Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 43
(1994)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
Brugse drukkers in de 18de eeuw
| |
De oude ateliersVan PeeIgnatius Van Pee († 1700) behoorde tot een familie die al een halve eeuw met drukken bezig was. Na hem kwamen zijn zoons Josse en Jacobus Van Pee (1700 tot ca. 1720) die geen grote activiteit ontplooiden. Ze bleven stadsdrukker. Naast ander geestelijk drukwerk, publiceerden ze in 1701 van de gardiaan van de minderbroeders in Brugge, Gaudentius Van den Kerckhove (Gent 1642-Brugge 1703) een Methodus corrigendi regulares seu praxis criminalis fratribus minoribus. | |
Van der MeulenJoos Van der Meulen (± 1650 - ± 1734) behoort hoofdzakelijk tot de 17de eeuw. Albert Visart heeft niet kunnen uitmaken of het hier om één persoon of om twee opeenvolgende naamdragers ging, gelet op de lange tijdspanne. We hebben het evenmin opgezocht, omdat dit atelier voor de 18de eeuw niet meer relevant is. We vonden alleen nog in 1704 een herdruk van een al in 1686 gepubliceerd boek over het leven van Pater Archangelus Forbes, en in 1720-21 een paar kleine ambachtsdrukwerken. In 1710 verscheen een klein drukwerkje op naam van Martinus Van der Meulen, waarschijnlijk een zoon van Joos. | |
BeernaertsJacob Beernaerts de oude (Brugge 1658-1704) begon als drukker in 1683 en behoort nauwelijks tot de 18de eeuw. Zijn weduwe Theresia Coddesmit († 1717) zette de zaak verder en bleef zoals haar man de drukker voor het Brugse Vrije. Ze werd bijgestaan door hun zoon Michel Beernaerts, die in 1710 als meester-drukker werd aanvaard. Hij stierf wellicht al voor zijn moeder, want er is verder van hem geen sprake meer. In 1717 werd een andere zoon, Jacob Beernaerts de jonge (1693-1753) meester-drukker. Hij drukte hoofdzakelijk voor het bisdom en voor godvruchtige genootschappen. In 1723 drukte (of herdrukte) hij van priester Philippe Jongherijck († 1701) diens dichtbundel Den kind-baerenden man en eenige vermaekelijke liedekens en vanaf 1736 publiceerde hij verschillende volumes met sermoenen en meditaties van de kanselredenaar Adriaan De Cock (Brugge 1674-1742). Vanaf 1742 werd Franciscus Beernaerts († 1762) vennoot van zijn vader. Ze drukten verder voor het bisdom Brugge en voor priesters zoals Donatianus Arents en Ludovicus Berus. Ook in de korte periode dat hij er alleen voor stond, drukte Franciscus Beernaerts veel voor het bisdom, o.m. de jaarlijkse vastenbrieven van bisschop Jan Caïmo (Brussel 1711-Brugge 1775) en allerhande decreten en instructies voor priesters en gelovigen. Zonder datum herdrukte hij het in 1663 verschenen vermakelijk gastronomieboek van kanunnik Peter Croon, Cocus Bonus ofte geestelijcke zinnebeelden ende godvruchtige uytleggingen op alle de gereetschappen van den cock. Na zijn overlijden, nam de weduwe van Franciscus Beernaerts de zaak in handen en zou die bijna veertig jaar, alleszins tot in 1797 leiden. Ze verloor weliswaar het magistraat van het Brugse Vrije dat Van Praet als drukker nam, maar ze bleef verder de vastenbrieven uitgeven van de bisschoppen Caïmo en Felix Brenart (Leuven 1720-Anholt 1794), drukte geregeld de Mechelse catechismus opnieuw en publiceerde jaarlijks het diocesaan Directorium, waarin alle instructies voor de dagelijks te celebreren heiligenfeesten werden opgenomen. Zelfs in volle revolutietijd, minstens tot in 1797 rolde dit boekje jaarlijks van haar persen. Aldus hield het huis Beernaerts het bijna honderdtwintig jaar vol. In het verlengde van de Beernaerts vermelden we ook de Doornikenaar Philippe-Joseph Vincent († 1731), schoonzoon en leerling van Michel Beernaerts. Het was vooral zijn weduwe Johanna Beernaerts († 1769) die de zaak optrok en vanaf 1748 ook zijn zoon Philippe-Joseph Vincent junior. Ze drukten de Mechelse catechismus, maar ook het tweede deel van Peter Croons' Cocus Bonus, op de tafel ende spijzen van een volkomen maeltijd. Elk jaar, en dit minstens vanaf 1750 en tot in 1772 drukten ze de Voornemens n.a.v. de jaarlijkse retraites die de jezuïeten op basis van de geestelijke oefeningen van Sint-Ignatius organiseerden. | |
RooseDe boekhandel Roose startte in 1661 met Pieter Roose († 1678). Na hem kwam zijn weduwe, in 1691 opgevolgd door Pieter Roose junior († 1711). Er is weinig of geen drukwerk van hen bekend. Een andere zoon, Paulus Roose († 1732) werd wél actief drukker. Opnieuw waren het hoofdzakelijk godsdienstige, meestal bescheiden drukken ten behoeve van lokale kloosters of broederschappen. Soms was het omvangrijker werk, zoals het boek over de devotie tot de H. Jozef dat hij voor de paters Ongeschoeide Carmelieten drukte. Bij hem verscheen ook in 1715 een kanjer van 400 blz. over het beroep van landmeter, en een lang gedicht over de kansspelen met kaarten en teerlingen, ‘om den te grooten drift te betoomen’ van de hand van de rederijker en organist Adriaan Vander Brugghe (Brugge 1664-1727). Twee jaar na diens dood, volgde Paulus Roose junior († 1773) zijn vader op. Hij bleef tot aan zijn dood actief, en drukte verder voor godsdienstige confrerieën. In 1751 verscheen bij hem een brochure over een toen heel actueel onderwerp, de verdieping van het kanaal Gent-Brugge, naar aanleiding van | |
[pagina 144]
| |
de aanleg van de Coupure. Ook het atelier Roose hield het dus méér dan een eeuw vol. Hierbij aansluitend vermelden we Johannes De Cock († 1742) die gehuwd was met een dochter van Paulus Roose, en zelfstandig werkte naast zijn schoonbroer Paulus Roose junior. Hij behoorde duidelijk tot de rederijkerswereld, want hij drukte verschillende programma's voor de opvoering van treurspelen en ook in 1741 de Klachtredens, rijmkundig opgestelt over het ongeluckigh afbranden van den weergalozen Hallenthore der stadt Brugghe, door de rederijker Vander Brugghe. | |
Nieuwe drukkers tussen 1700 en 1750Van HeurckFranciscus Van Heurck († 1707) werd als ‘aangespoelde’ niet zonder strubbelingen voor en na, in 1693 als meester-drukker aanvaard. Hij werd a.h.w. de huisdrukker van de minderbroeder Fulgentius Bottens (Kortrijk 1635-Brugge 1717), wiens latere werk hij publiceerde: talrijke godsdienstige werken, sommige in het Latijn, andere uit het Frans vertaald, alles samen een paar duizend bladzijden. Ook herdrukte hij een uitgebreide Ontleding der Fransche spraakkunst van de schoolmeester Jan Vaerman († 1648). Van Heurck werd opgevolgd door zijn weduwe en vanaf 1721 door Franciscus Van Heurck junior, die echter pas in 1735 zijn octrooi aanvroeg en in 1739 overleed. Er is ons geen drukwerk van hem bekend. | |
VerhulstJan-Baptist Verhulst († 1724) die uit Antwerpen kwam, werd in 1708 als meester-drukker aanvaard. Zowel in zijn tijd als in de jaren waarin de drukkerij door zijn weduwe Anna Quarré (1736) werd geleid, blijkt hij vooral voor rederijkers te hebben
Titelpagina met fraaie frontispice van het in 1730 in Brugge gedrukt boek ‘Description historique de Dunkerque’. Brugge, Stadsbibliotheek. (foto: J. Breyne)
Titelpagina met frontispice van de bekende ‘Chronycke van Vlaenderen’, gedrukt bij Andreas Wydts in het begin van de 18de eeuw. Brugge, Stadsbibliotheek. (foto: J. Breyne)
gedrukt, o.m. voor Jan Antoon Labare (Brugge 1695-1748) en voor priester Jean Pierre Van Male (Brugge 1681-Vladslo 1735). | |
Van de CappellePieter Van de Cappelle († 1759) begon zijn drukkersloopbaan in 1703. Tijdens zijn meer dan halve eeuw activiteit was hij zeer produktief. Hij was wellicht de opvolger als drukker van Franciscus Van Heurck, want vanaf 1708 drukte of herdrukte hij talrijke werken van pater Fulgentius Bottens. Ook bij hem ging het dus hoofdzakelijk om religieuze werken. Hij maakte er een specialiteit van de theses theologices van promoverende studenten in de theologie te drukken. Tientallen voorbeelden zijn tot ons gekomen. Hij drukte de Navolging van Christus (366 blz.), een Leven van de H. Antonius van Padua (190 blz.) en een Leven van St. Idesbald (292 blz.) door N. Van Hove. In het Latijn drukte hij het 600 bladzijden tellende Coeleste Palmetum (Het Hemelse psalmenboek), de bestseller van de Duitse jezuïet Wilhelm Nakatenus (1617-1682). Dit werk was toen al honderd jaar oud, maar werd steeds opnieuw zowat overal in Europa herdrukt. Naast andere profane werken, o.m. een Wiskundehandboek door Jan Vaerman, drukte hij van P. Faulconnier († 1735), de grootbaljuw van Duinkerke, een Description historique de Dunkerque in twee boekdelen, met kaarten en tekeningen. Voor deze ambitieuze uitgave werkte hij samen met Andries Wydts. In 1738 drukte hij dan zijn opus magnum, de Jaerboecken derstadt Brugge, een door de Brugse schepen Charles Custis (Brugge 1704-1752) opgestelde historische kroniek aanvangend met Julius Cesar en lopende tot in 1735. | |
WydtsTijdgenoot van Pieter Van de Cappelle, moest Andries Wydts († 1749) niet voor zijn collega onderdoen. In 1710 met drukken begonnen, werd hij weldra gezworen stadsdrukker en | |
[pagina 145]
| |
ook de jezuïeten vertrouwden hem heel wat werk toe. Zo publiceerde hij Sermoenen door Roberto Bellarmin (266 blz.), De geestelijke oefeningen van Ignatius van Loyola, gecommentarieerd door Frans Bauters s.j. (Gent 1672-Brugge 1741), het verhaal van de marteldood van de Brugse missionaris en jezuïet Bartholomeus De Blende (Brugge 1675-Paraguay 1715) en een Berg van Calvarie, vertaling uit het Frans van een werk door de jezuïet Jean Crasset (Dieppe 1618-Parijs 1692). Onder de rederijkersteksten die hij drukte zijn te vermelden Den Vlaamschen Papegaay door H. Van Vijfderlye en van de hand van Jacobus De Ruyter: Het aangenaem Lysterken, Den Vogel Phenix en Het Brabantsch Nachtegaelken. Van de Utrechtse civilist Paul Voet (1619-1667) drukte hij het traktaat De duellis, licitis et illicitis (190 blz.). Zeker vanaf 1736 drukte Wydts jaarlijks de Grooten Brugschen Comptoir Almanach. Zijn belangrijkste publikatie evenwel werd de Cronycke van Vlaanderen, een omvangrijk werk in folio, waarvan deel 1 verscheen in 1726 (540 blz.), deel 2 in 1727 (612 blz.) en delen 3 en 4 in 1736 (1160 blz.). Dit ambitieuse werk, met talrijke gravures verlucht, is waarschijnlijk het mooiste en belangrijkste dat in de 18de eeuw in Brugge werd geproduceerd. Ook nog te vermelden is de voortreffelijke en rijk-geïllustreerde publikatie die de festiviteiten weergaf in 1749 gehouden voor het zesde eeuwfeest van de aankomst in Brugge van de H. Bloedrelikwie. | |
Nieuwe drukkers tussen 1750-1770De ClerckWas Karel De Clerck († 1777) drukker, dan was hij maar karig uitgerust. De paar kleine werkjes die hij uitgaf, o.m. een korte geschiedenis van de relikwie van het H. Kruis in de O.-L.-Vrouwekerk (48 blz.) kon hij bij een ander drukker hebben uitgevoerd. Naar aanleiding van een langdurig proces dat hij tegen Pieter De Sloovere voerde, bleek dat hij een trouwe gebruiker was van de drukkersinstallatie van laatstgenoemde. Zo vaak gebeurde dit, dat hiervoor in een apart boekje de afrekening werd bijgehouden. Zo drukte hij er o.m. de aankondigingen of ‘bellebrieven’ van de Brugse stokhouders. Wél was er één specialiteit die Karel De Clerck aankon, het afdrukken van koperplaten. Zo komt het dat hij in 1751 en in 1762 de herdruk uitvoerde van het stadsplan van Marcus Gerards, voor rekening van Pieter De SloovereGa naar eindnoot2. | |
MacquéDe niet-Bruggeling Jan-Baptist Macqué begon zijn drukkersactiviteiten in 1746 en werd opgevolgd door zijn zoon Jan-Baptist Macqué junior. Nog in 1784 werd door diens weduwe verder gedrukt. Ook hier weer bijna niets anders dan religieuze litteratuur. Een zoveelste herdruk van Nakatenus' Coeleste Palmetum, levensbeschrijvingen van de H. Johannes Nepomucenus, van de H. Antonius van Padua, van de martelaar Adrianus en van de H. Nikolaas van Tolentino. Macqué drukte minstens ook drie volumes met sermoenen door Antoon Hennequin (1711-1797). Ten slotte had hij ook zijn jaarlijkse almanak, De Almanach ofte sterreradinge door Lucas Van Brugge. | |
De SlooverePieter De Sloovere (Gent 1712-Brugge 1767) werd in 1737 als vreemdeling opgenomen in het librariërsgildGa naar eindnoot3. Voor 1749 bleef hij vooral boekhandelaar en boekbinder en het is pas na het verdwijnen van Andries Wydts dat hij actief drukker werd. Hij nam uit Wydts' nalatenschap o.m. het octrooi voor de Grooten Brugschen Comptoir Almanach over en werd stadsdrukker. Hij gaf voortaan ook de vele praktische rekenkundige conversiehandboekjes uit, die oorspronkelijk van de hand van koopman Donaes Van den Bogaerde waren en vanaf 1650 waren gedrukt, eerst door de drukker Van Pee, en nadien door Wydts. Zoals bij alle drukkers was ook hier weer het religieus drukwerk de hoofdbrok. Veel hiervan had betrekking op lokale devoties: de biografie van de zalige Idesbaldus door Nivardus Van Hove, de Broederschap van de Goede Dood door Frans Bauters s.i., de devotie tot O.-L.-Vrouw van Spermalie, het miraculeus beeld van O.-L.-Vrouw van de Potterie door Philippe Taisne, enz. Onder de curiosa vermelden we van De Sloovere in 1766 een pamflet van architect Hendrik Pulincx, gericht tegen zijn zoon, waarvan de oplage, op één exemplaar na op bevel van het stadsmagistraat werd vernietigdGa naar eindnoot4. | |
Nieuwe drukkers vanaf 1760 tot 1800De SloovereMartinus De Sloovere (Gent ± 1720 - Brugge 1800), jongere broer of halfbroer van Pieter De Sloovere vestigde zich in 1759 in de KuipersstraatGa naar eindnoot5. Onder de weer talrijke geestelijke werken is een vertaling te vermelden van de Franse ascetische schrijver Michel Marin (1697-1767), Virginie ofte de Christelijke Maegd (600 blz.) De Sloovere drukte ook voor de paters Discalsen en Augustijnen. In 1762 drukte hij Sidrach, Mirach ende Abderago, een treurspel opgevoerd door de studenten van het jezuïetencollege. Als curiosum is de Nederlandse vertaling te vermelden van een traktaat van de Leuvense geneesheer Henri Rega (1690-1754) over hoe men Door de bezigtinge der pis den aert der siekten kan onderscheiden (72 blz.). De Sloovere had ook zijn eigen almanak, Den Nieuwen vermaekelijken Brugschen almanack. Na 1780 en tot ca. 1795 drukte hij nog uitsluitend gelegenheidsdrukwerk. | |
LacroixMacarius Lacroix (1753-1792) vestigde zich als drukker in 1778. Na zijn dood werkte zijn weduwe nog een paar jaar door. Behalve een Leven van de H. Godelieve, liet dit atelier vooral gelegenheidsdrukwerk na. | |
Van PraetNa 1760 en tot op het einde van de 18e eeuw zal de Brugse drukkerswereld gedomineerd worden door het kwartet Joseph Van Praet, Cornelius De Moor, Joseph De Busscher en Joseph Bogaert. Joseph Van Praet (1724-1792) was zoon van een lakenhandelaarGa naar eindnoot6. Hij bleef zelf dit beroep uitoefenen, eerst met zijn moeder en na haar dood in 1749 als zelfstandige. Vanaf 1762, | |
[pagina 146]
| |
niet zonder enkele problemen met het librariërsgild, vestigde hij zich als boekhandelaar en drukker. De boekhandel werd actief georganiseerd, en bood ongeveer alle werken aan die op de internationale markt te vinden waren. Van Praet ondersteunde zijn fonds met de publikatie van folders en brochures. Weldra was hij ook erkend schatter van boeken en trad hij op bij het evalueren van bibliotheken in sterfhuizen. Tientallen catalogi van door hem georganiseerde openbare boekenveilingen werden in zijn drukkerij geproduceerd. Ten onrechte evenwel heeft P. Bergmans drukker Van Praet beschreven als hoofdzakelijk drukker van klein gelegenheidsdrukwerk. Dat was hij natuurlijk ook, zoals alle drukkers uit die tijd, maar vooral in zijn beginjaren was Van Praet een heel actief drukker en uitgever van meer ambitieus werk. In tegenstelling tot wat hij vooropgesteld had, namelijk dat hij zich zou toeleggen op piraatdrukken van Franse uitgaven, waren het vooral Nederlandstalige boeken, in hoofdzaak religieuze werken, die van zijn persen kwamen. Alleen al in de eerste paar jaren van zijn drukkersactiviteiten publiceerde hij de biografie van Agnès de Saint Amoré, de vierige novice (560 blz.) en negen boekdelen, elk méér dan 400 bladzijden, met de sermoenen van de Brugse kanunnik Petrus Massemin (1664-1742). Opmerkelijke publikaties uit de drukkerij van Joseph Van Praet zijn: de tweede en bijgewerkte uitgave van Charles Custis' Jaerboeken der stadt Brugge in 1765 (1626 bladzijden in drie boekdelen); de geschiedenis, door Van Praet zelf geschreven, van de schuttersgilde waar hij jaren lang regisseur was, Jaerboek der Keyzerlijke ende Koninglijke Hoofdgilde van den Edelen Ridder Sint-Joris in den Oudenhove binnen de stad Brugge in 1786, en vanaf 1765 de jaarlijkse almanak Generalen Staet 's Lands van den Vrijen, die met bibliofiele elegantie werd gedrukt en ingebonden. Joseph Van Praet had duidelijk de geschikte relaties om drukker voor de overheid te worden. Bijna onmiddellijk na 1762 werd hij officiële drukker van het Brugse Vrije en in 1767 werd hij ook de drukker van het Brugs stadsbestuur. Honderden ‘plakkaten’, onderrichtingen en brochures rolden van zijn persen voor de beide overheidsinstanties. In de revolutietijd vanaf 1787 is het niet duidelijk of Van Praet zelf een uitgesproken mening had: hij drukte voor uiteenlopende of zelfs tegenstrijdige kampen. Na zijn dood in volle revolutietijd (20 januari 1792) werden de drukkerij en de boekhandel geleid door zijn weduwe. Bij haar overlijden in 1808 werden huis en inboedel openbaar verkocht. Noch de drie zoons, noch de twee dochters namen de opvolging op zich. | |
De MoorCornelius De Moor († 1799) vestigde zich vanaf 1764 in de Philipstockstraat in ‘de Naam Jesus’. Zoals alle andere Brugse drukkers was hij hoofdzakelijk bezig met religieus werk. Volgens A. Visart was zijn produktie ‘abondante mais médiocre’. Hij drukte inderdaad veel kleinwerk, o.m. herderlijke brieven en vastenbrieven van bisschop Brenart, en allerhande kleine werkjes bij jubilea of feestelijkheden, zoals bv. ter gelegenheid van de blijde intreden van primus Beyts en van schilder Jozef Suvée. Visart onderschatte evenwel De Moor, die ook heel wat voortreffelijke en omvangrijke boekwerken drukte, zo o.m. twee levensverhalen van de heilige Benoît Labre, een biografie van de heilige Alfonsus van Ligori (360 blz.) en de heilige Godelieve, drie stevige volumes sermoenen van de Franse jezuïet Girard en een Spiegel voor christen ouders (290 en 530 blz.). De Moor drukte ook in het Engels voor de zusters van het Engels Klooster, o.m. hun Daily exercices en het boek van priorin Lucy Herbert of Powis, Several excellent methods of hearing Mass (204 blz.). Maar De Moor drukte ook profaan werk. In 1779 gaf hij in het Latijn de Pandectes van burgerlijk recht door Patrice Beaucourt de Noortvelde (440 blz.) uit, en een Verplichtingen van de kinderen in verbintenisse tot de ouders (430 blz.). In 1790 drukte hij het opmerkelijke Traité de la souveraineté van de Brugse politicus Philippe Veranneman de Watervliet (1762-1815)Ga naar eindnoot7. Ook nog te vermelden is het Examen der landmeters (328 blz.) van de hand van de Brugse landmeter Pieter Gilliodts (1721-1798)Ga naar eindnoot8. Zoals zijn collega 's publiceerde De Moor ook jaarlijks een almanak, eerst de Vermakelijken Brugschen Almanack en vanaf 1785 de Nieuwen Brugschen Almanack door Jan Van Vlaanderen. Cornelius De Moor, over wie tot hiertoe nog niets werd gepubliceerd, in tegenstelling tot zijn collega's Bogaert, Van Praet en De Busscher, was nochtans niet hun mindere en verdient zeker niet de laatdunkende appreciatie die Visart over hem had. | |
De BusscherJoseph De Busscher (Brugge 1741-1824) werd drukker-uitgever in 1770, door zijn huwelijk met Anna Van der Piet, de weduwe van drukker Pieter De Sloovere. Zijn activiteiten waren - behalve het overheidsdrukwerk - zeer gelijklopend met die van Van Praet. Ook hij drukte een aantal boeken in het Nederlands, waaronder de talrijke volumes met sermoenen van de priesters Petrus Valcke (7 delen), Ignatius De Vloo (12 delen) en Prosper Florizoone (6 delen). Hij drukte Brugs werk, zoals de historische geschriften van Patrice Beaucourt de Noortvelde en de genealogische studies van Charles De Croeser. In de lijn van zijn voorgangers Andries Wydts en Pieter De Sloovere drukte hij jaarlijks de Groote Brugsche Comptoir Almanack, alsook de talrijke ‘tarief’- of ‘reductie’-boekjes die terug gingen op Donaes Van den Bogaerde. Ook net als Van Praet was hij actief als boekhandelaar, als schatter van bibliotheken bij nalatenschappen en als openbaar verkoper van boekenverzamelingen. Hij bleef deze activiteiten ook nog na 1796 voortzetten, jaar waarin hij de drukkerij overliet aan zijn zoon Willem De Busscher-MarlierGa naar eindnoot9. | |
BogaertJoseph Bogaert (Brugge 1752-1820) kwam zich, na enkele jaren drukkersactiviteit in Brussel, kort na 1780 en ten laatste in 1783 in Brugge vestigen. Bogaert heeft vooral zijn plaats in de Brugse geschiedenis veroverd als uitgever van kranten. In 1784-85 was dit het spectatoriaal weekblad De Rapsodisten, in 1792-93 Het Vaderlandsch Nieuwsblad en vanaf 1795 De | |
[pagina 147]
| |
Brugsche Gazette, waarvan het thans nog bestaande Brugsch Handelsblad de rechtstreekse opvolger is. Joseph Bogaert speelde een niet onbelangrijke rol in Brugge als steunpilaar van de Rederijkerskamer van het H.-Kruis en als rederijkerdichter, als organisator van een Litterair Cabinet, als standvastig ijveraar voor de Nederlandse taal en ten slotte als belangrijk kunstverzamelaar. In tegenstelling tot zijn confraters Van Praet, De Busscher en De Moor drukte Bogaert weinig boeken. Het belangrijkste werk dat bij hem verscheen was Beaucourt de Noortveldes Jaerboeken van den lande van den Vrijen in 1785. Bogaert drukte wél heel wat kleinere boekwerken en brochures geschreven door zijn vrienden Bernardus Detert, Pieter Alleweireldt en J.B. Versluys, evenals verschillende boeken over medische onderwerpen van de hand van dokter F.A. Van Zandycke. Vooral in de Franse tijd, nadat de drukkerij Van Praet in ongenade gevallen was, werd heel wat overheidsdrukwerk aan Bogaert toevertrouwd. Hij bleef zijn drukkerij besturen tot aan zijn dood. Zijn jongere zoon Jan Frans Bogaert-Verhaeghe volgde hem op, terwijl de oudste zoon vanaf 1805 zijn eigen drukkerij-uitgeverij uitbaatte onder de naam Daniel Bogaert-Dumortier. Wat later dan zijn collega's, maar toch minstens vanaf 1789, publiceerde Joseph Bogaert ook zijn eigen jaarlijkse almanak, waarin niet onaardige lichtvoetige verzen voorkomen, die wellicht door hem zelf geschreven warenGa naar eindnoot10. | |
Nog nieuwe drukkers voor de eeuwwisselingFollet en ParrainRespectievelijk in 1775 en 1776 vestigden de schoonbroers Petrus Follet en Pieter Parrain zich als drukkers. Van Follet, die minstens tot 1807 actief bleef, zijn slechts enkele kleine
Titelpagina van het bekende boek ‘Description historique de l'église collegiale et paroissiale de Notre Dame à Bruges’ door P. Beaucourt de Noortvelde. Het boek werd gedrukt bij Jozef de Busscher in 1773. Merkwaardig aan dit exemplaar is het feit dat het opgedragen is aan keizer Jozef II (zie geschreven tekst op de titelpagina). Brugge, Privéverzameling. (Foto: J. Breyne)
godsdienstige gelegenheidsdrukjes bekend. Parrain was wat actiever en drukte o.m. in 1789 een zoveelste uitgave van de Mechelse catechismus, maar voor de rest bleef zijn drukkkersactiviteit toch ook meestal beperkt tot gelegenheidsdrukwerk. Hij gaf ook een Nieuwen almanach of zakregister uit. Zijn zaak bestond nog in 1807 en werd verder gezet tot in 1860 door zijn dochter Thérèse en haar man Emmanuel Teirlinck. | |
Van EeckFrans Van Eeck vestigde zich als drukker rond 1787 en gaf in dit jaar al onmiddellijk een kanjer van een werk uit, de vertaling van de kerkgeschiedenis in tien delen van de hand van Fleury (1640-1723). Ook gaf hij de sermoenen van Massillon in 3 delen uit. In de revolutietijd behoorde hij duidelijk tot de traditionalistische vleugel en publiceerde o.m. heel wat drukwerk bestemd voor de Franse uitgewekenen. Voor het overige waren het ook hoofdzakelijk religieuze werken die van zijn persen rolden, zoals in 1790 Afbeeldsel van een deugdzamen mensch, een biografie van Theresia van Jesus (in 1787) en van Spelman een Historie der heiligschennissen (1790). Van een abbé Ghesquière drukte hij Kort begrip der oude constitutie der Nederlandsche provincies (1790) en in twee delen een Onderwijs der werklieden, dienstboden, enz. (1794). Het laatste van hem gevonden drukwerk dateert van 1795. | |
Van HeseToen hij in 1787 met drukken begon, conformeerde Franciscus Van Hese zich aan wat gewoonlijk van de Brugse persen rolde. Het werd een biografie van de H. Theresia van Avila. Hij werd de drukker van de Brugse keizersgezinden en werd voor het publiceren van een antipatriotten pamflet in 1790 beboet. Hij was ook de drukker, samen met Joseph Bogaert, van de autobiografie in drie delen van de ex-capucijn Pieter Vervisch (Moorslede 1749 - Parijs 1793) en waarschijnlijk ook van het pamfletaire Legende aurea in 1791 geschreven en gepubliceerd door zijn broer priester Jan Van Hese (Brugge 1757-1802). In 1792 drukte hij nog een Latijns werk en in 1800 stopte hij zijn werkzaamhedenGa naar eindnoot11. | |
Een evaluatieDe 18de-eeuwse Brugse drukkers waren relatief talrijk. Het geproduceerde drukwerk was omvangrijk. Baanbrekend was het niet. Bij het inventariseren zou de overgrote meerderheid van de produktie onder te brengen zijn in twee categorieën: het ambtelijk drukwerk en de religieuze werken. Het ambtelijk drukwerk, afkomstig in de eerste plaats van de besturen van Brugge en van het Brugse Vrije bestond hoofdzakelijk uit eerder bescheiden documenten die meestal op heel beperkte oplage werden geproduceerd. Vooral vanaf 1787 zouden de opeenvolgende regimes voor een niet eerder gekende inflatie van ambtelijke stukken zorgen. Het religieuze drukwerk bestond al evenzeer uit een grote hoeveelheid ‘klein’ drukwerk: vastenbrieven, huldedichten | |
[pagina 148]
| |
bij jubilea of priesterwijdingen, gebeden voor octaven en feestdagen of ten gerieve van broederschappen, thesissen voor het behalen van een graad in de theologie, enz. Het leeuweaandeel van de in Brugge gedrukte boeken was van religieuze aard. Vaak was het werk dat gepatroneerd werd door één van de in Brugge gevestigde kloosterorden. De heiligenlevens waren hierbij talrijk, maar vooral werden duizenden bladzijden gewijd aan de publikatie van sermoenen. Ongeveer ieder drukker had zo zijn ‘bestsellers’, met sermoenen hetzij van grote Franse predikanten in vertaling, hetzij van lokale kanselredenaars. Het overige drukwerk is niet zo talrijk. Enkele geschiedkundige werken, een paar rederijkersprodukten, enkele pedagogische boeken of schoolboeken, een zeldzaam ‘curiosum’ zoals de ‘Cocus Bonus’. Dat er geen literaire produktie was, volgt onvermijdelijk uit het feit dat Brugge in die periode geen centrum van literaire en intellectuele activiteit was. De overgrote massa van het geleverde drukwerk was in de volkstaal. De Brugse drukkers hadden evenwel geen problemen om ook in het Frans, het Latijn of het Engels te publiceren. Wat de kwaliteit betreft, kan men spreken van een behoorlijke, maar bescheiden en zeker niet vernieuwende produktie. Het ging in grote mate om boeken van eerder klein formaat - in 8o en in 16o -, zelden om in 4o of folio. De hoogtepunten hierbij waren Andries Wydts' Cronycke van Vlaanderen, Pieter Van de Cappelles Description historique de Dunkerque en Pieter De Slooveres Beschrijvinge van den Proosse. Een aantal werken waren geïllustreerd, maar het is niet zo zeker dat de prenten altijd in Brugge zelf werden gedrukt. Men kon dit in Brussel of in Gent bij gespecialiseerde gravuredrukkers laten uitvoeren. Karel De Clerck herdrukte het panoramisch plan van Brugge door Marcus Gerards, maar hiervoor gebruikte hij de originele platen uit 1562. Veel Brugse drukkers gaven een jaarlijkse almanak uit. Het leek wel een noodzaak te zijn om in hun boekhandel een eigen almanak aan hun klanten te kunnen aanbieden. Sommige van die almanakken waren eerder slordige uitgaven, maar o.m. Van Praet en De Busscher maakten er verzorgde en voortreffelijk ingebonden bibliofiele uitgaven van. De basis van een drukkersatelier bestond vaak uit één of andere vaste klant. De voornaamsten waren de stad Brugge en het Brugse Vrije. Dat hij vanaf 1765 voor beiden als ‘gezworen drukker’ optrad, maakte van Joseph Van Praet de meest bezige onder de Brugse drukkers. Ook het bisdom, de verschillende kloosters en kloosterscholen, de ambachten, neringen, rederijkersgilden, enz. hadden hun vaste drukker. Bij het overdragen van een drukkersatelier aan een opvolger, behoorde het vaste drukwerk voor één of andere instantie a.h.w. tot het handelsfonds. Ongeveer alle uitgaven verschenen met keizerlijk octrooi en de meeste, zelfs profane werken, met het bisschoppelijk imprimatur. Alleen in de revolutietijd, tegen het einde van de eeuw, waagden sommige drukkers zich aan niet-vergunde uitgaven die hetzij tegen de clerus, hetzij tegen het keizerlijk gezag waren gericht. In het uitgeven van nieuwsbladen was men in Brugge weinig actief: de exclusieve octrooien aan Gentse drukkers verleend vormden een hinder. Alleen Bogaert zou hierin initiatief nemen, eerst in 1785 met De Rapsodisten en daarna in de revolutietijd met zijn Vaderlandsch Nieuwsblad en vanaf 1795 met zijn Gazette van Brugge.
De eindconclusie kan dan ook zijn dat de Brugse drukkers in de 18de eeuw zorgden voor een ruime produktie van vooral braaf en conservatief drukwerk dat zowel naar vorm als naar inhoud weinig of geen vernieuwing inhield. Dit betekent niet dat er in Brugge een intellectueel vacuüm zou geheerst hebben. Naast hun drukkerij hadden de meeste leden van het boekdrukkersgild ook een boekhandel. Zowel de catalogi die ze voor de promotie van hun boekenfonds drukten als de inhoud van geveilde privébibliotheken tonen duidelijk aan dat er in Brugge een intellectuele bovenlaag aanwezig was die zich interesseerde voor alles wat er in Europa op de boekenmarkt kwam. Dat het om controversiële werken ging, dat het zelfs vaak werken betrof die op de index van de verboden boeken waren geplaatst, bleek allerminst een hinder te zijn, zelfs niet voor de leden van de clerus. Wat in Brugge gedrukt werd, gaf dan ook niet het volledig beeld van wat er door de intellectuele klasse gekocht en gelezen werd. Naast het drukken van de plaatselijke produktie, vervulden de 18de-eeuwse Brugse drukkers dan ook een belangrijke rol als distributeurs van wat zowat overal - en voornamelijk in Frankrijk en in Holland - het licht zag. |
|