van Baersdorp, Joost de Damhoudere en Jacob de Meyere op zijn persen te hebben gelegd: politieke, medische, historische en juridische teksten in het Latijn.
Vooreerst is daar natuurlijk Vives. De Spaanse humanist en pedagoog Juan-Luis Vives vond hier in Brugge de rust om te schrijven en in de geborgenheid van de Spaanse koopliedennatie probeerde hij zijn gemiste carrière te vergeten. In opdracht van het Brugse stadsbestuur had hij in 1526 met De subventione pauperum een blauwdruk voor de hervorming van de stedelijke armenzorg afgeleverd. Dit moest door een stedelijke boekdrukker worden gedrukt, door Hubert de Croock dus, maar Vives haastte zich om zich bij zijn vrienden te verontschuldigen over de bedenkelijke kwaliteit en de vele zet- en andere fouten.
Met Vives’ De Europae dissidiis - een politiek traktaatje - liep het weer verkeerd. Een gedeelte van de oplage werd met in het oog springende zetfout op de titelpagina de wereld ingestuurd. Voor Vives moet het een opluchting zijn geweest dat zijn werk vooral bij goed onderlegde humanistische drukkers in Antwerpen, Bazel en andere Europese centra werd gedrukt en herdrukt.
Jacob de Meyere uit Belle die in Parijs de drukkerij van Joost Bade, het topatelier van de humanisten in die tijd, had zien werken was een verwittigd man, toen ook hij met zijn werk naar De Croock stapte. Hij stond dan ook met zijn neus op De Croocks drukpers, terwijl de drukker zijn Flandricarum rerum tomi X aan het drukken was. Vandaar dat het boekje met een laatste pagina errata werd afgesloten. Een laatste drukfout die de kritische auteur over het hoofd zag, werd nog in aller ijl in alle exemplaren met de hand gecorrigeerd.
Bij Hubert de Croock werden dus tussen 1526 en 1544 enkele humanistische werken gedrukt en daartoe had de drukker zijn lettertypes uitgebreid met een Romeins type, de humanistenletter bij uitstek. Op die manier introduceerde hij de romeinletter in Brugge.
Rijk zal hij er in elk geval niet mee geworden zijn: de kleine helft van zijn uitgaven drukte hij trouwens in opdracht van enkele uitgevers: een Rijselse boekhandelaar die zijn bestellingen nadien in Gent plaatste en de Brugse boekondernemers Pauwels van Vaerdebeke en Simon Vermeulen.
En drukte Hubert de Croock dan toch een veelbelovende titel voor eigen rekening, dan was daar de Antwerpse concurrentie. Zo bracht, nog in het zelfde jaar van de Brugse druk van Meyerus’ Res flandricae, de grote Antwerpse drukker Willem Vorsterman een nadruk uit, een piratendruk die zelfs geen rekening hield met de verbeteringen. We kunnen ons best voorstellen dat het goed werkende Antwerpse distrubitiesysteem De Croocks boekje volledig uit de markt zal geconcurreerd hebben. Jacob de Meyere vertrouwde alvast niet langer teksten toe aan Brugse drukkers.
Zo erg was dat nu ook weer niet, want het lijkt erop dat het drukken van boeken slechts bijkomstig was. Op basis van de bekende gegevens ramen we dat de Croock tijdens zijn 22-jarige loopbaan 250.000 bladen, dus 5000 riem papier verwerkte. Een boekdrukatelier met een pers die alle werkdagen draaide en dus kon beschikken over zetters, een inkter en een man aan de pers kon die hoeveelheid makkelijk in anderhalf jaar aan. Hubert de Croock deed daar 22 jaar over: zijn atelier moeten we ons dan ook voorstellen als een eenmansbedrijfje, waar de drukker alles zelf deed, en nu en dan werd bijgesprongen door enkele leerjongens. Op het einde van zijn carrière liet hij het werk trouwens over aan zijn meesterknaap.
Het is dus duidelijk dat De Croock zijn brood niet alleen met het boekdrukken verdiende. Hij was zeker even belangrijk als ontwerper, uitvoerder en drukker van houtsneden, als figuersnijdere dus, zoals hij zich zelf trouwens graag noemde. De meeste houtsneden die de titelpagina's van zijn boeken sieren, waren trouwens van zijn hand. Verder leverde hij ook veel éénbladdrukken met houtsnedeversiering en verhandelde hij houtblokken. De verdienste van de Croock is verder dat hij in zijn atelier een aantal jongeren, wezen die door de Brugse armenschool bij hem werden geplaatst, als drukker heeft opgeleid. Een drietal van hen hebben met wisselend succes gepoogd het drukkersberoep zelfstandig in Brugge uit te oefenen.
Vooreerst waren dat Robert Wouters en Erasmus vander Eecken die tot 1544 in de leer waren in De Synagoge in de Peerdenstraat. Onder de leuze samen doen we het beter sloegen beide jonge drukkers de handen in elkaar en startten nog in hetzelfde jaar 1544 met een eigen boekhandel en drukatelier in de Sint-Jacobsstraat. Het was een onderneming die wel verwachtingen wekte en het Brugse stadsbestuur zorgde voor een substantiële startpremie.
Het leek er aanvankelijk op dat deze jonge onderneming zich inderdaad waar zou maken: ze verwierven onmiddellijk voor hun boekhandel het monopolie om in Brugge en omgeving de nieuwste muntordonnantie te verkopen en het eerste boek dat van de persen rolde was een mooi ogend humanistisch drukje dat zich midden in het Brugse humanistisch milieu plaatst: Neolatijnse poëzie van Stephan Comes, uitgegeven door Antoon van Schoonhoven, met veel bijzonderheden over het Brugse humanistenmilieu.
Maar na twee jaar verhuisden beide drukkers naar Gent waar de zaken goed gingen, maar het vennootschap uit elkaar viel. Erasmus van der Eecken keerde terug naar Brugge, kwam in een onverkwikkelijke zaak met ketterse boeken terecht en overleed totaal berooid in 1554.