Denkend aan ‘Het Lijsternest’
Fragmenten uit een interview met Ludo en Leentje Simons-Vandemeulebroecke
Stijn Streuvels woonde van 1905 tot aan zijn dood in ‘Het Lijsternest’. In januari 1977 werd het door de Provincie West-Vlaanderen aangekocht; nadien werd het een museum. In een interview, destijds uitgezonden door BRTN-3, vertelde Leentje Vandemeulebroecke, kleindochter van Streuvels en intussen bekend als dichteres Jo Gisekin, herinneringen aan het Lijsternest, aan Streuvels; uiteraard werd door haar en haar man Ludo Simons eveneens aandacht besteed aan het werk van Streuvels, z'n taal, en daarbij hoorden ook enkele wenken voor een eerste of een eventueel hernieuwde kennismaking met dat werk. De volgende regels zijn een verwerking van de interview-teksten:
‘Mijn herinneringen gaan vrij ver terug, want toen grootvader stierf was ik 27. En wij kwamen vaak in het Lijsternest, praktisch elke week. Het was een zeer gezellig huis, met die veranda voor en dan de grote kamer, de beste kamer, die uiteraard alleen maar gebruikt werd op zeer grote gelegenheden. De gewone ontvangstkamer was de veranda en dan de zitkamer. Het was er zeer gezellig, ook om alles wat er aan de muren hing, om de atmosfeer van boeken, van een lekkere sigaar die er gerookt werd. Streuvels en zijn vrouw waren gezellige mensen.
Dat het Lijsternest een museum geworden is vind ik wel goed, omdat op die manier het huis in zijn geheel bewaard is gebleven, op een paar kleinigheden na. Er zijn schilderijtjes weg, er zijn persoonlijke zaken van Streuvels weg: de familie had uiteraard graag enkele van die persoonlijke stukken. En toch... zo prettig vind ik het voor ons, afstammelingen, ook weer niet, want nu is het publiek domein geworden. Iedereen loopt waar ik gelopen heb, iedereen ziet wat ik in mijn handen gehad heb. Als ik er zo aan denk, vind ik het een beetje jammer dat het niet in onze familie gebleven is. Ten slotte zou ik er zelf zeer graag zijn gaan wonen. We hebben daar ook een ogenblik over nagedacht, precies omdat ik het zo'n prettig huis vond, gebouwd door de grote architect Viérin. Sedert het museum is geworden ben ik er vaak terug geweest, ook met de kinderen. Telkens beroert het mij een beetje emotioneel, want het Lijsternest is niet meer wat het vroeger was. De gezelligheid is er niet meer, de twee mensen die precies het Lijsternest ziel gaven zijn er verdwenen.
Literatuur was beslist geen dagelijks onderwerp van gesprek op het Lijsternest. Toen Streuvels gehoord had dat ik verzen had geschreven, kreeg ik daar prompt een brief over. En verder is al wat moest gezegd worden over literatuur eigenlijk per brief gegaan. In het gewone verkeer werd er over literatuur niet gesproken. Als hij me iets te zeggen had, of mij een boek te geven had dat ik beslist moest lezen, dan nam hij mij mee naar zijn werkkamer en dan ondervroeg hij me ook weleens over mijn werk. Maar over zijn werk heeft hij zich eigenlijk nooit uitgelaten, tenzij ik hem specifieke vragen stelde. Ik denk dat het in de eerste plaats een hebbelijkheid van de familie Lateur-Gezelle was dat men over zijn eigen diepste gevoelens niet sprak. Dus ook niet over hetgeen men aan het creëren was. Ik sprak daar niet over, hij sprak daar zéker niet over in de familiekring.
En iedereen weet dat Streuvels wars was van alle officieel gedoe. Er is ooit dat voorstel geweest, dat de koning hem baron zou maken. Streuvels heeft daarvoor bedankt. Hij heeft ons daarover ook weleens gesproken en toen zei hij: “Ik kan mij toch niet permitteren dat ik als gewone landman door mijn dorp loop en dat de mensen zeggen: Kijk, daar komt de baron!”
De buitenwereld had van Streuvels de indruk van een gesloten, eigenzinnig, wat stug man. Misschien was dat inderdaad wel een beetje zo. Maar wij kenden zijn karakter zeer goed: hij was iemand die op zichzelf, inderdaad dus een gesloten man was. Maar ik heb daar toch heel andere ervaringen mee. Het was iemand die in familie bijzonder gezellig was. Die bij middagmalen de hele familie rond zich schaarde en het gesprek toon gaf en vroeg als er iemand in een hoekje zat: Waarom praat jij niet mee? Het was iemand die erg veel van gezelligheid hield, en als er een vreemde daar binnenkwam die ook een beetje stug was, ja dan was het langs de twee kanten een beetje moeilijk. Maar men moest op de eerste plaats tonen dat men niet bang was en, wat zeer belangrijk was bij mijn grootvader, men moest stijl hebben.
En dan: het werk van Streuvels. Ik heb alles, van de eerste letter tot de laatste mag ik wel zeggen, minstens vier keer gelezen. Ik had immers de opdracht gekregen, het volledig werk van Streuvels in nieuwe spelling om te zetten. Vandaar dat ik het ook goed ken en ik heb het zeer geapprecieerd.’
Het werk van Streuvels karakteriseerde Ludo Simons in het interview aldus:
‘De belangrijkste thema's in het werk van Streuvels zijn de thema's die in alle grote literatuur voorkomen. Dat wil zeggen de eeuwige waarden en de eeuwige momenten van leven, van dood, van liefde, van strijd tussen de geslachten, van erfelijkheid,
Het salon van ‘Het Lijsternest’ met de Leuvense kachel, waarvan Stijn Streuvels nooit afscheid heeft willen nemen. (verzameling: Bibliotheek Dienst voor Cultuur v.d. Provincie West-Vlaanderen)