met hun menselijke hebbelijkheden, zoals die van u en mij. Hierdoor worden ze ook vaak beter begrijpbaar en hun muziek meer aanspreekbaar. Met zijn korte stukjes brengt Brouwers de componisten en hun muzikaal oeuvre dichter bij de gemotiveerde luisteraar. Een weliswaar niet lichte taak. De background van waaruit Brouwers zijn teksten samenstelt en de stijl waarin hij dat doet verdienen onze waardering. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Yvette Vanden Bemden, e.a.Glas in lood, uitg. Min. van de Vlaamse Gemeenschap, Bestuur Monumenten en Landschappen, Pers & Voorlichting, Zandstraat 3, 1000 Brussel, M&L - cahier 1, geïll. met vierkleurenfoto's en zw.-w. tekeningen, 297 × 210 mm, 144 blz., genaaid 995 fr. - Hoewel Vlaanderen niet kan roemen op vroeg-middeleeuwse glasramen zoals in Chartres of York, is ons gewest toch niet verstoken van historisch waardevolle en mooi beschilderde glasramen. In deze uitgave brengt men daarvan verslag uit in woord en beeld met de bedoeling de aandacht van het grote publiek erop te vestigen en tevens te ijveren voor behoud en restauratie van waardevolle ensembles. Het boek bestaat uit drie delen: de geschiedenis van de glasschilderkunst; de restauratie van glasramen en de glasramengids. Over de glasschilderkunst is in Vlaanderen nog niet zoveel gepubliceerd voor het ruime publiek, zodat onderhavige uitgave des te waardevoller is. Het eerste deel zal dan ook voor velen een openbaring zijn; het tweede is eerder technisch van aard en zal vooral voor personen die verantwoordelijkheid dragen over (historische) glasramen, belangrijke informatie geven. Het derde deel - de glasramengids - bespreekt de belangrijkste glasramen her en der in Vlaanderen aanwezig. Dat het hierbij meestal om kerkgebouwen gaat, ligt voor de hand. Maar opvallend is toch dat ook heel wat bedehuizen uit minder of helemaal niet bekende plaatsen beschikken over echt waardevolle glasramen. Behalve een historische schets van het ontstaan van het gebouw worden telkens in detail de aanwezige glasramen besproken. Al deze bijdragen worden met sprekende kleurenfoto's geïllustreerd. Een schitterend boek, letterlijk en figuurlijk. Bestellen kan op rek. nr. 091-2206040-95 van de bovenvermelde dienst. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Herbert Haag e.a.Vrouwen in de Bijbel, uitg. Davidsfonds/Leuven en de Vlaamse Bijbelstichting, 1993, woord vooraf door Prof. Peter Schmidt, geïll. met hoofdzakelijk kleurenillustraties, 335 × 260 mm, 295 blz., gebonden 2.495 fr. - Het Davidsfonds blijft ons verrassen met uitzonderlijk mooie boeken. Zo een uitgave is onderhavig boek. Royaal geïllustreerd en boeiende tekstinhoud. Het boek is een Nederlandse bewerking van ‘Grosse Frauen der Bibel. In Bild und Text’ en behalve het Davidsfonds tekenen ook Lannoo/Tielt, Kok/Kampen en EMB-Service für Verleger/Luzern voor het copyright, wat meteen wijst op een internationale samenwerking. Het boek voert het verhaal van een 30-tal vrouwen die naam verwierven in de bijbel, ten tonele en d.m.v. meer dan 400 vierkleurenillustraties (reprodukties van beeldhouwwerken, schilderijen, fresco's, gravures...) worden ze ook ‘beeldend’ voorgesteld. De reeks gaat van Eva tot Maria, over Sara, Lot, Rachel, Debora, Delila, Ruth, Batseba, koningin Seba, Judith, Suzanna, Elisabeth, Salome, Maria-Magdalena... Vrouwen van diverse afkomst, die in de heilsgeschiedenis van het Godsvolk mijlpalen zijn geweest en die behalve beeldende kunstenaars ook heel wat literatoren en musici hebben aangesproken (o.a. in oratoria en opera's). Maar dit boek is meer dan een mooi uitgegeven kijk- en leesboek geworden. Daar zorgen vooreerst de meditatieteksten (op beige gekleurde pagina's) van Dorothee Sölle voor: zij slaagt erin de vrouwen uit het ‘mannenboek’ dat de bijbel toch hoofdzakelijk is, een eigen en onvervangbare waarde te geven in het gehele bijbelse verhaal. Ook Joe Kirchberger geeft een extra dimensie aan het boek: na iedere behandelde figuur vertelt bij onder de titel ‘Wat de Bijbel niet vertelt’ hoe volkse fantasie en devotie de bijbelverhalen over de vrouwen hebben geïnterpreteerd en overgeleverd en dit zowel in de antieke oudheid, de middeleeuwen als in de moderne literatuur. Deze teksten vormen een ongemeen boeiend aspect van het boek. Door dit boek wordt onze cultuur, waaruit deze vrouwenfiguren niet meer weg te denken zijn, een stuk verduidelijkt en toegankelijker gemaakt. R.D. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• René GirardGod en Geweld, over de oorsprong van mens en cultuur, uitgegeven bij Lannoo en Mimesis, 1993, 155 × 240 mm, 336 blz., 995 fr. - God heeft echt bestaan van Jan Populier; uitgegeven bij Mimesis, Lindenlaan 19, 8700 Tielt, 1993, 120 × 200 mm, 101 blz., 425 fr. Beide | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
boeken samen 1.280 fr. - René Girard (geb. 1923), prof. em. Franse taal, letterkunde en cultuur aan de Stanford University, wordt in Amerika de Einstein van de menswetenschappen genoemd. De geleerde pakt uit met de theorie dat de drijfveren van het menselijke handelen niet in maar buiten de mens liggen. Een mens heeft geen autonoom verlangen. Hij bootst gewoon anderen na, vandaar zijn sleutelterm ‘mimesis’. Een andere fundamentele stelling is die van de zondebok. Niet alleen in kleine groepen maar ook op ruimer maatschappelijk niveau vindt men zondebokken terug: zij zijn het slachtoffer van veel onrechtvaardig geweld, maar zorgen er tegelijk voor dat de vrede in de gemeenschap bewaard blijft. De zondebok kanaliseert het geweld, maar behoedt de samenleving daardoor voor ongecontroleerd geweld. Johan Elsen, Tony De Smul en Joost Verbeke vonden die ideeën te belangrijk om ze onvertaald te laten. Ze zetten de eigen uitgeverij Mimesis op het getouw en brachten nu in samenwerking met Lannoo ‘God en Geweld’ op de markt, een vertaling van Girards basisoeuvre ‘La Violence et le Sacré’. Om de onthullende en verfrissende principes van René Girard tot een ruimer publiek door te laten dringen, publiceert Jan Populier (pseud. van Johan Elsen) een popularisende handleiding. ‘God heeft echt bestaan’ is niet zomaar een afkooksel van het oorspronkelijke werk. Gezien daarin het resultaat schuilt van vele jaren studie en interpretatie, spreekt men liever van een veredeling. In plaats van een herkauwde versie krijgt de lezer op basis van creatief denkwerk een nieuw gegeven, een richtinggevende handleiding. R.A. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
• Commissie Rechtvaardigheid en VredeDe nieuwe volksverhuizingen. Migraties in de wereld, uitg. Davidsfonds/Leuven, 1992, 145 × 210 mm, 166 blz., genaaid 595 fr. - In dit boek heeft de ‘Commissie Rechtvaardigheid en Vrede’ een balans opgemaakt van een kwarteeuw nastreven van haar doelstellingen in een periode van volksverhuizingen, met een bezinning over de taak van de christenen terzake. Dit totaalbeeld toont verrassend aan hoe men vaak met negatief gekleurde stereotypen en vooroordelen is gaan denken over ‘de anderen’ van uit een zelfbeveiligende opstelling en afwentelen van (soms fictieve) schuldgevoelens. Er was een emigratie naar buiten-Europa, een emigreren naar Europa, en een binnen-Europese migratie, om religieuse, politieke of economische redenen. En er zijn de daaraan gebonden langzame psychologische en culturele interactie en verschuiving die over generaties lopen en waaruit het huidig maatschappijbeeld is gegroeid. Het boek bezint zich over de opdracht voor de christenen bij dit fenomeen. Met de oprichting van ‘Justitia et Pax’ en later met de encycliek ‘Populorum Progressio’ heeft Rome er de aandacht op gevestigd en de weg gewezen, en het boek gaat er boeiend en dieper op in: de caritas die ons motiveert tot solidariteit, - de realiteitszin die via nuancen tot voorzichtigheid aanzet, - het relativeren van bodem en ras, met daarin de subjectieve realiteit der volksgemeenschappen, steeds in beweging. Dit overzicht van 25 jaar migratie en alles wat er bij hoort is een uitdaging voor morgen door de confrontatie tussen culturen, het opvangen van spanningen, een dwingende solidariteit, de noodzaak van een begripvol inzicht in wat niet langer alleen op het scherm gebeurt maar ook in onze straat en in onze gevoeligheden. A.V. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ingezonden werk
(lijst afgesloten op 1 augustus '94)
De recensies werden geschreven door:
|
|